ECLI:NL:TADRSHE:2016:183 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-1050/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2016:183
Datum uitspraak: 22-11-2016
Datum publicatie: 25-11-2016
Zaaknummer(s): 16-1050/DB/ZWB
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: NIet gebleken dat verweerder advisering en bijstand ondermaats was, noch dat hij heeft samengespannen met de wederpartij. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 22 november 2016

in de zaak 16-1050/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 14 november 2016 met kenmerk 48/15/069K, door de raad ontvangen op 15 november 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1      Verweerder heeft klagers vanaf 1998 bijgestaan in diverse bestuursrechtelijke procedures bij de Raad van State betreffende de (agrarische) bestemming op het naast de woning van klagers gelegen perceel, alsmede de omvang van het bouwblok. Bij beslissing van 13 november 2013 heeft de Raad van State de vordering van klagers tot verkleining van het bouwblok afgewezen. Verweerder heeft klagers ook tijdens deze procedure bijgestaan.

1.2      Verweerder heeft bij brief van 16 april 2014 aan de gemeente X verzocht om de bij besluit van 1 augustus 1995 aan de buren van klagers verleende en bij besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak onherroepelijk geworden vergunning voor het houden van vee (schapen en stieren) in te trekken. De omgevingsdienst Midden- en West-Brabant heeft verweerder bij brief van 3 juli 2014 bericht dat de vergunning van 1 augustus 1995 door de inwerkingtreding van het Besluit landbouw milieubeheer op 6 december 2006 van rechtswege is komen te vervallen en is gaan gelden als zijnde een melding in het kader van voormeld besluit. Voorts is aan verweerder bericht dat niet kan worden ingegaan op het verzoek van verweerder omdat er geen milieuvergunning meer rust op de locatie en een melding niet kan worden ingetrokken.

1.3      Verweerder heeft klagers bij brief van 1 juni 2015 bericht dat hij geen juridische aanknopingspunten zag, en dat het zelfs nadelig voor klagers zou kunnen uitwerken, om te reageren op de ter inzage legging van het startdocument en het voornemen om een milieueffectrapport inclusief passende beoordeling van de Natuurbeschermingswet op te stellen. Verweerder heeft klagers geadviseerd nauwlettend in de gaten te houden of er een (voor)ontwerpbestemmingsplan, dat juridisch wel relevant was, ter inzage kwam te liggen.

1.4      Klagers hebben zich bij brief van 8 januari 2016 bij de deken beklaagd over verweerder.

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a.    verweerder de belangen van klagers tijdens de procedure bij de Raad van State niet goed heeft behandeld; ter zitting heeft verweerder het standpunt van klagers onvoldoende verwoord;

b.    verweerder geen tijd heeft gemaakt om de stukken voor de zitting bij de Raad van State door te nemen. Verweerder heeft de stukken pas in de autorit onderweg naar de zitting met klagers doorgenomen;

c.    de milieuvergunning niet kon worden ingetrokken;

d.    verweerder niet heeft gereageerd op de fax van 6 augustus 2014 en de e-mail van 26 juni 2015 van klagers;

e.    verweerder geen zienswijze wilde indienen tegen het startdocument “eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge”;

f.      verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden;

g.    verweerder  tegenstrijdige belangen heeft behartigd. Verweerder moet betrokken zijn geweest bij de aan- en verkoop van het buurpand, aangezien hij klagers heeft tegengewerkt in hun streven om te voorkomen dat er veehouderij zou komen op het naastgelegen perceel.

3             VERWEER

3.1      Verweerder heeft namens klagers geageerd tegen de uitbreiding van bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan. Er is geprocedeerd tegen zowel de omvang van het bouwblok, de vorm van het bouwblok als de bebouwingsmogelijkheden. Verweerder heeft op verzoek van klagers in de procedure bij de Raad van State verkleining van het bouwblok gevorderd. Verweerder betwist dat de voorzitter hem heeft gevraagd wat hij wilde bereiken en dat hij daar geen antwoord op had.

3.2      Verweerder heeft alle mogelijke procedures gevoerd en daarbij steeds nauw overleg met klagers gevoerd. Verweerder was ook aanwezig bij het bezoek van het StAB, welk bezoek hij uitvoerig met klagers heeft voorbereid.

3.3      Het verzoek om intrekking van de vergunning kon op grond van juridische argumenten niet slagen. Verweerder heeft dit aan klagers uitgelegd.

3.4      Het indienen van een zienswijze tegen een globale notitie als het startdocument achtte verweerder zinloos. Klaagster heeft dit telefonisch ook erkend. Een reactie op het startdocument zou voor klagers zelfs negatief hebben kunnen uitvallen.

3.5      Verweerder betwist met de buurman tegen klagers te hebben samengespannen.

4             BEOORDELING

4.1      De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder aan klagers. Uit de aan de raad overgelegde stukken begrijpt de voorzitter dat de klacht vooral betrekking heeft op de procedure bij de Raad van State die tot de afwijzende beslissing van 13 november 2013 heeft geleid. Klagers stellen dat verweerder hun belangen in die procedure onvoldoende heeft behartigd, maar zij hebben geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd, noch bewijs daarvan overgelegd, waaruit blijkt dat verweerder de belangen van klagers onvoldoende heeft behartigd. Het enkele feit dat de vordering bij beslissing van 13 november 2013 door de Raad van State is afgewezen betekent niet dat verweerder hiervan tuchtrechtelijk een verwijt valt te maken. De beslissing van de Raad van State biedt hiervoor geen aanleiding en ook overigens heeft de voorzitter hiervoor geen aanwijzing kunnen vinden.

4.2      Dat een intrekking van de vergunning van 1 augustus 1995 op juridische gronden niet meer mogelijk was, valt verweerder niet te verwijten.

4.3      Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij goede gronden had om niet te reageren op het startdocument “eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge”.

4.4      Klagers hebben aan hun stelling dat verweerder zou hebben samengespannen met de wederpartij geen enkele concrete onderbouwing geven, noch hun stelling anderszins aannemelijk gemaakt. Ook aan die stelling zal daarom worden voorbij gegaan.

4.5      Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.E. Bartels, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 22 november 2016.

Griffier                                                                        Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 24 november 2016

verzonden aan:

- klagers

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager/klaagster, verweerder/verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant   binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl