ECLI:NL:TADRSHE:2016:175 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-681/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2016:175
Datum uitspraak: 14-11-2016
Datum publicatie: 16-11-2016
Zaaknummer(s): 16-681/DB/ZWB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Gedragsregel 30, waarop klager doelt, heeft betrekking op het doelbewust misleiden van de rechter en/of wederpartij. De raad ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat er sprake is geweest van een moedwillige misleiding van de wederpartij. Technische problemen aan de zijde van de rechtbank bij digitale aanlevering van formulieren kunnen een advocaat niet worden aangerekend. Klacht ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 14 november 2016

in de zaak 16-681/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 9 december 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 18 juli 2016 met kenmerk K15-138 , door de raad ontvangen op 19 juli 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 oktober 2016 in aanwezigheid van klager, de gemachtigde van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 18 juli 2016, met bijlagen;

-       de brief van klager van 26 augustus 2016, met bijlagen.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Verweerster is in de echtscheidingsprocedure van klager opgetreden als advocaat van de wederpartij van klager.

2.2      Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 29 april 2015 is het voorlopig gebruik van de echtelijke woning gedurende de echtscheidingsprocedure aan de echtgenote van klager toegewezen.

2.3      De deurwaarder heeft op 12 mei 2015 op verzoek van de cliënte van verweerster een akte van constatering opgemaakt betreffende de staat van de woning en de daar aanwezige inboedel. De akte van constatering van 12 mei 2015 vermeldt onder meer het volgende “dat de heer B(…..)  jr. mij desgevraagd toegang gaf tot de berging. Hierin stonden onder andere stellingkasten en een kooktoestel.”

2.4      De deurwaarder heeft van de constatering op 12 mei 2015 telefonisch verslag gedaan aan verweerster.

2.5      Verweerster heeft bij brief van 18 mei 2015 aan de advocaat van klager onder meer het volgende geschreven:

  “Langs deze weg bericht ik u dat cliënte niet akkoord is gegaan met de staat waarin de woning aan haar ter beschikking is gesteld, het verslag daarvan van de deurwaarder stuur ik wel na zodra ontvangen.  (…….)

Naar ik heb vernomen was de berging zelf door uw cliënt van een ander slot voorzien en een deel van het meubilair van de woning was daarin opgeslagen, maar uw cliënt was niet bereid en in staat de deurwaarder toegang tot de berging te verschaffen. (……)”

2.6     Verweerster diende uiterlijk op 4 november 2015 het webformulier Verdelen en Verrekenen bij de rechtbank in te dienen. Verweerster stuitte op 4 november 2015 bij het digitaal indienen van voormeld webformulier op problemen. Zij heeft het formulier daarom per fax van 4 november 20145 aan de rechtbank toegezonden. Aan verweerster is vervolgens te kennen gegeven dat het formulier digitaal moest worden aangeleverd. Verweerster heeft op 5 november 2015 de griffie van de rechtbank bericht dat zij andermaal vergeefs had geprobeerd het formulier digitaal aan te leveren. Verweerster heeft de advocaat van klager per e-mail van 5 november 2015 bericht dat het wegens problemen met het roljournaal op 4 november 2015 niet was gelukt om het webformulier Verdelen en Verrekenen bij de rechtbank digitaal in te dienen. Op 10 november 2015 ontving verweerster bericht van de applicatiebeheerder van Spir-it dat het formulier door een fout in de programmering van de verzendknop niet digitaal kon worden toegezonden aan de rechtbank. Hij schreef voorts dat hij de griffie over het probleem had geïnformeerd en dat verweerster benaderd zou worden door een griffiemedewerkster om naar een oplossing voor het aanleveren van de stukken te zorgen.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerster in haar brief van 18 mei 2015 aan de advocaat van klager -in strijd met de waarheid- heeft geschreven dat klager de deurwaarder de toegang tot de berging in de echtelijke woning  had geweigerd, (Gedragsregels 1 en 30) ;

2.    verweerster onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van klager, door het formulier Verdelen en Verrekenen niet tijdig in te dienen. Zij ging daartoe pas over nadat zij daartoe door de rechter was gemaand. Dit heeft extra advocaatkosten voor klager met zich meegebracht;

3.    verweerster heeft nagelaten haar cliënte te stimuleren om het conflict beheersbaar te houden. Daartoe dienen sommige zaken aan cliënten te worden overgelaten. Verweerster is niet ingegaan op het voorstel van klager en diens vader in verband met tijdelijke bewoning van de echtelijke woning door haar cliënte.

4          VERWEER

4.1      Op 18 mei 2015 beschikte verweerster nog niet over de schriftelijke akte van constateringen. Zij heeft dit op 20 mei 2015 van de deurwaarder ontvangen. Verweerster had uit het telefonisch verslag van de deurwaarder van 12 mei 2015 begrepen dat de berging niet toegankelijk was geweest. De deurwaarder heeft op 12 mei 2015 ter plaatse telefonisch verslag aan verweerster gedaan. De schriftelijke akte heeft hij later opgesteld. Verweerster kon de schriftelijke akte niet afwachten, aangezien zij aan de advocaat van klager diende mede te delen dat haar cliënte wenste af te zien van het gebruik van de woningen de sleutels bij de woningstichting had ingeleverd. Verweerster wilde in haar brief van 18 mei 2015 vooral duidelijk maken dat haar cliënte niet over de sleutel van de berging beschikte. Verweerster heeft na haar brief van 18 mei 2015 begrepen dat de berging op 12 mei 20145 wel toegankelijk is geweest. Dit is in de procedure verder niet aan de orde geweest. De brief van 18 mei 2015 is in de procedure ook niet overgelegd.

4.2      Verweerster had tot 4 november 2015 de tijd om het formulier Verdelen en Verrekenen in te dienen. Op 4 november 2015 waren er problemen ten aanzien van het roljournaal. Het is verweerster niet gelukt het formulier aan de rechtbank toe te zenden. Het bleek om een programmeerfout te gaan. In overleg met de griffie is naar een oplossing gezocht en is de zaak alsnog op zitting gepland.

5          BEOORDELING

5.1      De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. In aanmerking dient te worden genomen dat in een procedure en zeker in een familierechtelijke procedure, de emoties tussen partijen hoog kunnen oplopen. In zijn algemeenheid worden uitlatingen van de advocaat van een wederpartij dan wel diens aanpak van de zaak door de andere partij vaak als onaangenaam  ervaren. Dit betekent echter niet dat die advocaat de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt behandelen.

5.2      Vast staat dat verweerster bij brief van 18 mei 2015 aan de advocaat van klager heeft geschreven dat klager niet in staat en bereid was de deurwaarder toegang tot de berging te verlenen , terwijl uit de akte van constatering van 12 mei 2015 blijkt dat klager de deurwaarder toegang tot de berging had verleend. Klager beklaagt zich erover dat verweerster aldus aan zijn advocaat informatie heeft verstrekt waarvan zij wist dat deze niet juist was. Gedragsregel 30, waarop klager doelt, heeft betrekking op het doelbewust misleiden van de rechter en/of wederpartij. Hiervan is in deze geen sprake. Verweerster heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij uit het telefonisch verslag van de deurwaarder had begrepen dat klager de deurwaarder geen toegang tot de berging had verleend en dat zij pas later over de akte van constatering beschikte. De raad ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat er sprake is geweest van een moedwillige misleiding van de wederpartij. Evenmin is gebleken dat de -achteraf onjuist gebleken- mededeling van verweerster voor klager nadelige gevolgen heeft gehad voor het verloop van de procedure. Het eerste onderdeel van de klacht is ongegrond.

5.3      Uit de door verweerster aan de raad overgelegde stukken is gebleken dat er sprake is geweest van overmacht waardoor verweerster op 4 november 2015 niet -en dus niet tijdig- in staat was het formulier Verdelen en Verreken in te dienen. Niet gebleken is dat verweerster de procedure opzettelijk heeft willen vertragen en klager daardoor onnodig op kosten heeft gejaagd. Verweerster heeft, toen digitale zending door een programmeerfout niet mogelijk bleek, de nodige moeite gedaan om het formulier alsnog bij de rechtbank in te dienen, zodat de procedure voortgang kon vinden. Het tweede onderdeel van de klacht is eveneens ongegrond. Dat digitale toezending op 4 november 2015 wegens een technisch probleem niet mogelijk was kan verweerster niet worden aangerekend.

5.4      Verweerster dient als advocaat van de wederpartij de belangen van haar cliënte te behartigen. Op haar rustte geen enkele verplichting om haar cliënte te adviseren zaken zonder bijstand van verweerster te regelen. Klager heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd, noch bewijs daarvan overgelegd, waaruit blijkt dat het optreden van verweerster tot escalatie van de zaak heeft geleid. Het derde onderdeel van de klacht is eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;

Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, mrs. L.W.M. Caudri en L.R.G.M. Spronken, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 november 2016.

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 14 november 2016

verzonden aan:

-            klager

-            verweerster

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klager

-            verweerster

        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

        de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl