ECLI:NL:TADRSHE:2016:159 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-684/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2016:159
Datum uitspraak: 17-10-2016
Datum publicatie: 21-10-2016
Zaaknummer(s): 16-684/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht deels niet-ontvankelijk omdat klaagster vanaf 2006 bekend was met het verzuim van verweerder en pas in 2015 een klacht heeft ingediend. Termijn artikel 46g, eerste lid, sub a Advocatenwet overschreden. Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door tot twee maal toe te verzuimen om de echtscheidingsbeschikking in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand. Dat post nieuwe advocaat verweerder niet bereikte kan hem niet worden verweten. Deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond, deels gegrond. Berisping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  17 oktober 2016

in de zaak 16-684/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 15 december 2015 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 20 juli 2016 met kenmerk K16-002 , door de raad ontvangen op 21 juli 2016 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 augustus 2016 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Tevens is verschenen de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Zeeland-West-Brabant, die heeft verklaard zich te voegen in deze zaak, voor het geval klaagster zou besluiten om haar klacht in te trekken, zodat deze zaak dan als dekenbezwaar zou kunnen worden behandeld. De deken heeft tevens een afzonderlijk dekenbezwaar met kenmerk 16-683/DB/ZWB/d ingediend. Van de gevoegde behandeling van de onderhavige klachtzaak en het dekenbezwaar met kenmerk 16-683/DB/ZWB/d is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-              de brief van de deken d.d. 20 juli 2016 en de daaraan gehechte stukken.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1     Klaagster is gehuwd geweest met de heer B. Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Bij beschikking d.d. 18 december 2002 heeft de rechtbank Zeeland-West Brabant de echtscheiding tussen klaagster en de heer B uitgesproken.

2.2     In 2006 is klaagsters zoon geboren. Bij de geboorteaangifte bleek klaagster dat zij dat zij in de registers van de burgerlijke stand nog steeds als gehuwd stond geregistreerd omdat de echtscheidingsbeschikking niet was ingeschreven.

2.3     Nadat klaagster verweerder hierop had aangesproken heeft verweerder een nieuwe echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt. Verweerder heeft de daaruit voortvloeiende echtscheidingsbeschikking op 22 augustus 2006 laten publiceren in de krant.  Bij brief d.d. 20 december 2006 heeft verweerder aan klaagster medegedeeld dat hij de echtscheidingsbeschikking zou inschrijven in de registers van de burgerlijke stand nadat hij van klaagster de akte van berusting met het verzoek tot inschrijving ondertekend retour had ontvangen. Klaagster heeft de akte van berusting met het verzoek tot inschrijving ondertekend geretourneerd.

2.4     In 2014 is klaagster gebleken dat zij nog steeds niet van de heer B was  gescheiden, doordat zij werd benaderd door een deurwaarder die klaagster namens zijn opdrachtgever aansprak op de huurschulden van de heer B. Tevens heeft de Belastingdienst de alleenstaande ouderkorting geweigerd omdat klaagster nog steeds als gehuwd geregistreerd stond.

2.5     Medewerkers van de Gemeente Breda en het Juridisch Loket hebben verweerder verzocht om de echtscheiding alsnog te regelen. Verweerder heeft toegezegd de echtscheiding alsnog te regelen. Bij brief d.d. 30 oktober 2014 heeft verweerder de Belastingdienst verzocht om alsnog de alleenstaande ouderkorting toe te kennen.

2.6     In november 2015 heeft klaagster een brief ontvangen van ZFZ met het verzoek akkoord te gaan met de onderbewindstelling van de heer B. Klaagster is toen gebleken dat zij in de registers van de burgerlijke stand nog steeds als gehuwd stond geregistreerd.

2.7     Klaagster heeft zich in het najaar van 2015 gewend tot een andere advocaat teneinde de echtscheiding definitief te regelen. De opvolgend advocaat heeft verweerder driemaal schriftelijk verzocht om het dossier over te dragen, maar verweerder heeft op die brieven niet gereageerd. De opvolgend advocaat heeft de brieven gestuurd naar het oude kantooradres van verweerder, ten gevolge waarvan die brieven verweerder met vertraging hebben bereikt.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    in 2002 heeft verzuimd om de echtscheidingsbeschikking in te schrijven;

2.    nadat hij hierop in 2006 door klaagster was aangesproken opnieuw heeft verzuimd om in te schrijven;

3.    nadat hij hierop in 2014 door klaagster was aangesproken wederom niet adequaat heeft gehandeld nu in november 2015 bleek dat klaagster nog steeds niet gescheiden was;

4.    te traag is geweest met de overdracht van het dossier aan de opvolgende advocaat.

4          VERWEER

4.1      Klachtonderdelen 1 tot en met 3

Verweerder erkent dat hij is tekortgeschoten. Verweerder schaamt zich voor zijn fouten en heeft om die reden niet aan een kantoorgenoot om hulp gevraagd. Verweerder biedt zijn excuses aan voor zijn nalatigheid.

4.2       Klachtonderdeel 4

Verweerder heeft inmiddels een drietal brieven ontvangen van de opvolgend advocaat. De brieven waren geadresseerd aan het adres van zijn voormalig kantoor, waar hij sinds 1 april 2015 niet meer werkzaam is. Het kantoorpand is verkocht als woonhuis en de post wordt slechts vertraagd doorgestuurd door de nieuwe eigenaar. Inmiddels heeft verweerder het dossier overgedragen aan de opvolgend advocaat.

5          BEOORDELING

5.1      Klachtonderdeel 1

Gelet op artikel 46g, lid 1 sub a van de Advocatenwet wordt een klacht die wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft, niet-ontvankelijk verklaard.

5.2      De raad stelt vast dat klaagster in 2006 bij de geboorteaangifte van haar zoon bleek dat zij dat zij in de registers van de burgerlijke stand nog steeds als gehuwd stond geregistreerd omdat de echtscheidingsbeschikking niet was ingeschreven . Klaagster was derhalve in ieder geval vanaf 2006 bekend met het gegeven dat verweerder had verzuimd om de echtscheiding in te schrijven. Door pas op 15 december 2015 een klacht in te dienen over verweerders verzuim, heeft klaagster de in artikel 46g, lid 1 sub a Advocatenwet genoemde termijn overschreden.

5.3     Op grond van het voorgaande zal de raad klachtonderdeel 1 met toepassing van artikel 46g, eerste lid, sub a Advocatenwet dan ook niet-ontvankelijk verklaren.

5.4     Klachtonderdelen 2 en 3

          Verweerder heeft erkend dat hij in 2006 en 2014 heeft verzuimd om de echtscheidingsbeschikking in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand, ten gevolge waarvan de echtscheiding van klaagster niet tot stand is gekomen. Klaagster heeft het verzuim van verweerder om de echtscheiding in te schrijven eerst bemerkt in 2014, zodat de in artikel 46g, eerste lid, sub a Advocatenwet genoemde termijn pas op dat moment is aangevangen. Klaagster kan derhalve wel worden ontvangen in het tweede onderdeel van haar klacht. Ook over het derde verzuim van verweerder heeft klaagster binnen een termijn van drie jaar geklaagd, zodat zij ook in het derde onderdeel van haar klacht ontvankelijk is.

5.5     De raad stelt vast dat verweerder, ondanks zijn toezeggingen aan klaagster, in 2006 en 2014 heeft nagelaten te bewerkstelligen dat de echtscheiding van klaagster definitief geregeld. Door de echtscheidingsbeschikkingen niet te laten inschrijven in de registers van de burgerlijke stand is klaagster in haar belangen geschaad. Verweerder is aldus ernstig jegens klaagster tekortgeschoten, hetgeen hem in tuchtrechtelijke zin zwaar kan worden aangerekend. De klachtonderdelen 2 en 3 zijn derhalve gegrond.

5.6     Klachtonderdeel 4

          Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder per 1 april 2015 was gevestigd op een ander kantooradres. Klaagsters advocaat heeft de post evenwel naar verweerders oude kantooradres gestuurd. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij daardoor de brieven van klaagsters advocaat met vertraging heeft ontvangen. Van het feit dat de overdracht van het dossier vertraagd is kan verweerder naar het oordeel van de raad dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Klachtonderdeel 4 is ongegrond.

6          MAATREGEL

6.1      Verweerder is ernstig jegens klaagster tekortgeschoten, ten gevolge waarvan klaagster in haar belangen is geschaad. Mede in aanmerking genomen dat verweerder berouw heeft getoond en dat de raad de overtuiging heeft bekomen dat verweerder erop zal toezien dat soortgelijke verzuimen zich niet meer zullen voordoen, acht de raad een berisping een passende maatregel.

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht deels gegrond is verklaard, moet verweerder het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50 aan reiskosten.

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart klaagster niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 1;

-        verklaart de klachtonderdelen 2 en 3 gegrond;

-        verklaart klachtonderdeel 4 ongegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klaagster;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 50 aan klaagster

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr.  G.J.E. Poerink, voorzitter, en mrs. H.C.M. Schaeken en U.T. Hoekstra ,  leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 oktober 2016.

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 17 oktober 2016

verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

         klaagster

-            verweerder

         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen  hoger beroep bij het Hof van Discipline

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl