ECLI:NL:TADRSHE:2016:124 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-418/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2016:124
Datum uitspraak: 01-08-2016
Datum publicatie: 11-08-2016
Zaaknummer(s): 16-418/DB/LI
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager komt geen klachtrecht toe t.z.v. de klachtonderdelen die betrekking hebben op het optreden van verweerder jegens M. Nu verweerder optrad voor M. hoefde hij klager niet als gesprekspartner te zijn. Deels kennelijk niet-ontvankelijk deels kennelijk ongegrond.  

Beslissing van 1 augustus 2016

in de zaak 16-418/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg van 3 mei 2016 met kenmerk K 15-139 , door de raad ontvangen op 9 mei 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Verweerder heeft de zoon van klager, verder te noemen M.  bijgestaan in een letselschadezaak. M. is een motorongeval overkomen met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.

1.2         Verweerder heeft aanvankelijk gesprekken gevoerd met zowel M. als met klager. Op enig moment is klager niet meer bij de aanpak van de zaak betrokken geweest.

1.3         M. heeft zich, nadat klager zich met een klacht tot de deken heeft gewend, tot een andere advocaat gewend. Verweerder heeft het dossier aan de opvolgende advocaat overgedragen.

2.           KLACHT

2.1          De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de  Advocatenwet doordat:

1.    verweerder klager niet meer wilde zien. Verweerder zag klager niet als gesprekspartner, terwijl klager ten behoeve van zijn inwonende zoon allerlei voorzieningen aan zijn woning diende te treffen.

2.    verweerder M. onjuist althans onvolledig heeft geïnformeerd over reiskostenvergoding, ligdagen en vergoeding motorkleding;

3.    de kwaliteit van de dienstverlening aan M. gebrekkig is.

3.            VERWEER   

3.1         Aan klager komt geen klachtrecht toe. Op het moment van het indienen en formuleren van de klacht heeft de zoon van klager zijn vertrouwen in verweerder onverminderd uitgesproken. Inmiddels heeft de zoon van klager zich tot een andere advocaat gewend en heeft verweerder het dossier aan de opvolgende advocaat overgedragen.

3.2         Verweerder heeft gesprekken met M. en met zijn familie gevoerd. Verweerder heeft de familie van M. , gelet op de inwoning van M. bij klager en de noodzakelijke aanpassingen aan de woning van klager, bewust bij de zaak betrokken.. Verweerder heeft in overleg met M. de aanpak van de zaak bepaald. Op enig moment kon klager zich hierin niet vinden. Klager heeft zich uiteindelijk teruggetrokken, waarna verweerder alleen met M. heeft gecommuniceerd.

3.3         Verweerder heeft de zaak van M. zeer zorgvuldig behandeld, gelet op de aard van het lichamelijk letsel en het grote financiële belang. Verweerder heeft M. steeds volledig geïnformeerd over de mogelijkheden van schadevergoeding. Verweerder heeft volgens de daarvoor geldende richtlijnen schadestaten opgesteld en is op basis daarvan in overleg met de verzekeraar getreden. Verweerder heeft bij de opstelling van de schadestaatposten eenmaal een fout gemaakt, maar deze is direct hersteld. M. heeft hiervan geen financieel nadeel ondervonden.

3.4         De verzekeraar heeft een voorstel gedaan om tot afrekening van de diverse tot en met december 2015 verschenen schadeposten te komen, welk voorstel verweerder redelijk achtte. De verzekeraar heeft ook een redelijk voorstel ten aanzien van de –toekomstige- bouwkosten gedaan. Verweerder heeft om overleg met M. gevraagd om over het voorstel van de verzekeraar te overleggen, maar hierop werd niet inhoudelijk gereageerd. M. heeft zich vervolgens tot een andere advocaat gewend.

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 j van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         De raad overweegt dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

4.3         Klager heeft de griffie van de raad desgevraagd op 13 juni 2016 telefonisch bericht dat hij de klacht namens zichzelf en niet namens zijn zoon heeft ingediend. Met inachtneming van het onder 4.2 omschreven uitgangspunt zal de voorzitter beslissen dat het tweede en derde onderdeel van de klacht kennelijk niet-ontvankelijk zijn. Deze onderdelen hebben immers betrekking op het optreden van verweerder jegens M. , ter zake waarvan klager geen klachtrecht toekomt. Anders ligt dit ten aanzien van klachtonderdeel 1. Dit onderdeel heeft immers betrekking op gedragingen van verweerder jegens klager, zodat klager in dit onderdeel wel kan worden ontvangen.

4.4         Vast staat dat verweerder is opgetreden als advocaat van M. Klager is, als betrokken familielid, door verweerder aanvankelijk wel als gespreks-partner bij de zaak van M. betrokken, maar de dienstverlening van verweerder beperkte zich tot M. In het eerste onderdeel van de klacht verwijt klager verweerder dat hij hem niet meer wilde zien en niet meer als gesprekspartner beschouwde. Verweerder stelt hier tegenover dat niet hij de betrokkenheid van klager heeft beëindigd maar dat klager zich zelf heeft teruggetrokken. De opvattingen van klager en verweerder over de gang van zaken staan derhalve lijnrecht tegenover elkaar, zodat de voorzitter niet kan vaststellen of het verweten handelen heeft plaatsgevonden.  Daarnaast overweegt de voorzitter het volgende.  De voorzitter begrijpt dat klager zich, gelet op de aard van de zaak van M. en zijn eigen betrokkenheid daarbij, zeer betrokken heeft gevoeld bij de aanpak van de zaak, maar verweerder was als advocaat van M. niet gehouden klager als gesprekspartner te zien, nu hij optrad als advocaat van M. en hij in beginsels slechts gehouden was de belangen van M. te behartigen.

4.5         De voorzitter komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken, zodat de voorzitter het eerste deel van de klacht als kennelijk ongegrond zal afwijzen.

BESLISSING

De voorzitter beslist:

met toepassing van artikel 46j Advocatenwet dat het eerste onderdeel van de klacht kennelijk ongegrond is en dat het tweede en het derde onderdeel van de klacht kennelijk niet-ontvankelijk zijn.

Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr. Th. H.G. van de Langenberg als griffier op 1 augustus 2016

Griffier                                                                          Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 2 augustus 2016

verzonden aan:

- klager

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager/klaagster, verweerder/verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl