ECLI:NL:TADRSGR:2016:197 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-237/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:197
Datum uitspraak: 29-08-2016
Datum publicatie: 03-10-2016
Zaaknummer(s): 16-237/DH/RO
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen advocaat. Verweerster wist dat klaagster op een geheim te houden adres verbleef en heeft desondanks dit adres niet onleesbaar gemaakt op een huurspecificatie die zij bij de rechtbank heeft ingediend. De klacht is in zoverre gegrond. Aangezien verweerster heeft erkend dat het haar valt te verwijten dat zij het adres van klaagster niet onleesbaar heeft gemaakt, en zij daarvoor meermalen haar excuses heeft aangeboden aan klaagster, geeft zij er blijk van in te zien dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Gelet daarop, alsmede op het feit dat niet gebleken is dat klaagster hierdoor schade heeft geleden dan wel anderszins (ernstig) is benadeeld, acht de raad geen termen aanwezig om aan verweerster een tuchtrechtelijke maatregel op te leggen. Wel dient verweerster het door klaagster betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 29 augustus 2016

in de zaak 16-237/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:     

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 21 september 2015 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 2 maart 2016 met kenmerk R 2016/21 ml, door de raad ontvangen op 8 maart 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 juli 2016 in aanwezigheid van klaagster en verweerster.

1.4    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen. 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Klaagster heeft zich op 6 augustus 2014 tot verweerster gewend met het verzoek haar bij te staan in een echtscheidingsprocedure.

2.2    In januari 2015 heeft klaagster verweerster bericht dat zij was verhuisd en dat zij haar nieuwe adres voor derden, en met name voor haar wederpartij, geheim wenste te houden.

2.3    Op 28 april 2015 heeft verweerster namens klaagster een huurspecificatie ingediend bij de rechtbank Den Haag waarop het nieuwe, als geheim bedoelde, adres van klaagster niet onleesbaar was gemaakt.

2.4    Klaagster heeft vervolgens op haar nieuwe adres éénmaal een brief ontvangen van haar wederpartij en éénmaal – via haar wederpartij - van een familielid aan wie zij haar adres niet kenbaar had gemaakt.

2.5    Bij beschikking van 11 juni 2015 is onder meer de partneralimentatie vastgesteld. Verweerster heeft klaagster aangeraden om voor wat betreft de partneralimentatie in hoger beroep te gaan en daarvoor een andere advocaat in de arm te nemen.

2.6    In augustus 2015 heeft de opvolgend advocaat van klaagster verweerster bericht dat er in het door klaagster aan hem overhandigde dossier nog enkele stukken terzake pensioenen en verzekeringen ontbraken, waarop verweerster hem stukken heeft toegezonden.

2.7    Klaagster heeft op 21 september 2015 een klacht over verweerster ingediend bij de deken.

2.8    Bij brief van 5 oktober 2015 heeft verweerster zich tegen de klacht verweerd.

2.9    Op 16 november 2015 heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden op het Bureau van de Rotterdamse Orde van Advocaten. Naar aanleiding van dit gesprek heeft verweerster op 16 november 2015 nog een aantal documenten naar de opvolgend advocaat van klaagster gezonden en daarbij vermeld dat dat alle gegevens over de pensioenen en verzekeringen van partijen waren, die zij in haar bezit had.

2.10    Bij brief van 26 november 2015 heeft klaagster de deken bericht dat zij nog steeds niet alle stukken van verweerster had ontvangen, alsmede dat zij voornemens was te gaan verhuizen naar een ander, opnieuw geheim, adres en dat zij van verweerster een vergoeding wenste te ontvangen voor de schade die de nieuwe verhuizing met zich zou brengen.

2.11    De deken heeft klaagster en verweerster bij brief van 11 januari 2016 zijn visie op de klacht kenbaar gemaakt.

2.12    Bij brief van 20 januari 2016 heeft klaagster de deken verzocht het klachtdossier door te zenden naar de raad van discipline.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    zij tekort is geschoten in haar communicatie met klaagster;

b)    zij de privacy van klaagster heeft geschonden door haar nieuwe (geheime) adres prijs te geven en zij tijdens het proces afspraken niet is nagekomen;

c)    zij een incompleet dossier heeft overgedragen en zij documenten heeft zoekgemaakt.

3.2    Tijdens het bemiddelingsgesprek met de deken op 16 november 2015 is overeengekomen dat klachtonderdeel a als voldoende besproken en ingetrokken kan worden beschouwd.

3.3    Bij gelegenheid van de behandeling van de klacht ter terechtzitting van de raad heeft klaagster klachtonderdeel c ingetrokken, zodat enkel klachtonderdeel b nog aan de orde is.

3.4    Ter aanvulling op klachtonderdeel b heeft klaagster aangevoerd dat zij, na het beëindigen van de samenwerking met verweerster, haar dossier incompleet van verweerster heeft teruggekregen. Voorts heeft zij verweerster in januari 2015 verzocht geen post meer te sturen naar het oude adres van klaagster, omdat zij verhuisd was. In juni 2015 kreeg klaagster echter van verweerster te horen dat zij documenten naar het oude adres van klaagster had gezonden. Daardoor moest klaagster extra kosten maken.

Het nieuwe adres waarop klaagster zich had ingeschreven betrof een geheim adres. Zij heeft dit adres in januari 2015 aan verweerster doorgegeven met het nadrukkelijke verzoek dit adres niet kenbaar te maken aan derden, in het bijzonder de wederpartij van klaagster. In maart 2015 ontving klaagster op haar geheime adres post van haar wederpartij en diens advocaat. Hierdoor voelt klaagster zich niet meer veilig op dat adres.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft ten aanzien van klachtonderdeel b aangevoerd dat zij op 28 april 2015 een huurspecificatie heeft ingediend bij de rechtbank. Zij heeft zich pas later gerealiseerd dat zij het  adres van klaagster dat daarop was vermeld, onleesbaar had moeten maken omdat klaagster dat adres geheim wilde houden. Verweerster vindt dat zij hiermee een ernstige fout heeft begaan en zij heeft meermalen haar excuses daarvoor aan klaagster aangeboden. Bovendien heeft zij getracht de eventuele schade te beperken door de advocaat van de wederpartij te berichten dat klaagster absoluut niet wilde dat haar ex-partner via haar geheime adres contact met haar zou opnemen. Klaagster heeft in meer dan een jaar tijd slechts twee keer post ontvangen van personen voor wie zij haar adres geheim had willen houden. Verweerster is daarom van mening dat de gevolgen van haar handelen niet dermate ernstig zijn dat klaagster genoodzaakt is te verhuizen, laat staan dat verweerster de verhuiskosten zou moeten vergoeden.

Dat verweerster nog éénmaal stukken naar het oude adres van klaagster heeft gezonden is spijtig, maar dat heeft geen ernstige gevolgen gehad.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Zoals hierboven reeds is vermeld, heeft klaagster er tijdens het bemiddelingsgesprek met de deken mee ingestemd dat klachtonderdeel a als voldoende besproken en ingetrokken kan worden beschouwd. Dit klachtonderdeel wordt daarom verder buiten beschouwing gelaten.

Ad klachtonderdeel b)

5.2    Vaststaat, dat verweerster op de hoogte was van het feit dat klaagster op een geheim te houden adres verbleef en dat zij desondanks dit adres niet onleesbaar heeft gemaakt op een huurspecificatie die zij bij de rechtbank heeft ingediend. Voorts staat vast, dat klaagster sindsdien twee keer post heeft ontvangen van personen voor wie zij haar adres geheim had willen houden. Dit klachtonderdeel is in zoverre gegrond.

5.3    Ten aanzien van de stelling van klaagster dat zij schade heeft geleden als gevolg van het bij 5.2 bedoeld handelen van verweerster, overweegt de raad als volgt.

5.4    Sinds de invoering van de nieuwe Advocatenwet kan de tuchtrechter (als bijzondere voorwaarde) een schadevergoeding opleggen tot een bedrag van maximaal EUR 5.000,- (artikel 48b lid 1). Vooraleer hiertoe kan worden overgegaan, dient eerst vast komen te staan dat er sprake is van geleden schade alsmede welke omvang deze heeft. Verweerster heeft het bestaan van schade betwist. Klaagster heeft deze door haar gestelde schade en de hoogte hiervan niet nader onderbouwd. De raad ziet dan ook geen aanleiding toepassing te geven aan aangehaald artikel. Klaagster kan zich desgewenst wenden tot de civiele rechter.

5.5    Ter zitting van de raad van 4 juli 2016 is gebleken dat klaagster zich thans niet langer op het standpunt stelt dat zij een incompleet dossier van verweerster heeft ontvangen. Het klachtonderdeel is in zoverre niet meer aan de orde.

5.6    Voor wat betreft de stelling van klaagster dat verweerster nog éénmaal stukken naar het oude adres van klaagster heeft gezonden is de raad van oordeel dat het klachtonderdeel hoewel in zoverre ongegrond van onvoldoende gewicht is, nu niet is gebleken dat klaagster hierdoor enig nadeel heeft geleden.

Ad klachtonderdeel c)

5.7    Zoals hiervoor is vermeld, heeft klaagster bij gelegenheid van de behandeling van de klacht ter terechtzitting van de raad dit klachtonderdeel ingetrokken. De raad laat het hierom verder buiten beschouwing.

6    MAATREGEL

6.1    Aangezien verweerster  heeft erkend dat het haar valt te verwijten dat zij het adres van klaagster op de huurspecificatie niet onleesbaar heeft gemaakt, en zij daarvoor meermalen haar excuses heeft aangeboden aan klaagster, geeft zij er blijk van in te zien dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Gelet daarop, alsmede op het feit dat niet gebleken is dat klaagster hierdoor schade heeft geleden dan wel anderszins (ernstig) is benadeeld, acht de raad geen termen aanwezig om aan verweerster een tuchtrechtelijke maatregel op te leggen.

7    GRIFFIERECHT

7.1    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerster het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel b gedeeltelijk gegrond, namelijk voor zover het betreft het verwijt dat verweerster de privacy van klaagster heeft geschonden door haar nieuwe (geheime) adres prijs te geven;

-    verklaart klachtonderdeel b voor het overige ongegrond;

-    bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van EUR 50,- aan klaagster.

Aldus gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, T. Hordijk, P.S. Kamminga en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door

mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 augustus 2016.

Deze beslissing is in afschrift op 29 augustus 2016 verzonden.