ECLI:NL:TADRARL:2016:310 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-963b

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:310
Datum uitspraak: 14-11-2016
Datum publicatie: 22-03-2017
Zaaknummer(s): 16-963b
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wrakingszaak. Wraking niet in behandeling genomen. Het is aan de verzoekende partij om te motiveren waarom de rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou kunnen zijn. Zonder nadere onderbouwing van de door verzoeker geformuleerde wrakingsgrond valt niet in te zien, dat de rechterlijke onpartijdigheid door afwijzing van het verzoek om aanhouding schade zou kunnen lijden. Op grond van art. 1.4 van het wrakingsprotocol van de raden van discipline dient het wrakingsverzoek de feiten en omstandigheden te vermelden waardoor volgens de verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De wrakingskamer concludeert dat niet is voldaan aan de genoemde eisen. Derhalve zal de wrakingskamer op grond van art. 2.1g van genoemd protocol het wrakingsverzoek niet in behandeling nemen.

Beslissing van de wrakingskamer van de raad van discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad)

van 14 november 2016

in de zaak 16-963b

naar aanleiding van het verzoek om wraking van de hierna te noemen tuchtrechters van de raad, ingediend door

de heer X

wonende te B

verzoeker

tegen

mr. K.H.A. Heenk, voorzitter en mrs. E. Bige en B.E.J.M. tomlow, leden in de samenstelling van de raad van 14 november 2016

wrakingskamer

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij de raad is een klacht van verzoeker aanhangig met zaaknummer 16-576. Het verzet in deze zaak zou behandeld worden ter zitting van de raad van 3 oktober 2016. Tijdens deze behandeling is de raad door verzoeker gewraakt. Het wrakingsverzoek van verzoeker is vervolgens op 19 oktober 2016 behandeld. Tijdens die behandeling heeft verzoeker de raad in de samenstelling van die zitting opnieuw gewraakt. De behandeling van het tweede wrakingsverzoek is vervolgens bepaald op 14 november 2016 om 15.00 uur. Voor de behandeling van zijn tweede wrakingsverzoek is verzoeker deugdelijk opgeroepen.

1.2    Bij e-mail van 14 november 2016 10.40 uur aan de griffie van de raad heeft verzoeker:

-    meegedeeld nog niets vernomen te hebben over de behandeling van het wrakingsverzoek,

-    aangegeven dat in een zaak van hem bij de Hoge Raad op 21 november 2016 een stuk moest worden ingediend, dat er in een andere zaak op 22 november 2016 een Memorie moest worden genomen, dat er op korte termijn nog een andere zaak aanhangig gemaakt zou moeten worden en dat er kort geleden beslag was gelegd op goederen van verzoeker die in week 48 geveild zouden gaan worden en dat er nu weer een executiegeschil gestart moest worden,

-    wegens dringende reden om aanhouding van de behandeling van het wrakingsverzoek gevraagd tot week 3 in 2017.

1.3    Bij e-mail van 14 november 2016 heeft de griffie aan verzoeker geantwoord:

-    dat het verzoek van verzoeker tot aanhouding van de wrakingszitting van hedenmiddag om 15.00 uur door de wrakingskamer niet was gehonoreerd,

-    dat dit betekende dat verzoeker alsnog om 15.00 uur ter zitting werd verwacht,

-    dat als verzoeker niet aanwezig zou zijn de wrakingszitting toch doorgang zou vinden.

1.4    Daarop heeft verzoeker bij e-mail van 14 november 2016 13.24 uur de wrakingskamer gewraakt om reden dat deze niet onafhankelijk opereert, vooringenomen is en geen rekening houdt met belangen van verzoeker en de hectische situatie waarin hij zich bevindt na beslaglegging bij hem thuis.

2    BEOORDELING VAN HET WRAKINGSVERZOEK

2.1    Ingevolge artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij elk van de tuchtrechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering zijn ingevolge artikel 47 Advocatenwet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de tuchtrechters van de raad.

2.2    Verzoeker heeft in zijn eerste e-mail van 14 november 2016 een verzoek om aanhouding van de behandeling van zijn wrakingsverzoek gedaan, dat is afgewezen. Deze afwijzing ligt ten grondslag aan het wrakingsverzoek, waarover de wrakingskamer moet oordelen.

2.3    Het is aan de verzoekende partij om te motiveren waarom de rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou kunnen zijn. Zonder nadere onderbouwing van de door verzoeker geformuleerde wrakingsgrond valt niet in te zien, dat de rechterlijke onpartijdigheid door afwijzing van het verzoek om aanhouding schade zou kunnen lijden.

2.4    Op grond van art. 1.4 van het wrakingsprotocol van de raden van discipline dient het wrakingsverzoek de feiten en omstandigheden te vermelden waardoor volgens de verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De wrakingskamer concludeert dat niet is voldaan aan de genoemde eisen. Derhalve zal de wrakingskamer op grond van art. 2.1g van genoemd protocol het wrakingsverzoek niet in behandeling nemen.

BESLISSING

De raad van discipline:

-     neemt het verzoek tot wraking niet in behandeling.

Deze beslissing is gegeven door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter en mrs. E. Bige en B.E.J.M. Tomlow, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Rossum als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2016.

griffier    voorzitter