ECLI:NL:TADRARL:2016:283 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-426

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:283
Datum uitspraak: 14-11-2016
Datum publicatie: 25-01-2017
Zaaknummer(s): 16-426
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
  • Berisping
  • Kostenveroordeling
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft niet bestreden dat zij niet althans nauwelijks heeft gereageerd op de verzoeken van klaagster om te reageren of contact op te nemen. Ook staat vast dat verweerster heeft aangegeven dat zij namens klaagster een verzoekschrift bij de rechtbank had ingediend terwijl dit niet was gebeurd. Verweerster heeft daarmee zeer onbehoorlijk gehandeld en niet de zorg betracht waar klaagster recht op had. De klachten zijn gegrond en verweerster krijgt een berisping.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 14 november 2016

in de zaak 16-426

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 1 december 2015 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 11 mei 2016 met kenmerk 15-0366, door de raad ontvangen op 12 mei 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 september 2016 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klaagster heeft zich in 2014 tot verweerster gewend met het verzoek haar bij te staan in een geschil over het gezag over haar kinderen, de vernietiging van een erkenning, een naamswijziging en de omgang betreffende haar kinderen.

2.2    Verweerster heeft in dit kader een verzoekschrift opgesteld dat is gedateerd november 2014. Dit verzoekschrift heeft zij bij mail van 20 januari 2015 in concept aan klaagster verzonden.

2.3    Klaagster heeft een factuur voor haar eigen bijdrage van verweerster ontvangen gedateerd 13 november 2014.

2.4    Vanaf februari 2015 heeft klaagster bij verweerster geïnformeerd naar de stand van zaken: 

-op 20 februari 2015 mailt klaagster aan verweerster: “Graag vandaag nog reactie op mijn vragen…”;

-op 23 april 2015 mailt klaagster aan verweerster dat klaagster haar al weken probeert te bereiken, dat verweerster beloofde terug te bellen, maar dat dit niet is gebeurd en dat zij graag wil weten wanneer de zitting is om alles af te sluiten;

-op 23 april 2015 mailt verweerster aan klaagster dat zij “morgenochtend” contact zal opnemen;

-op 24 april 2015 12.31 uur mailt klaagster aan verweerster: “Nog niks van u vernomen”;

-op 29 april 2015 mailt klaagster aan verweerster: “Kunt u aub zsm contact met mij op nemen”;

-op 30 april 2015 mailt klaagster aan verweerster: “Kunt u contact met mij opnemen????“;

-op 17 juni 2015, via doorsturen herhaald op 29 juni 2015, mailt klaagster aan verweerster: “Het is alweer een aantal weken geleden dat wij contact hadden ivm mijn zaak. Ik wil hem heel graag afronden maar het wachten was op een afspraak bij de rechtbank....het is nu alweer bijna een jaar geleden dat ik dit wou doorzetten. Ik wil nu ook graag zien dat we dit kunnen afronden en afsluiten. Graag wil ik met u contact hoe de stand van zaken nu is want het duurt me echt te lang”;

-op 25 juli 2015 mailt verweerster aan klaagster: “Helaas heb ik nog geen concrete datum ontvangen. Ik verwacht dit wel snel. Ik ben vanaf aanstaande maandag tot en met 13 augustus op vakantie. Ik zal mijn postwaarnemer verzoeken om contact met mij te zoeken als er iets in uw zaak binnen komt, zodat u die informatie kunt ontvangen”;

-op 7 september 2015 10.12 uur mailt klaagster aan verweerster: “Heeft u inmiddels al bericht over de datum het gaat mij te lang duren . Het ging om 2 formulieren het is nu alweer bijna 3 weken geleden. Zou u vandaag contact op kunnen nemen met mij”;

-op 7 september 2015 10.12 uur mailt verweerster aan klaagster (kennelijk een automatisch bericht) dat zij niet aanwezig is en 8 september het bericht zal lezen en reageren;

-op 5 oktober 2015 mailt klaagster aan verweerster dat zij nog steeds wacht op een 3 weken eerder toegezegd terugbellen, dat zij meermalen heeft ingesproken maar geen reactie krijgt;

-op 9 november 2015 mailt klaagster aan verweerster: “Kunt u contact met mij opnemen?”

2.5    Eind november 2015 heeft klaagster contact opgenomen met de rechtbank. Toen bleek dat geen verzoek was ingediend.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    zij onbereikbaar was voor klaagster;

b)    verweerster stelde dat de procedure was opgestart terwijl dit niet het geval was.

4    VERWEER

Voor zover relevant voor de beoordeling zal het verweer daarbij worden opgenomen.

5    BEOORDELING

5.1   

Ad klachtonderdeel a)

Verweerster heeft niet bestreden dat zij niet althans nauwelijks heeft gereageerd op de verzoeken van klaagster om te reageren of contact op te nemen. Dit onderdeel van de klacht is daarom gegrond.

5.2   

Ad klachtonderdeel b)

Ook staat vast dat verweerster heeft aangegeven dat zij namens klaagster een verzoekschrift bij de rechtbank had ingediend terwijl dit niet was gebeurd. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster daarmee zeer onbehoorlijk gehandeld en niet de zorg betracht waar klaagster recht op had. Ook dit onderdeel van de klacht is dus gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Verweerster wijt hetgeen is voorgevallen aan een burn out, welke begin 2016 gediagnosticeerd is. Dat vormt echter geen verontschuldiging. Mede gezien een eerdere tuchtrechtelijke maatregel die al in januari 2015 aan verweerster is opgelegd en de ernst van deze klacht, acht de raad de maatregel van een berisping op zijn plaats.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerster het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

7.2    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reiskosten.

7.3    De raad ziet eveneens aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdelen a en b gegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van een berisping op;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 50,00 aan klager;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. A.M.T. Weersink, F.L.M. Broeders, C.W.J. Okkerse en K.J. Verrips, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 november 2016.

Griffier    Voorzitter