ECLI:NL:TADRARL:2016:282 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-378

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:282
Datum uitspraak: 07-11-2016
Datum publicatie: 25-01-2017
Zaaknummer(s): 16-378
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Doordat verweerder aanvankelijk zich opwierp als bemiddelaar tussen klager en zijn ex-echtgenote maar later tegen klager optrad als advocaat voor de ex-echtgenote, heeft verweerder volgens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klager stelt dat verweerder hem vertrouwelijke informatie heeft ontlokt tijdens een gesprek waarvoor klager verweerder had uitgenodigd. Na aanvankelijk te hebben bevestigd dat verweerder als bemiddelaar optrad, deelde verweerder pas aan het eind van bedoeld gesprek mee dat hij de belangen van de ex-echtgenote behartigde. Vervolgens heeft verweerder klager gedagvaard. Naar het oordeel van de raad blijkt uit het e-mailbericht met de uitnodiging voor het gesprek voldoende dat verweerder het gesprek met klager voerde als advocaat van klagers ex-echtgenote en niet als bemiddelaar. Klager klacht is daarom ongegrond.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 7 november 2016

in de zaak 16-378

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 14 december 2015 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 21 april 2016 met kenmerk 15-0392, door de raad ontvangen op 22 april 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 september 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klager heeft een geschil met zijn ex-echtgenote over de nakoming van een tussen hen gesloten echtscheidingsconvenant.

2.2    Verweerder is advocaat van de moeder van de ex-echtgenote. Als huisvriend van de familie heeft hij verweerder bij e-mailbericht van 7 januari 2015 klager uitgenodigd om te praten over dit geschil. Het gesprek heeft op 9 januari 2015 plaats gevonden.

2.3    Verweerder heeft klager kort daarna namens de ex-echtgenote gedagvaard.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder aanvankelijk zich opwierp als bemiddelaar tussen klager en zijn ex-echtgenote maar later tegen klager optrad als advocaat voor de ex-echtgenote;

Ter onderbouwing van zijn klacht stelt klager dat verweerder hem vertrouwelijke informatie heeft ontlokt tijdens het gesprek op 9 januari 2015. Na aanvankelijk te hebben bevestigd dat verweerder als bemiddelaar optrad, deelde verweerder pas aan het eind van bedoeld gesprek mee dat verweerder de belangen van de ex-echtgenote behartigde.

4    VERWEER

Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerder bij de bespreking van de klachtonderdelen aan de orde.

5    BEOORDELING

De raad is van oordeel dat de klacht ongegrond is. Uit het e-mailbericht van 7 januari 2015 blijkt dat verweerder – mocht klager niet op zijn uitnodiging voor een gesprek ingaan - met de ex-echtgenote de zaak verder zal bezien. Noch uit de stukken noch uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen kan de raad afleiden dat verweerder zich heeft opgeworpen als bemiddelaar. Hoewel verweerder niet expliciet heeft aangegeven dat hij namens klagers ex-echtgenote met klager sprak, moet het voor klager uit de hiervoor aangehaalde bewoordingen uit het e-mailbericht van 7 januari 2015 duidelijk zijn geweest dat verweerder in het geschil tussen partijen als advocaat van klagers ex-echtgenote optrad en daarmee niet als een bemiddelaar die mede belast was met de behartiging van de belangen van klager. Van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als bedoeld in gedragsregel 7 en artikel 46 Advocatenwet is daarom niet gebleken.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. R. Veerman, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, E. Bige, L.A.M.J. Putz, E.J. Verster, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2016

Griffier    Voorzitter