ECLI:NL:TADRARL:2016:281 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-372

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:281
Datum uitspraak: 07-11-2016
Datum publicatie: 25-01-2017
Zaaknummer(s): 16-372
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager heeft zijn voormalig cliënte, cliënte van verweerster, gedagvaard tot betaling van zijn onbetaald gelaten declaraties. De vorderingen van klager zijn afgewezen en hij is bij vonnis in de werkelijke proceskosten veroordeeld. Het vonnis is op verzoek van verweerster door de deurwaarder aan klager betekend. Klager verwijt verweerster dat zij het vonnis zonder voorafgaande aankondiging heeft laten betekenen, waarbij gedreigd is met beslagmaatregelen en een betalingstermijn van twee dagen is genoemd, terwijl in het vonnis een termijn van 14 dagen is bepaald. Naar het oordeel van de raad is gebleken dat verweerster  in haar brief aan de deurwaarder opdracht heeft gegeven het vonnis te betekenen en klager te sommeren tot betaling binnen de in het vonnis vermelde termijn. Er is derhalve geen sprake van een onjuiste instructie aan de deurwaarder. De klacht is ongegrond.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 7 november 2016

in de zaak 16-372

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 16 december 2015 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 13 april 2016 met kenmerk K 15/124, door de raad ontvangen op 14 april 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 september 2016 in aanwezigheid van verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief van verweerster van 16 augustus 2016 met bijlage.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klager heeft zijn voormalig cliënte, mw. E., thans cliënte van verweerster, gedagvaard tot betaling van zijn onbetaald gelaten declaraties.

2.2    Bij vonnis van 3 december 2015 zijn de vorderingen van klager afgewezen en is hij in de werkelijke proceskosten veroordeeld.

2.3    Het vonnis is op 14 december 2015 op verzoek van verweerster door de deurwaarder aan klager betekend. Klager heeft op 16 december 2015 alle kosten betaald. Op 17 december 2016 heeft verweerster de betekeningskosten exclusief BTW aan klager terugbetaald.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    zij het vonnis zonder voorafgaande aankondiging heeft laten betekenen, waarbij gedreigd is met beslagmaatregelen en een betalingstermijn van twee dagen is genoemd, terwijl in het vonnis een termijn van 14 dagen is bepaald. Bovendien stelt verweerster eisen aan het terugbetalen van de BTW die ongepast zijn;

b)    verweerster weigert een bewijs over te leggen dat de toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand is ingetrokken.

4    VERWEER

Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster bij de bespreking van de klachtonderdelen aan de orde.

5    BEOORDELING

5.1     

Ad klachtonderdeel a)

Verweerster verweert zich met de stelling dat zij de deurwaarder geen opdracht heeft gegeven een betalingstermijn van slechts twee dagen te geven. Zij verwijst naar een door haar overgelegde brief aan de deurwaarder van 8 december 2015 waarin zij de deurwaarder opdracht geeft het vonnis te betekenen en klager te sommeren tot betaling binnen de in het vonnis vermelde termijn. Die termijn is 14 dagen na betekening. Verweerster wordt in dit verweer gevolgd. Van een onjuiste instructie aan de deurwaarder is niet gebleken. Tot slot wordt hierbij opgemerkt, maar dit geheel ten overvloede, dat verweerster, zoals zij onbestreden heeft gesteld, de door de deurwaarder bij klager geïncasseerde exploitkosten aan klager heeft terugbetaald en dat zij de daarop betrekking hebbende btw nog niet heeft betaald in afwachting van een verklaring van de belastingdienst waaruit blijkt dat klager de btw over de exploitkosten niet heeft verrekend. Zij gaat ervan uit dat klager de btw heeft verrekend omdat het btw-bedrag expliciet door de deurwaarder is vermeld. Verweerster wordt door de raad in haar verweer gevolgd. Van een onjuiste instructie aan de deurwaarder is niet gebleken. Verweerster heeft de exploitkosten aan klager terugbetaald met uitzondering van de btw tot welk laatste zij niet is gehouden, niet omdat verweerster de gevraagde verklaring van de belastingdienst niet heeft verstrekt maar ook naar aanleiding van haar verzoek, niet aan verweersterr heeft bevestigd dat hij de btw niet heeft verrekend.  Dit onderdeel van de klacht is naar het oordeel van de raad dan ook ongegrond.

5.2   

Ad klachtonderdeel b)

Uit de bij brief van 16 augustus 2016 toegezonden bijlage blijkt dat verweerster geen betaling van de Raad voor Rechtsbijstand heeft ontvangen. Zij was naar het oordeel van de raad op geen enkele wijze gehouden dit bericht aan klager te verstrekken. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdelen a en b ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. R. Veerman, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, E. Bige, L.A.M.J. Putz, E.J. Verster, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2016.

Griffier    Voorzitter