ECLI:NL:TADRARL:2016:277 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-198

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:277
Datum uitspraak: 09-05-2016
Datum publicatie: 25-01-2017
Zaaknummer(s): 16-198
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over optreden eigen advocaat. Niet gebleken van ondermaats presteren van advocaat. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van 9 mei 2016

In de zaak 16-198

Naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennis genomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement van Midden-Nederland van 3 maart 2016 metkenmerk 15-202/TRC/AF, door de raad ontvangen op 7 maart 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Bij brief van 8 juni 2016 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.3 Verweerder heeft klager bijgestaan in een geschil met een computerleverancier. Dit geschil had betrekking op een in 2009 geleverde computer.

1.4 ln eerste instantie is de zaak in 2012 in behandeling gegeven bij zijn rechtsbijstandsverzekeraar DAS Rechtsbijstand. Klager is onder andere door verweerder bijgestaan, die destijds bij DAS Rechtsbijstand als jurist werkzaam was en nog geen advocaat was.

1.5 Een andere jurist van DAS Rechtsbijstand heeft in 2014 een procedure aanhangig gemaakt bij de kantonrechter. Na vermeerdering van eis is de zaak verwezen naar de afdeling civiel van de rechtbank Gelderland. Verweerder is niet betrokken geweest bij de procedure bij de kantonrechter.

1.6 Omdat klager bij de rechtbank rechtsbijstand van een advocaat nodig had, heeft hij zich tot verweerder gewend die inmiddels als advocaat werkzaam was op een advocatenkantoor.

1.7 ln het kader van de procedure heeft een comparitie plaatsgevonden.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder tijdens de rechtszitting over te weinig dossier- en technische kennis bleek te beschikken en hiervoor ook niet een derde heeft geraadpleegd. Hierdoor verloopt klagers zaak niet goed bij de rechtbank;

b) verweerder tijdens de zitting klager heeft belet het woord te voeren, hoewel klager zelf wel zijn deskundigheid had kunnen inbrengen.

3. VERWEER'

3.1 Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerder bij de bespreking van de klacht aan de orde.

4. BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Klager stelt in dit klachtonderdeel dat de kwaliteit van de werkzaamheden van verweerder beneden de maat was omdat verweerder over onvoldoende dossierkennis beschikte en ook tekort schoot wat betreft zijn technische kennis over het onderwerp. De voorzitter stelt vast dat klager zijn standpunt niet onderbouwt. Zo geeft klager niet aan op welke punten verweerder tekort is geschoten, welke specifieke kennis bij verweerder ontbrak en welke belangrijke informatie klager aan verweerder heeft aangereikt, waar verweerder vervolgens niets mee heeft gedaan. Klager heeft evenmin stukken overgelegd waaruit het tekortschieten van verweerder blijkt. Ook blijft onduidelijk waarom klager een externe expert had moeten inschakelen. Verweerder daarentegen heeft gemotiveerd betoogd dat hij over voldoende kennis beschikte om klagers zaak bij de rechtbank te bepleiten. De voorzitter is dan ook van oordeel dat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

Ad klachtonderdeel b)

4.2 Ook hier geeft klager niet aan op welke wijze hem de mond zou zijn gesnoerd op de zitting van de rechtbank. Verweerder heeft gemotiveerd aangevoerd dat klager zelf een deel van de systeemkast van zijn computer heeft meegenomen naar de rechtszitting en aan de rechtbank heeft kunnen laten zien dat de luchttoevoer volgens hem onvoldoende was. Klager heeft alle ruimte gehad om het woord te voeren. Verweerder heeft enkel op een gegeven moment met gebarentaal aan klager duidelijk gemaakt dat het beter was om op een bepaald deelgebied niet verder uit te wijden. Daarmee heeft verweerder niet onjuist gehandeld; integendeel, het is de taak van een advocaat om, als hij bemerkt dat de rechter zich voldoende geïnformeerd acht, dat op passende wijze aan de cliënt duidelijk te maken. Daarmee is het belang van de cliënt gediend. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het geheel geen sprake. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht in al haar onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

De klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 9 mei 2016.

Griffier    voorzitter