ECLI:NL:TADRARL:2016:267 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-577

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:267
Datum uitspraak: 29-08-2016
Datum publicatie: 19-01-2017
Zaaknummer(s): 16-577
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzitter oordeelt klacht over handelwijze advocaat wederpartij; kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de raad van discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 29 augustus 2016

in de zaak 16-577

naar aanleiding van de klacht van:

klager

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 17 juni 2016 met kenmerk 16-0006/ML/sd, door de raad ontvangen op 20 juni 2016.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is de stiefvader van [T]. Zij heeft een verstandelijke beperking en staat onder bewind en mentorschap. Na lange tijd in instellingen te hebben verbleven, woont [T] sinds augustus 2014 bij klager.

1.2    [T] is in een geschil verwikkeld met haar professioneel bewindvoerder en mentor, mevrouw B. Verweerster is de advocaat van mevrouw B. De advocaat van [T] heeft de kantonrechter verzocht om mevrouw B. te ontslaan als bewindvoerder en mentor en klager in haar plaats te benoemen. De kantonrechter heeft het verzoek van [T] wat betreft het mentorschap toegewezen, maar wat betreft het bewindvoerderschap afgewezen. Daartegen heeft [T] hoger beroep ingesteld. In die procedure wordt de bewindvoerder bijgestaan door verweerster. Op 4 december 2015 heeft zij een verweerschrift in principaal appel tevens incidenteel appel ingediend.

1.3    Bij brief van 6 januari 2016 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

klager van meerdere ernstige feiten te beschuldigen zonder daar zelf eerst onderzoek naar te doen.

3    VERWEER

Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster bij de bespreking van de klacht aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2    Volgens klager beschuldigt verweerster hem er ten onrechte van dat hij [T] zomaar uit de instelling heeft gehaald, dat hij lichamelijk en geestelijk geweld tegen [T] zou hebben gebruikt en zich agressief jegens iedereen zou gedragen. In de appelprocedure zijn de beschuldigingen die door verweerster over klager over zijn seksuele aard zo ernstig dat sprake is van smaad en laster jegens klager. Dit terwijl verweerster klager nog nooit heeft ontmoet of onderzoek naar alle beschuldigingen heeft gedaan. Verweerster betwist dergelijke uitlatingen over klager te hebben gedaan. Dat wat zij in het verweerschrift in appel door haar over klager naar voren heeft gebracht, namelijk dat klager [T] zonder voorafgaand overleg uit de zorginstelling heeft meegenomen, is gestaafd met een rapport van de instelling, aldus verweerster.

4.3    De voorzitter is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster de grenzen van de haar, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. In het algemeen dient een advocaat de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat deze cliënt hem verschaft en mag die advocaat in het algemeen afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en is slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Naar het oordeel van de voorzitter mocht verweerster dan ook in beginsel afgaan op de verkregen informatie van haar cliënte, mevrouw B. Dat geldt ook voor de verkregen informatie die betrekking heeft op het optreden van klager en zijn geschiktheid als mentor/ bewindvoerder. De voorzitter volgt klager niet in zijn verwijt dat verweerster die informatie eerst had moeten controleren. Daarvan zal eerst sprake zijn indien verweerster reden had om te twijfelen aan de juistheid van de verkregen informatie. Uit de stukken (het verweerschrift en de daarbij gevoegde stukken) blijkt dat verweerster aangeeft waarom mevrouw B. de opstelling van klager lastig vindt. Het staat verweerster vrij dat te verwoorden in het verweerschrift omdat de procedure over het optreden van klager gaat. Verder blijkt uit de stukken, met name van zorginstelling Philadelphia, dat verweerster geen reden heeft om te twijfelen aan de informatie die mevrouw B. haar geeft. Die stukken ondersteunen de informatie van mevrouw B. Dat verweerster klager beschuldigd heeft van lichamelijk en geestelijk geweld en agressief gedrag, wordt door klager niet met een duidelijke verwijzing naar concrete uitlatingen van verweerster aangetoond. Klager heeft daartoe onvoldoende gesteld, zodat de voorzitter dat niet kan vaststellen.

4.4    Op grond van het vorenstaande is de voorzitter van oordeel dat verweerster voldoende zorgvuldig jegens klager heeft gehandeld en haar geen tuchtrechtelijk verwijt treft. De voorzitter zal de klacht dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter:

verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.M.M. Steenberghe, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 29 augustus 2016.

griffier    voorzitter