ECLI:NL:TADRARL:2016:258 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-520

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:258
Datum uitspraak: 05-12-2016
Datum publicatie: 11-01-2017
Zaaknummer(s): 16-520
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen:
  • Waarschuwing
  • Kostenveroordeling
Inhoudsindicatie: Klacht tussen advocaten onderling. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door correspondentie over schikkingsonderhandelingen aan de rechter toe te zenden. Dat die uiteindelijk de rechter niet hebben bereikt doet aan het tuchtrechtelijk verwijtbare karakter niet af. Gedragsregels 12 en 13 van toepassing. Niet gebleken is dat de advocaat daarnaast ook schade heeft toegebracht aan de onderlinge verhouding tussen de beide advocaten.

Beslissing van 5 december 2016

in de zaak 16-520

naar aanleiding van de klacht van:

mr. X

advocaat te A

klager

tegen

mr. Y

advocaat te B

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 16 december 2015 heeft klager zich bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 6 juni 2016 met kenmerk 15-0399/AF/SD, door de raad ontvangen op 7 juni 2016, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 oktober 2016 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    De juridische kwestie betreft een huurzaak waarbij klager de huurster en verweerder de verhuurder bijstond. Op enig moment moest de huurster haar woning verlaten in verband met een asbestsanering in de woning. Vervolgens zijn tussen (de cliënten van) klager en verweerder diverse procedures gevoerd. Als laatste is door klager een kort geding aanhangig gemaakt dat op 17 december 2015 zou dienen.

2.2    Medio november 2015 kreeg de cliënte van klager van een woningbouwvereniging een andere woning aangeboden waarna zij de huurovereenkomst met de cliënt van verweerder bij brief van 19 november 2015 buiten gerechtelijk heeft ontbonden wegens een toerekenbare tekortkoming in de uitvoering van de huurovereenkomst (de asbestoverlast).

2.3    Nadien onderhandelden de advocaten van partijen over de afgifte van de inboedel van de cliënte van klager die extern was opgeslagen, over de wijze waarop dit zal gebeuren en over de kosten van opslag die de cliënt van verweerder had moeten betalen. Nadat hierover omstreeks 15 december 2015 na de nodige e-mail correspondentie tussen de advocaten overeenstemming was bereikt stelde klager namens zijn cliënte nog het probleem van de meterstanden van gas, water en licht aan de orde die de cliënte van klager toen zij op stel en sprong de woning had moeten verlaten niet had kunnen opnemen, althans niet had opgenomen. 

2.4    Toen informatie over deze meterstanden uitbleef liet klager aan verweerder weten dat hij indien deze niet alsnog zouden worden verstrekt het op 17 december 2015 geplande kort geding niet zou intrekken. Daarop heeft verweerder per fax een brief met producties aan de voorzieningenrechter toegezonden met verzoek deze aan het procesdossier van het kort geding toe te voegen. Het ging daarbij om de correspondentie tussen de advocaten die in december 2015 over genoemde onderwerpen had plaatsgevonden.

2.5    Uiteindelijk zijn de meterstanden toch verstrekt en is het kort geding ingetrokken. Vermoedelijk heeft de voorzieningenrechter nooit kennisgenomen van de inhoud van de brief van verweerder met bijlagen van 17 december 2015, nu deze ongeveer gelijktijdig met de intrekking van het kort geding is verzonden.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    in rechte een beroep te doen op brieven en e-mails die tussen partijen zijn gewisseld, zonder voorafgaand overleg met klager,

b)    in rechte een beroep te doen op e-mails die tussen hem en klager zijn gewisseld zonder voorafgaand advies van de deken in te winnen,

c)    zonder toestemming van klager mededeling te doen aan de voorzieningenrechter over de inhoud van de tussen klager en verweerder gevoerde schikkingsonderhandelingen,

d)    schade toe te brengen aan de onderlinge verhouding tussen klager en verweerder, welke dient te berusten op welwillendheid en vertrouwen, door het desgevraagd weigeren informatie te verschaffen over meterstanden terwijl verweerder wel over die informatie beschikte.

4    BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a), b) en c)

4.1    Nu deze direct met elkaar samenhangen zal de raad genoemde klachtonderdelen gezamenlijk beoordelen.

4.2    Op brieven en andere mededelingen van de ene advocaat aan de andere mag in rechte geen beroep worden gedaan tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, maar dan niet zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij en indien het overleg niet tot een oplossing leidt niet dan na advies van de deken te hebben ingewonnen. Omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen mag aan de rechter aan diens oordeel de zaak is onderworpen niets worden meegedeeld zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij. Zo is het in de gedragsregels voor advocaten verwoord.

4.3    Tussen partijen staat vast dat het bij de overgelegde producties ging om correspondentie tussen advocaten en dat deze schikkingsonderhandelingen bevatten die (in ieder geval in de visie van klager) uiteindelijk niet tot volledige overeenstemming hadden geleid. Punt van discussie waren nog de meterstanden.

4.4    Het staat vast dat verweerder voorafgaand aan de verzending van zijn brief van 15 december 2015 aan de voorzieningenrechter noch met klager noch met de deken overleg heeft gepleegd, laat staan dat hij toestemming voor het overleggen van stukken van klager heeft ontvangen.

4.5    Dit betekent dat verweerder jegens klager niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Dat de brief in kwestie de voorzieningenrechter vermoedelijk nimmer heeft bereikt doet daaraan niet af. De tuchtrechtelijk verwijtbare handelwijze is dat verweerder zonder toestemming van klager de correspondentie onder de aandacht van de voorzieningenrechter heeft willen brengen.

4.6    Genoemde klachtonderdelen worden derhalve gegrond verklaard.

Ad klachtonderdeel d)

4.7    Verweerder heeft ter zitting letterlijk naar voren gebracht dat hij (nadat zijn cliënt in zijn visie op diverse fronten had toegegeven) “er helemaal klaar mee was“ toen hij opnieuw werd geconfronteerd met een eis van (de cliënte van) klager die op ontoelaatbare wijze werd afgedwongen middels een kort geding dat op een ondeugdelijke juridische grondslag was gebaseerd. Dit alles aldus verweerder.

4.8    Als het klachtdossier in ogenschouw wordt genomen ontstaat het beeld dat het in de zaak over en weer hard is gespeeld en er tussen de advocaten een steeds verder toenemende animositeit is ontstaan. Dat is op zich te betreuren maar daarvoor is vaak en ook in dit geval moeilijk één schuldige aan te wijzen

4.9    Een eenzijdig schade toebrengen aan welwillendheid en vertrouwen in tuchtrechtelijk verwijtbare zin los van de eerder genoemde klachtonderdelen kan de raad in het optreden van verweerder dan ook niet zien.

4.10    Klachtonderdeel d. wordt derhalve ongegrond verklaard.

5    MAATREGEL

5.1    Aan verweerder wordt de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

6    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

6.1.    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

6.2     De raad ziet eveneens termen aanwezig om verweerder  overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen een maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer van de tuchtzaak.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klachtonderdelen a., b., en c. gegrond;

-    verklaart klachtonderdeel d. ongegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van een waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;

-    veroordeelt verweerder  tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker en M.W. Veldhuijsen, leden en bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 december 2015.

Griffier    Voorzitter