ECLI:NL:TADRARL:2016:257 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-459
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2016:257 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-12-2016 |
Datum publicatie: | 11-01-2017 |
Zaaknummer(s): | 16-459 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen eigen advocaat van klager ongegrond verklaard. Advocaat mocht als dominus litis besluiten om bepaalde stellingen van klager in de procedure niet naar voren te brengen en heeft gedaan wat van haar verlangd mocht worden om ervoor te zorgen dat het vonnis klager zou bereiken. |
Beslissing van 5 december 2016
in de zaak 16-459
naar aanleiding van de klacht van:
de heer X
wonende te A
klager
tegen
mr. Y
advocaat te B
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 8 mei 2015 heeft klager zich bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 18 mei 2016 met kenmerk 15-0168/AF/SD, door de raad ontvangen op 19 mei 2016, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 oktober 2016 in aanwezigheid verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- het van de deken ontvangen dossier;
- de brief van de deken van 28 juni 2016 met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1 Klager en zijn toenmalige partner verhuurden een woning. Deze woning is in 2009 en 2010 wegens achterstallige huur door hen ontruimd. De huurders van de woning hebben vervolgens bij de kantonrechter een procedure aanhangig gemaakt waarin zij van klager en zijn ex-partner schadevergoeding vorderden wegens het zoekraken van goederen tijdens de ontruiming. Verweerder heeft klager en zijn ex-partner (onder meer) in deze procedure bijstand verleend.
2.2 In de Conclusie van Antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie die namens klager en zijn ex-partner in de kantongerechtsprocedure is genomen wordt melding gemaakt van 1) dat een buurman bij de ontruiming samen met klager onder meer de kasten heeft leeggehaald en de inhoud in vuilniszakken heeft gedaan opdat de huurders deze konden ophalen en 2) dat op dat moment de politie kwam en dat de huurder in aanwezigheid van de politie de auto heeft volgestopt met spullen uit de woning.
2.3 Vervolgens heeft op 28 januari 2013 een comparitie van partijen plaatsgevonden waarin de verhuurders en de huurders zijn gehoord. Blijkens het proces verbaal van de comparitie heeft klager toen onder meer verklaard: “De politie en een overbuurvrouw, ik dacht mevrouw…….., hebben die dag persoonlijke sieraden uit de woning gehaald en aan mevrouw……. (de huurster) gegeven.”
2.4 Bij vonnis van de kantonrechter van 23 december 2013 zijn de vorderingen van de huurders toegewezen en zijn de in reconventie ingestelde vorderingen van klager en zijn ex-partner afgewezen. Bij brief van 8 januari 2014 heeft verweerster dit vonnis aan het haar bekende adres van klager en zijn ex-partner aan […] toegezonden.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerster tijdens de procedure niet duidelijk heeft gemeld dat er getuigen en politiebegeleiding waren tijdens de ontruiming en dat zij ook geen inlichtingen heeft gevraagd bij de politie,
b) verweerster het vonnis niet tijdig voordat de hoger beroepstermijn was verstreken aan klager heeft toegezonden.
4 VERWEER
4.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a. Op een gegeven moment kwam klager met het verhaal dat de politie sieraden uit de woning had weggehaald en aan de huurders had afgegeven. Dat was volstrekt ongeloofwaardig en daarom niet in het belang van klager om naar voren te brengen. De politie ziet dit als civiele zaak waarmee zij geen enkele inhoudelijke bemoeienis wil hebben. Als er door de politie over de gebeurtenissen iets was genoteerd zou dat de vorm hebben van een zogenaamde politie mutatie. Verweerder is erop gewezen dat een dergelijke mutatie bij de politie kon worden opgevraagd. Verweerster kan zich herinneren dat die er niet was. Deze aanpak van de zaak is met klager besproken. Dit alles aldus verweerster.
4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b. Ter zitting heeft verweerster naar voren gebracht dat zij het vonnis naar het haar bekende adres van klager heeft verzonden, dat toen haar duidelijk was geworden dat klager daar niet meer verbleef en hij vermoedelijk in het buitenland zat zij tweemaal tevergeefs telefonisch contact met klager heeft opgenomen, dat klager haar 06 nummer kende en dat hij voor haar al eerder een periode niet bereikbaar was geweest.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
5.1 Blijkens het proces-verbaal van de comparitie van partijen stond tussen de procespartijen in de kantongerechtsprocedure vast dat er bij de ontruiming politie aanwezig was geweest. Dat behoefde dus geen nader bewijs. Wel waren de partijen het oneens over de rol die de politie bij de ontruiming had gespeeld.
5.2 In de Conclusie van Antwoord wordt melding gemaakt van een buurman-getuige die zakken met spullen van de huurders heeft gevuld en van het feit dat de politie aanwezig is geweest bij het meenemen van spullen door de huurster.
5.3 Ter zitting heeft verweerster nog eens toegelicht dat en waarom zij meende dat het niet in het belang van klager was om zijn verhaal dat de politie de sieraden aan de huurders ter hand had gesteld naar voren te brengen, anders gezegd daarvan afzien de beste aanpak van de zaak was. Als dominus litis stond het verweerster vrij een dergelijk standpunt in te nemen.
5.4 Niet gebleken is dat klager zich (oorspronkelijk) niet bij deze aanpak van de zaak heeft neergelegd. Onweersproken is door verweerster gesteld dat zij deze aanpak expliciet met klager heeft besproken en dat zij de door haar namens klager genomen processtukken op voorhand ter goedkeuring aan klager heeft toegezonden.
5.5 Op grond van bovenstaande wordt klachtonderdeel a. ongegrond verklaard.
Ad klachtonderdeel b)
5.6 De raad is van oordeel dat verweerster heeft gedaan wat van haar verwacht mocht worden om ervoor te zorgen dat het vonnis klager tijdig zou bereiken. Zij heeft de uitspraak toegestuurd naar het adres waarvan zij mocht aannemen dat het nog altijd het adres van klager was en heeft in haar begeleidende brief de hoger beroepstermijn genoemd en geadviseerd geen hoger beroep in te stellen omdat dat in haar visie geen zin zou hebben. Voorts is onweersproken door verweerster gesteld dat zij tweemaal heeft geprobeerd om klager te bereiken en dat klager haar makkelijk had kunnen bereiken omdat hij haar 06 nummer had. Tenslotte had het ook op de weg van klager gelegen om - zeker nu hij wist dat het vonnis aanstaande was - zelf maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat hij na zijn vertrek voor verweerster bereikbaar bleef al was het maar door haar op te bellen en naar de uitslag van de procedure te informeren.
5.7 Op grond van het bovenstaande wordt klachtonderdeel b. ongegrond verklaard.
Proceskostenveroordeling
5.8 Het verzoek van verweerster om klager in de proceskosten te veroordelen wordt afgewezen alleen al vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag voor een kostenveroordeling van een klager.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en mrs. A.D.G. Bakker en M.W. Veldhuijsen, leden en bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 december 2016.
Griffier Voorzitter