ECLI:NL:TADRARL:2016:253 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-689

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:253
Datum uitspraak: 12-12-2016
Datum publicatie: 10-01-2017
Zaaknummer(s): 16-689
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar over puntentekort. De deken heeft de opleidingspunten van een cursus : "Actuele ontwikkelingen in het proces- en beslagrecht", gegeven door een deurwaarder, afgewezen. De deken heeft gesteld dat deze cursus is gegeven door een niet academisch geschoolde docent. Dit is in strijd met art. 4.4 lid4a van de Voda dat spreekt over "academisch of postacademisch onderwijs" en "het onderwijs gegeven is door deskundige docenten". Het gaat, volgens de deken, om de formele status van de cursusgever gaat (de deurwaarder heeft geen academische opleiding voltooid). De raad volgt de deken niet. Het strikte standpunt van de deken is niet af te leiden uit de toelichting op genoemd artikel van de Voda en er is derhalve geen strijd met art. 4.4 lid 4a van de Voda. Dekenbezwaar ongegrond.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 12 december 2016

in de zaak 16-689

naar aanleiding van de klacht van:

[ ] in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten

klager

tegen

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 7 juli 2016 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Deze brief is op 20 juli 2016 op de griffie binnengekomen.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 oktober 2016 in aanwezigheid van de deken. Verweerder heeft bij brief van 30 september 2016 aangegeven de zitting niet te zullen bijwonen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- het van de deken ontvangen dossier;

- de brief van verweerder van 15 september 2016 met zes producties.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1 Op 29 januari 2015 heeft verweerder over het jaar 2014 de opgave ingediend uit hoofde van de Centrale Controle op de Verordening (hierna: CCV). In de opgave heeft verweerder aangegeven dat hij in het kader van de verplichtingen met betrekking tot het onderhouden van zijn vakbekwaamheid 18 juridische opleidingspunten heeft behaald. De Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: NOvA) heeft verweerder op 13 maart 2015 aangeschreven en hem meegedeeld dat hij een puntentekort van twee opleidingspunten heeft, aangezien hij in voorgaande jaren geen overschot aan punten heeft behaald en zodoende het puntentekort niet kon compenseren.

2.2 Vervolgens viel verweerder in de steekproef van de NOvA genaamd “Nadere Controle Opleidingspunten CCV 2014”.

2.3 Op 1 juni 2015 heeft verweerder ten behoeve van deze steekproef bewijsstukken aangeleverd. De NOvA heeft verweerder op 10 juli 2015 kenbaar gemaakt voornemens te zijn om één van de cursussen af te wijzen maar hem nog gelegenheid gegeven tot aanvulling van het bewijsmateriaal. Vervolgens heeft verweerder op 17 juli 2015 aanvullend bewijsmateriaal gezonden.

2.4 De NOvA heeft de CCV-opgave van verweerder overgedragen aan de lokale orde die in september 2015 heeft vastgesteld dat de betreffende cursus niet is gegeven door een academisch geschoolde docent en dat er derhalve geen opleidingspunten aan de cursus kunnen worden toegekend. Dit volgt uit het door de dekens vastgestelde beleid, weergegeven in het document “Overzicht welk bewijs geleverd moet worden om punten aan te tonen”. Aangezien er veertien juridische opleidingspunten zijn bewezen heeft dit over 2014 geleid tot een puntentekort van zes opleidingspunten.

2.5 In een e-mailbericht van 28 september 2015 is aan verweerder kenbaar gemaakt dat er over 2014 zes opleidingspunten ontbreken en dat deze in het jaar 2015 ingehaald dienen te worden. Tevens is in dezelfde e-mail kenbaar gemaakt dat er bij recidiverend puntentekort dekenbezwaar zal worden gemaakt.

2.6 In de CCV-opgave over het jaar 2015, ingediend door verweerder op 18 januari 2016, heeft verweerder aangegeven 24 opleidingspunten te hebben behaald, alle juridisch. Omdat er zes opleidingspunten ingehaald dienden te worden en er slechts vier zijn ingehaald, heeft de NOvA de opgave overgedragen aan de deken in het arrondissement Overijssel.

3 DEKENBEZWAAR

3.1 Verweerder heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de Verordening op de advocatuur (Voda), in het bijzonder artikel 4.4 lid 1 van de Verordening, door niet te voldoen aan de verplichting om ieder jaar tenminste twintig opleidingspunten te behalen, zoals bovenstaand onder 2.1 t/m 2.6 omschreven.

4 VERWEER

4.1 De deken heeft ten onrechte vier opleidingspunten voor de cursus “Actuele ontwikkelingen in het proces- en beslagrecht” afgewezen. Als reden heeft de deken opgegeven dat de cursus niet is gegeven door een academisch geschoolde docent. Deze reden kan de beslissing van de deken niet dragen. Uit de toelichting op de Voda blijkt dat de gevolgde activiteit van academisch niveau moet zijn en dat deskundige docenten hieraan hun medewerking moeten verlenen. Ook geldt dat de Voda het voor advocaten mogelijk maakt om zelf te beoordelen of een cursus bijdraagt aan en mee kan tellen voor het onderhouden van de vakbekwaamheid. Aan deze eisen was voldaan. De cursus was van academisch niveau en had betrekking op het rechtsgebied waarop verweerder werkzaam is. De desbetreffende docent is zonder meer deskundig. Hij is sedert 1975 als gerechtsdeurwaarder werkzaam en vanaf 1990 als docent aan de opleiding tot kandidaat-gerechtsdeurwaarder verbonden.

4.2 De deken had de vier opleidingspunten dan ook niet mogen afwijzen als gevolg waarvan verweerder in 2014 In totaal 18 opleidingspunten heeft behaald. De 24 opleidingspunten in 2015 brengen vervolgen met zich dat het tekort van twee punten in 2014 is gecompenseerd.

4.3 Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat hij als gevolg van overmacht in 2015 niet de 26 opleidingspunten heeft behaald. Teneinde het -ten onrechte gestelde- puntentekort van zes te compenseren heeft verweerder in 2015 diverse cursussen ingepland waardoor hij in 2015 in totaal 28 opleidingspunten zou behalen. De reden waarom uiteindelijk in 2015 “slechts” 24 opleidingspunten zijn behaald, is gelegen in het feit dat de door verweerder ingeplande cursus van 17 december 2015 op 7 december 2015 werd geannuleerd. In de maand december waren er geen cursussen meer beschikbaar die bijdragen aan en meetellen voor het onderhouden van de vakbekwaamheid.

4.4 Indien de vier opleidingspunten van de cursus “Actuele ontwikkelingen in het proces- en beslagrecht” terecht zijn afgewezen, brengt dat mee dat uiteindelijk over 2014 en 2015 twee opleidingspunten te weinig zijn behaald. Inmiddels heeft verweerder in 2016 twaalf opleidingspunten behaald en heeft hij nog drie cursussen met een totaal van twaalf opleidingspunten gepland staan. Het totale aantal opleidingspunten in 2016 zal daarmee uitkomen op 24, waarmee het tekort in 2014 en 2015 alsnog is gecompenseerd.

5 BEOORDELING

5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. De onderhavige klacht is ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2 De vraag ligt voor of de litigieuze cursus, gegeven door een niet-academisch geschoolde docent, te weten een gerechtsdeurwaarder, voldoet aan de eisen die de Voda stelt, in het bijzonder in artikel 4.4 lid 4a waarin onder meer wordt gesproken over “academisch of postacademisch onderwijs” en ”het onderwijs gegeven is door deskundige docenten.” Als de litigieuze cursus daaraan niet voldoet betekent dit dat verweerder over 2014 vier punten minder heeft behaald. De deken heeft gesteld dat genoemd artikel aldus moet worden uitgelegd dat het onderwijs moet zijn gegeven door een academisch geschoolde docent en dat verweerder derhalve te weinig punten heeft behaald. Bovendien zou de cursus niet zijn gegeven door een erkend opleidingsinstituut.

5.3 De raad stelt vast dat in de toelichting op genoemd artikel het volgende wordt gesteld:

Het stelsel dat in dit lid (bedoeld wordt lid 4 van artikel 4.4, toevoeging raad) wordt beschreven is open. Dat wil zeggen dat er geen gesloten lijst van activiteiten en opleidingen is waarvoor de advocaat punten kan krijgen. De open norm komt op meerdere onderdelen tot uitdrukking. Allereerst is het niet nodig om de opleidingen te volgen …….. of te geven …. bij een erkende opleidingsinstelling. Ten tweede komen ook andere activiteiten dan onderwijs in aanmerking voor opleidingspunten…..Deze open norm geeft een advocaat vrijheid om te kiezen welke activiteiten of opleidingen het beste bijdragen aan zijn vakbekwaamheid. Hierdoor neemt de eigen verantwoordelijkheid van de advocaat toe, maar ook de mogelijkheid om een passender oplossing te vinden. De eigen verantwoordelijkheid en de eigen behoefte van de advocaat staan voorop.

In het onderdeel a (bedoeld wordt 4.4 lid 4a, toevoeging raad) gaat het om het volgen of bijwonen van onderwijs van tenminste academisch niveau. Het niveau wordt afgemeten aan de deelnemers, de deskundigheid van de docenten, en de relevantie voor de advocatuurlijke praktijk…..”

De deken heeft gesteld dat het bij het vereiste van academisch dan wel postacademisch onderwijs gaat om de formele status van de cursusgever. Dat volgt, naar het oordeel van de raad, echter niet zonder meer uit artikel 4.4 lid 4a van de Voda, dat spreekt van “academisch en postacademisch onderwijs” en van “deskundige docenten” en niet van academisch geschoolde docenten. Bovendien geeft de toelichting op genoemd artikel aan dat er geen gesloten lijst van activiteiten en opleidingen is, maar legt de Voda de verantwoordelijkheid voor de activiteiten en opleidingen bij de advocaat, waarbij als doel wordt gesteld dat de activiteit c.q. opleiding moet bijdragen aan de vakbekwaamheid. De door de deken gestelde eis dat de cursusgever een academische graad heeft, ligt om die reden niet in de Voda besloten. Datzelfde geldt dat voor de eis dat de cursus wordt gegeven door een erkende onderwijsinstelling. De raad stelt vast dat de eisen, zoals die volgens de deken op grond van art.4.4a lid 4 Voda gelden, niet afgeleid kunnen worden uit het gestelde in de Voda. Door klager is onweersproken gesteld dat de gevolgde cursus voldoet aan het vereiste academische niveau, gezien het niveau van de deelnemers -advocaten-, de deskundigheid van de docent en de relevantie van de lesstof voor de advocatenpraktijk. De klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het dekenbezwaar ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, P.J.F.M. de Kerf, H.H. Tan, A.M.T. Weersink, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2016.

Griffier Voorzitter