ECLI:NL:TADRARL:2016:242 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-184

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:242
Datum uitspraak: 23-12-2016
Datum publicatie: 10-01-2017
Zaaknummer(s): 16-184
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. Klacht was bij voorzittersbeslissing deels kennelijk niet-ontvankelijk (gebrek aan belang) en deels kennelijk ongegrond verklaard. Verzet ongegrond.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 23 december 2016

in de zaak 16-184

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 30 maart 2016 op de klacht van:

klaagster

gemachtigde: [    ]

tegen:

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief, met bijlagen, van 3 juli 2015 heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 1 maart 2016, met kenmerk 51/15/056, door de raad ontvangen op 2 maart 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 30 maart 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) bepaald dat de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk is en deels kennelijk ongegrond, welke beslissing op 4 april 2016  is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij brief van 15 april 2016, door de raad ontvangen op 18 april 2016, aangevuld bij brieven van 22 en 29 april 2016, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 oktober 2016 in aanwezigheid van de heer B., gemachtigde van klaagster, en van verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven. Verder heeft de raad kennisgenomen van het namens klaagster ingediende verzetschrift, genoemd onder 1.4, en van de mails, met bijlagen, aan de raad van 13 oktober 2016.  

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet, althans onvoldoende gemotiveerd, op.

3.    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a)    De feiten zijn onjuist althans onvolledig weergegeven door de voorzitter;

b)    De klachten zijn onjuist althans onvoldoende weergegeven door de voorzitter;

c)    Verweerder heeft deels klachten onweersproken gelaten;

d)    De voorzitter komt ten onrechte t.a.v. de klachtonderdelen a, b en c tot kennelijke ongegrondverklaring;

e)  De voorzitter komt ten onrechte t.a.v. klachtonderdeel d tot kennelijke niet-ontvankelijkverklaring; de rechtspraktijk van klaagster en haar cliënten werden wel degelijk rechtstreeks in hun belangen getroffen door de versluierde advocaten-activiteiten van verweerder in de praktijkrechtspersoon [naam BV]; bovendien treedt verweerder nu ook op als faillissementscurator, hetgeen bij justitiabelen verwarring kan wekken, waarbij klaagster heeft benadrukt dat zij verweerder niet beschuldigt van verkeerd handelen als curator;

f)    De voorzitter koppelt ten onrechte klachtonderdeel d los van de onderdelen a, b en c;

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond geacht. Meer in het bijzonder met betrekking tot verzetgrond e) overweegt de raad nog, dat niet valt in te zien wat er tuchtrechtelijk verwijtbaar is aan het hebben van een praktijkvennootschap of aan het optreden als faillissementscurator.

4.2    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. H.J.P. Robers, A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 december 2016.

griffier                                                voorzitter