ECLI:NL:TADRARL:2016:234 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-682

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:234
Datum uitspraak: 27-06-2016
Datum publicatie: 21-12-2016
Zaaknummer(s): 15-682
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Reikwijdte opdracht aan verweerster via rechtsbijstandsverzekeraar. Volgens klagers verzoek om bemiddeling met gemeente, niet adviseren over goede/slechte kansen. Tussenbeslissing i.v.m. opvragen stukken opdrachtbevestiging bij verweerster.

Tussenbeslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 27 juni 2016

in de zaak 15-682

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 20 augustus 2015, aangevuld bij brieven van 27 augustus 2015, 3 september 2015, 16 september 2015 en 25 oktober 2015, hebben klagers bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 23 februari 2016 met kenmerk K 15/84, door de raad ontvangen op 25 februari 2016, heeft de deken de klacht (opnieuw) ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 april 2016 in aanwezigheid van klagers en verweerster, die is bijgestaan door mr. [H]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een fax van klagers aan de raad van 30 december 2015;

-    een brief van klagers van 12 januari 2016, met bijlagen;

-    een brief van klagers van 8 februari 2016;

-    een brief van klagers van 24 februari 2016, met bijlagen;

-    een brief van klagers van 23 maart 2016, met bijlagen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klagers hebben op of omstreeks 15 december 2000 een recreatiewoning gekocht in een op te richten recreatiepark met bijbehorende centrumvoorziening. Onderdeel van deze aankoop waren de bepalingen zoals vastgelegd in een akte van 21 juli 1998. In de folder van de projectontwikkelaar werd, mede onder verwijzing naar de verklaring van de gemeente L., de kopers een semipermanente woonplek beloofd.

2.2    Het recreatiepark is nooit opgericht en de toegezegde parkvoorzieningen zijn er nooit gekomen. De projectontwikkelaar heeft de gemeente L. aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. In overleg met de gemeente L. is met de projectontwikkelaar besloten om het recreatiepark om te vormen tot een woonwijk. De afspraken hieromtrent zijn, tegen finale kwijting van de schadeclaim van de projectontwikkelaar, neergelegd in een overeenkomst tussen de gemeente L. en de projectontwikkelaar van 16 februari 2006. Daarin wordt het verlenen van een ‘woonbestemming’ aan kopers afhankelijk gesteld van het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst met de projectontwikkelaar, waartoe een bijdrage door de kopers aan de projectontwikkelaar moet worden betaald.

2.3    Klagers hebben de door de projectontwikkelaar aan hun voorgelegde overeenkomst van opdracht van 16 april 2015, waarin aan hen een bijdrage van ruim

€ 26.500,- inclusief omzetbelasting werd gevraagd, niet ondertekend.

2.4    Bij besluit van 26 februari 2008 heeft de gemeente L. een groot deel van het park een woonbestemming gegeven. Op de percelen van de bewoners die geen overeenkomst hebben gesloten met de projectontwikkelaar, waaronder het perceel van klagers, is de recreatieve bestemming gehandhaafd.

2.5    Op 16 april 2008 hebben klagers de projectontwikkelaar aangeboden een (lagere) bijdrage te betalen voor de omvorming van recreatiepark naar woonwijk. Dit voorstel is door de projectontwikkelaar afgewezen.

2.6    Via diverse bestuursrechtelijke procedures hebben klagers getracht het naar hun mening onrechtmatig handelen van gemeente L. jegens hen aan de kaak te stellen. Klagers zijn via hun rechtsbijstandsverzekeraar, Achmea, daarin aanvankelijk bijgestaan door drie advocaten. Na verloop van tijd heeft de gemeente L. de procedure in gang gezet om ook het perceel van klagers een woonbestemming te geven.

2.7    Eind september 2014 is door Achmea de civiele kwestie inzake de mogelijke aansprakelijkheid van de gemeente L. jegens klagers aan het kantoor van verweerster uitbesteed. Hun zaak is in eerste instantie behandeld door mr. A.  Deze mr. A. heeft klagers geadviseerd om de uitkomst van de bestuursrechtelijke procedure af te wachten alvorens een schadeclaim in te dienen.

2.8    Op 10 december 2014 hebben klagers tuchtrechtelijke klachten ingediend tegen de onder 2.6 hiervoor genoemde drie advocaten wegens het structureel weigeren om relevante argumenten voor te leggen aan een rechter. Tevens is de deken op dezelfde grond verzocht te bemiddelen tussen klagers en mr. A.

2.9    Op 12 december 2014 hebben klagers een klacht ingediend bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (hierna: Kifid).

2.10    Bij brief van 29 december 2014 hebben klagers de gemeente L. aansprakelijk gesteld voor de schade die zij stellen te lijden en hebben geleden door het onthouden van een woonbestemming op hun perceel.

2.11    Op 2 april 2015 te 17:28 uur heeft verweerster een e-mail aan klager gestuurd:

“Ik heb zojuist getracht u telefonisch te bereiken, maar nu dit niet is gelukt, stuur ik u dit bericht.

Mijn collega mr. [ naam gemachtigde] heeft mij verzocht uw dossier [naam klagers] / Gemeente [L] op te pakken. In dat kader zou ik graag met u in telefonisch overleg treden om gezamenlijk een afspraak te maken teneinde uw kwestie met mij te bespreken. (…)

Alvast vriendelijk dank voor uw reactie”

2.12    Hierop hebben klagers per e-mail van 2 april 2015 te 22:16 uur als volgt gereageerd:

“Bedankt dat u bereid bent om ons dossier op te pakken.

Zoals U uit ons dossier heeft kunnen vernemen, hebben wij de provincie [O] en de gemeente [L] aansprakelijk gesteld voor de aan ons toegebrachte schade omdat ons sinds 16 april 2008, een woonbestemming onterecht onthouden is. Het recht op woonbestemming heeft de gemeente [L] en de provincie [O] gekoppeld, aan het wel dan niet ondertekenen van een contract met de projectontwikkelaar. De gemeente [L] en de provincie [O] hadden afstand moeten nemen van soortgelijk opgestelde contracten. Door desalniettemin hier woonbestemming aan te koppelen, hebben de provincie en de gemeente [L] de wet overtreden. Wij hebben getracht dit bestuursrechterlijk aan een rechter voor te leggen maar wij zijn hierin door verschillende aan ons toegevoegde advocaten geblokkeerd. Ons wordt nu waarschijnlijk op korte termijn onder geheel andere motiveringen alsnog een woonbestemming toegekend.

Volgens de SAR, is het voeren van een bestuursrechterlijke procedure met onze motiveringen waarschijnlijk niet meer noodzakelijk, en volstaat een civiel rechterlijke procedure. Wij vinden het desalniettemin van belang dat wij in onze civiel rechterlijke procedure onze bestuursrechterlijke klacht met betrekking tot het overtreden van de wet, uitdrukkelijk gaan benoemen.

Wij hebben onze klacht en schade claim naar de provincie [O] en de gemeente [L] samengevat in ons schrijven van 29 december 2014. Hierin zijn van belang:

1)    Overeenkomst van opdracht projectontwikkelaar van 23 juni 2005

2)    Onze bijdrage aan projectontwikkelaar van 16 april 2008.

3)    Schrijven naar gemeente [L] van 24 september 2009.

4)    Schrijven aan de Raad van State van 24 mei 2014

(…) Tot op heden hebben wij nog geen verdere reactie mogen ontvangen van de provincie [O] en de gemeente [L].

Wij zouden het zeer op prijs stellen indien U de provincie [O] en de gemeente [L] op zeer korte termijn benaderd, en informeert waarom het verder ijzig stil blijft.

Voor Uw informatie wij zijn niet op uit om geldelijk gewin, onze prioriteit is en blijft het omgaand (gedwongen) verlaten van [ naam park], zonder al te veel financiële schade, de psychische schade is inmiddels niet meer in geld uit te drukken.

Wij hopen U hiermede van de nodige informatie te hebben voorzien, indien U ons bij nader inzien toch liever niet wilt bijstaan vernemen wij dit graag omgaand. Wij zullen U morgenvroeg om ca 11.00 terugbellen, indien nodig zijn wij graag bereid om e.e.a. mondeling toelichten. “

2.13    Per e-mail van 3 april 2015 te 15:56 uur hebben klagers aan verweerster bericht:

“Hierbij bevestigen wij het telefonisch onderhoud van heden. Voorafgaand aan een persoonlijk gesprek, hebben wij afgesproken dat U voorafgaand hiervan, eerst onze aansprakelijkheid stelling naar de gemeente [O] en de gemeente [L] doorneemt, en de correspondentie zoals aangehaald in onze E-mail van 2 april 2014. Op woensdag 8 april om 16.00 uur neemt U telefonisch contact met ons op, teneinde Uw conclusie te vernemen, om in overleg te treden met de provincie [O] en de gemeente [L] wij verwijzen naar ons schrijven naar de gemeente [L]”

2.14    Vervolgens hebben klagers per e-mail van 6 april 2015 te 16:03 uur aan verweerster laten weten:

“Voor de goede orde bijgaand de E-mail correspondentie met het KIFId van 20 maart 2015, hierin hebben wij afgesproken met de SAR, de heer [B], dat [het kantoor van verweerster] in eerste instantie gaat trachten om tot overeenstemming te komen met de provincie [O] en de gemeente [L].

Wij hebben nog een opmerking: Indien Uw poging, met de provincie [O] en de gemeente [L] om in overleg te treden, niet slaagt. Dan moeten wij, (alhoewel woonbestemming is verleend, op argumenten, die de onze niet waren) met onze argumenten, waarom ons sedert april 2008, een woonbestemming onterecht onthouden is, en waarvoor wij onze schade claimen, dit eerst aan een bestuursrechter voorleggen, alvorens een civiele rechter kan oordelen over de hoogte van onze schade. Wij zouden het op prijs stellen indien U dit aan ons wilt bevestigen. “

In voornoemde aan verweerster meegezonden brief van 20 maart 2015 van klagers aan mevrouw [B] van het Kifid, tevens in c.c. gezonden aan de heer [B] van de SAR, zijnde de rechtsbijstandsverzekeraar van klagers, is onder meer opgenomen:

“Geachte mevrouw [B] en mijnheer [B],

Wij hebben heden met de heer [B] afgesproken, dat [naam kantoor van verweerster] in eerste instantie onze civiele claim naar de provincie [O] en de gemeente [L] op zich gaat nemen om te trachten tot overeenstemming te komen. Grondslag voor onze civiele claim, is hetgeen wij hebben verwoord in ons schrijven naar de provincie [O] en de gemeente [L] van 29 december 2014. De SAR legt aan [naam kantoor van verweerster] verder geen beperkingen op.

Indien mocht blijken dat er een gerechtelijke procedure noodzakelijk is om onze schade te compenseren dan neemt de SAR opnieuw met ons contact op, om voortgang te overleggen (eventuele vrije advocaat keuze). (…)”

2.15    Bij brief van 16 april 2015 aan klager heeft verweerster haar bevindingen na de beoordeling van zijn juridische positie uiteengezet. Zij concludeert in haar brief dat zij op grond van zijn polisvoorwaarden bij de SAR klager niet verder kan bijstaan wegens het ontbreken van een redelijke kans van slagen om het door hem gewenste resultaat te bereiken en bericht dat zij tot sluiting van het dossier zal overgaan. Indien gewenst kan zij haar visie mondeling dan wel in persoon nader toelichten. Voorts wijst zij klager in haar brief op de mogelijkheid van een second opinion, waarbij een andere advocaat - via de SAR -  de door haar gegeven visie, als in de brief uiteengezet, kan beoordelen.

2.16    De gemeente L. heeft nadien aan de woning van klagers de woonbestemming verleend. De woning van klagers is recentelijk verkocht.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    zij de onderhavige zaak tegen de gemeente L. van haar voormalig kantoorgenoot, mr. A., al in behandeling heeft genomen, terwijl zij op de hoogte was van de door klagers op 10 december 2014 ingediende klacht bij de deken over de drie eerder door de SAR aan klagers toegevoegde advocaten, waarbij tevens door klagers hun zorgen zijn geuit over de kwaliteit van de juridische bijstand door mr. A.;

b)    zij in de conclusie van 16 april 2015 na heeft gelaten de door klagers aangedragen feiten, argumenten en documenten te noemen, waaruit blijkt dat klagers ten onrechte de woonbestemming zijn onthouden.

3.2    Ter onderbouwing van klachtonderdeel a) stellen klagers dat zij zich bij de deken hebben beklaagd over de drie eerder toegewezen advocaten omdat zij volgens klagers consequent hebben geweigerd om de werkelijke feiten te benoemen, waardoor die feiten - namelijk dat sprake is van grove verwijtbare onrechtmatigheden door de gemeente L. - in de doofpot zijn verdwenen. Doordat klagers de werkelijke feiten van het verzwijgen dusdanig ernstig achtten, hebben zij tevens het Kifid in kennis gesteld van hun klacht en hun verontrusting geuit over de juridische bijstand die zij op dat moment genoten van mr. A. Na vertrek van mr. A bij het kantoor heeft verweerster de zaak van klagers overgenomen en op 16 april 2015 (ongevraagd) een advies geschreven, waarbij ook zij alle werkelijke feiten verzwijgt. Klagers vermoeden dat zij bewust door de kring van advocaten, zoals toegewezen door de SAR, geblokkeerd worden om naar de rechter te gaan door de werkelijke feiten achter te houden.

3.3    Ter onderbouwing van klachtonderdeel b) stellen klagers dat verweerster ten onrechte bepaalde informatie niet in haar advies van 16 april 2015 heeft verwerkt. Daarbij gaat het om:

-    de overeenkomst van opdracht van de projectontwikkelaar van 12 juni 2005, waarbij betaling van een aanzienlijk bedrag door klagers als voorwaarde werd gesteld voor het verkrijgen van de woonbestemming, terwijl al eerder door klagers was  betaald voor infrastructuur en afbouw van het recreatiepark;

-     het door de projectontwikkelaar en de gemeente L. afgewezen betalingsvoorstel van klagers van 16 april 2008. Met dat voorstel voldeden klagers naar hun opvatting aan de door de gemeente gestelde voorwaarden om de woonbestemming toegekend te krijgen;

-    het feit dat de gemeente L. heeft besloten dat aan eigenaren van recreatiewoningen, die geen voorstel van de projectontwikkelaar hadden ontvangen om mee te betalen aan de infrastructuur, maar daartoe wel bereid waren, een woonbestemming te verlenen. Daarbij is verwezen naar het schrijven van de gemeente L. van 12 juni 2007;

-    het feit dat de woning van klagers sedert 16 april 2008 onverkoopbaar is geworden doordat de woonbestemming, ten onrechte, werd onthouden.

4    VERWEER

ad klachtonderdeel a)

4.1    Volgens verweerster hebben klagers met de rechtsbijstandsverzekeraar en het Kifid afgesproken dat hun dossier aan het kantoor van verweerster zou worden uitbesteed. Aanvankelijk is het dossier intern aan haar kantoorgenoot mr. A. toegedeeld. Na zijn vertrek is verweerster op 2 april 2015 door haar leidinggevende gevraagd om het dossier in behandeling te nemen. Met de inhoud van de klacht van klagers tegen hun drie eerdere advocaten, die ook waren toegewezen door de rechtsbijstandsverzekeraar, of met het bemiddelingsverzoek van 10 december 2014 over mr. A. was verweerster niet bekend. Niet valt in te zien dat haar ter zake enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan worden verweten.

ad klachtonderdeel b)

4.2    Met klagers heeft zij de relevante feiten en het door hen gewenste resultaat besproken. Overeenkomstig de tussen klagers en de rechtsbijstandsverzekeraar geldende polisvoorwaarden en, ook los daarvan, gelet op haar plicht als advocaat, heeft  verweerster eerst de juridische haalbaarheid van de zaak van klagers beoordeeld. Daarbij heeft zij haar opdracht autonoom uitgevoerd. In haar brief van 16 april 2015 concludeert verweerster op basis van de door klagers aangehaalde relevante feiten dat geen sprake is van een redelijke kans van slagen om in een gerechtelijke procedure het door klagers gewenste resultaat te behalen. In dit kader stelt verweerster dat naar haar mening sprake is van onrechtmatig handelen door de gemeente L. jegens klagers door te weigeren om een woonbestemming af te geven. Zij betwijfelt of sprake is van causaal verband tussen dat onrechtmatige handelen van de gemeente L. en de door klagers gestelde schade, namelijk dat hun woonomgeving klagers negeert waardoor klagers gevoelsmatig gedwongen worden om te verhuizen. Aanwijsbare vermogensschade acht verweerster op dat moment niet aanwezig. Zij heeft klagers geadviseerd om hun schadevergoedingsvordering desgewenst te laten herbeoordelen en heeft een second opinion in overweging gegeven. Door aldus te handelen heeft zij  gehandeld als een behoorlijk advocaat betaamt, aldus verweerster.

5    BEOORDELING

5.1    Ter zitting is de raad gebleken dat ook een onderdeel van klachtonderdeel b) is dat verweerster niet heeft gedaan wat tussen klagers met de rechtsbijstandsverzekeraar en het Kifid is afgesproken, namelijk dat het kantoor van verweerster door de rechtsbijstandsverzekeraar is aangezocht om de civiele claim van klagers op zich te nemen, in eerste instantie alleen om te trachten om namens klagers tot overeenstemming te komen met de provincie [O] en/of de gemeente [L]. Volgens klagers heeft verweerster zich, nadat zij de zaak van mr. A. intern heeft overgenomen, niet aan de verstrekte opdracht gehouden. Verweerster heeft daarentegen aan klagers ongevraagd advies verstrekt over de juridische haalbaarheid van hun dossier in een juridische procedure tegen alleen de gemeente L., terwijl dat juist niet de opdracht was.

5.2    Verweerster heeft ter zitting verklaard dat mr. A. de zaak van klagers eerst heeft behandeld en dat zij de zaak daarna heeft overgenomen. Zij betwist dat zij alléén was ingeschakeld om namens klagers te gaan onderhandelen met de gemeente [L] dan wel tevens met de provincie [O]. Dat is volgens haar ook niet als zodanig opgenomen in de opdracht van de rechtsbijstandsverzekeraar, waarin normaliter staat dat altijd eerst een toetsing van de juridische haalbaarheid van een zaak moet worden gedaan. Dat in dit specifieke geval tussen klagers en de rechtsbijstandsverzekeraar andere afspraken zijn gemaakt, is haar niet bekend, aldus verweerster. Volgens verweerster wordt binnen het kantoor gebruik gemaakt van een modelbrief om aan cliënten de uitbesteding van de zaak door de rechtsbijstandsverzekeraar te bevestigen. Ter zitting heeft verweerster in dit kader verklaard dat zij er vanuit gaat dat mr. A. de opdracht dan ook aan klagers zal hebben bevestigd, maar dat die opdrachtbevestiging niet in haar dossier zit. 

5.3    Alvorens de klacht inhoudelijk te kunnen beoordelen wenst de raad de beschikking te krijgen over alle stukken die aan de opdrachtverlening door de rechtsbijstandsverzekeraar van de zaak van klagers aan (het kantoor van) verweerster ten grondslag liggen. Daartoe zal verweerster in de gelegenheid worden gesteld nadere stukken in de procedure in te brengen, waarna klagers in de gelegenheid zullen worden gesteld om daarop te reageren, een en ander als na te melden.

5.4    In afwachting van de verzochte stukken wordt elke verdere beslissing op de klacht aangehouden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    bepaalt dat verweerster binnen 21 dagen na verzending van deze beslissing de hiervoor onder 5.3 genoemde stukken aan de raad zal toezenden, onder gelijktijdige toezending daarvan aan klagers (per e-mail aan: [mailadres klager]);

-    bepaalt dat klagers binnen 21 dagen na ontvangst van de nagezonden stukken (alleen) daarop mogen reageren, onder gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan verweerster;

-     houdt elke verdere beslissing aan.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. R.J.A. Dil, P.J.F.M. de Kerf, P.R.M. Noppen, C.W.J. Okkerse, leden en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2016.

Griffier    Voorzitter