ECLI:NL:TADRARL:2016:225 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-257

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:225
Datum uitspraak: 25-07-2016
Datum publicatie: 08-12-2016
Zaaknummer(s): 16-257
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft volgens klager opdracht gegeven aan de deurwaarder om aan klager een bevel tot betaling uit te brengen voor achterstallige alimentatie terwijl verweerster wist dat die alimentatie al betaald was. De raad heeft niet kunnen vast stellen of die opdracht door verweerster of haar cliënte, de ex-echtgenote van klager, persoonlijk is gegeven. Maar al had verweerster die opdracht gegeven dan was dat niet tuchtrechtelijk verwijtbaar omdat vast staat dat er op dat moment nog geen overeenstemming was over het punt of die alimentatie daadwerkelijk betaald was. Bovendien zijn er geen inningsmaatregelen genomen en heeft klager niet aangetoond schade te hebben geleden door het uitbrengen van het betalingsbevel. De klacht is ongegrond.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 25 juli 2016

in de zaak 16-257

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 9 oktober 2015 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 17 maart 2016 met kenmerk 15-0320, door de raad ontvangen op 18 maart 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 mei 2016 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief van verweerster van 13 mei 2016 met bijlagen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Vanaf 2011 heeft verweerster klagers ex-echtgenote bijgestaan in de echtscheidingsprocedure.

2.2    Bij beschikking van het Hof [plaats] van [….] 2013 is aan verweerster cliënte  (hierna: mw. L.) een alimentatie toegekend van € 1.125,-- per maand.

2.3    Op [….] 2015 heeft de rechtbank [plaats] een beschikking gegeven inzake de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk.

2.4    Op 5 oktober 2015 heeft klager een gerechtelijk stuk ontvangen van deurwaarderskantoor [naam] waarin klager wordt gesommeerd een bedrag aan partneralimentatie verschuldigd vanaf november 2014, van ruim € 14.000 te voldoen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    zij aan de deurwaarder opdracht heeft gegeven een bevel tot betaling van achterstallige alimentatie aan klager te betekenen terwijl zij wist dat de alimentatieschuld op 11 maart 2015 volledig door klager was voldaan;

b)    zij zich onbehoorlijk gedraagt door klager te interrumperen en af te snauwen. Klager heeft dit als intimidatie ervaren.

3.2    Klager stelt ter onderbouwing van zijn klacht dat mw. L. een schuld heeft aan de vennootschap van klager van circa € 200.000,- . De vennootschap heeft beslag gelegd op de door klager aan mw. L. verschuldigde alimentatie. Klager heeft op 11 maart 2015 de volledige achterstallige alimentatie voldaan aan de deurwaarder die namens de vennootschap beslag heeft gelegd. Gezien het door verweerster op 28 september 2015 ingediende verweerschrift tegen een door klager ingediend verzoek tot wijziging van de partneralimentatie, is verweerster volledig op de hoogte van het beslag op de partneralimentatie. Zij heeft de deurwaarder daarna onvolledig en onjuist geïnformeerd. Er is sprake van valsheid in geschrifte.

4    VERWEER

4.1   

Ad klachtonderdeel a)

Begin oktober 2015 heeft verweersters cliënte, mw. L., een aantal malen contact gehad met deurwaarderskantoor [naam] over de betaling van alimentatie. Zij heeft toen zelf aan de deurwaarder opdracht gegeven de alimentatiebeschikking aan klager te betekenen. Verweerster was in die periode in het buitenland. Mw. L. heeft ook zelf de raadsman van klager aangeschreven met betrekking tot de hypothecaire lening van de vennootschap van klager aan klager en mw. L. Zij heeft niet alleen de hoofdsom betwist maar ook uiteen gezet dat de lening was betrokken in de vermogensrechtelijke beschikking van de rechtbank [plaats] van [….] 2015 en in dat kader aan klager is toebedeeld. Mw. L. heeft bestreden dat klager bevrijdend voldaan heeft aan zijn betalingsverplichtingen ter zake de partneralimentatie door te betalen  -  via de deurwaarder - aan zijn vennootschap. Inmiddels hebben partijen in deze kwestie een schikking getroffen en is de vraag of klager op deze wijze bevrijdend kon betalen niet langer relevant.

4.2   

Ad klachtonderdeel b)

Verweerster stelt naar eer en geweten te zijn opgetreden om de belangen van haar cliënte en haar kinderen te behartigen.

5    BEOORDELING

5.1   

Ad klachtonderdeel a)

Deze zaak betreft een klacht over het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager, waarbij volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van haar cliënt te behartigen op een wijze die haar, in overleg met haar cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar wordt onder meer begrensd door het voorschrift dat een advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn. Ook dient de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn/haar cliënt de belangen van de wederpartij niet  onnodig of onevenredig te schaden, wanneer daarmee geen redelijk doel wordt gediend.

De raad laat in het midden of verweerster de deurwaarder al dan niet opdracht heeft gegeven tot het uitbrengen van het bevel tot betaling. Zoals verweerster terecht ter zitting heeft betoogd heeft zij, als zij die opdracht wel zou hebben gegeven, daarmee niet klachtwaardig gehandeld. Immers: of klager zijn alimentatieschuld ten opzichte van verweerster bevrijdend betaald had door daarmee een aan hem toebedeelde schuld te voldoen waarvoor verweerster jegens zijn vennootschap aansprakelijk was, was begrijpelijkerwijs tussen partijen in discussie. De raad verwerpt daarom de stelling van klager dat verweerster ten aanzien van de voldoening van de alimentatie feiten heeft geponeerd waarvan zij wist of kon weten dat die in strijd met de waarheid waren. Daar komt nog bij dat het louter om een bevel tot betaling ging en verdere inningsmaatregelen achterwege zijn gebleven. Klager heeft niet onderbouwd dat zijn belangen door het uitbrengen van het betalingsbevel onnodig of onevenredig zijn geschaad. Dit klachtonderdeel is naar het oordeel van de raad ongegrond.

5.2   

Ad klachtonderdeel b)

Klager heeft dit onderdeel van de klacht op geen enkele wijze onderbouwd aan de hand van concrete voorbeelden die een dergelijk verwijt illustreren. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerster de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat van klagers wederpartij heeft overschreden. Ook dit onderdeel van de klacht is naar het oordeel van de raad ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. E. Bige, F.L.M. Broeders, R.J.A. Dil, P.J.F.M. de Kerf, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier. en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juli 2016.

Griffier    Voorzitter