ECLI:NL:TADRARL:2016:216 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-548

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:216
Datum uitspraak: 12-09-2016
Datum publicatie: 08-12-2016
Zaaknummer(s): 16-548
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over optreden eigen advocaat. Voorzittersbeslissing: klacht kennelijk ongegrond. Klager verwijt verweerster dat zij heeft geweigerd een verklaring af te geven over een voorval tijdens een plaatsopneming. Door te weigeren een verklaring af te leggen over iets wat zij zich uit eigen wetenschap niet kan herinneren, handelt verweerster niet in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

Beslissing van 12 september 2016

in de zaak 16-548

naar aanleiding van de klacht van:

de heer X

wonende te A

klager

tegen

mevrouw mr. Y

advocaat te B

verweerster

gemachtigde: mr. [D]

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van […], door de raad ontvangen op […] , en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Bij brief van 6 december 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster, welke klacht bij brief d.d. 28 december 2015 door klager is aangevuld.

1.3    In 2012/2013 is tussen klager als verpachter en een pachter een procedure gevoerd bij de Grondkamer Noord en nadien bij de Centrale Grondkamer. In laatst genoemde procedure heeft op 6 november 2013 een plaatsopneming plaatsgevonden, tijdens hetwelk klager door verweerster is bijgestaan.

1.4    Tijdens deze plaatsopneming is onder meer gesproken over wat onder het verpachte moet worden verstaan. Klager stelt dat de voorzitter van de Centrale Grondkamer toen zonder enig voorbehoud of zonder aan te geven dat het een voorlopig oordeel betrof heeft gesteld “Onder het verpachte dient te worden verstaan het gepachte bedrijf”. Klager heeft – aldus zijn verklaring - vervolgens tegen de voorzitter van de Centrale Grondkamer gezegd “U bent niet bevoegd”. Van de plaatsopneming is geen proces-verbaal opgemaakt.

1.5    Onder meer om deze (vermeende) uitlating van de voorzitter heeft klager later tegen de betreffende voorzitter een wrakingverzoek ingediend. In dat kader heeft klager verweerster gevraagd een schriftelijke verklaring af te leggen over hetgeen de voorzitter van de Centrale Grondkamer volgens haar tijdens de plaatsopneming heeft gezegd. Bij beslissing van 11 december 2015 heeft het gerechtshof [naam], locatie [plaats], het verzoek tot wraking afgewezen.

1.6    In het klachtdossier bevindt zich een door klager overlegde verklaring van een bij de plaatsopneming aanwezige adviseur van klager, de heer V, van 23 november 2015 die verklaart zich de gewraakte uitlating van de voorzitter te kunnen herinneren en voorts wijst op de enorme lange duur van de bijeenkomst.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door te weigeren een verklaring op te stellen en af te geven betreffende een woordenwisseling tussen klager en de rechter gevoerd op 6 november 2013.

2.2    Ter onderbouwing van zijn klacht heeft klager het volgende naar voren gebracht.

2.3    Klager is van mening dat de voorzitter door de in alinea 1.4 geciteerde opmerking zonder enig voorbehoud en met veel stelligheid te maken zich partijdig heeft opgesteld.

2.4    Bij een wraking door de eigen cliënt kan een advocaat niet stellen dat hij zich dat niet kan herinneren. Bij een wraking is de betreffende advocaat de enige persoon die een verklaring kan afleggen zonder tegenpartij te zijn. Verweerster kan het verzoek van klager in dit geval dus niet afdoen met de verklaring “Ik heb geen herinnering”.

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1    De plaatsopneming heeft ruim twee jaar voor de indiening van de klacht plaatsgevonden en ongeveer vier uren geduurd. Met de beste wil van de wereld kan verweerster zich niet herinneren dat de door klager gewraakte uitlating door de voorzitter van de Centrale Grondkamer/Pachtkamer is gedaan. Verweerster kan en mag geen verklaring af leggen over iets dat zij zich niet kan herinneren.

4    BEOORDELING

4.1    Door te weigeren een verklaring af te leggen over iets wat zij zich uit eigen wetenschap niet kan herinneren, handelt verweerster niet in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Integendeel. Dat zou juist het geval zijn geweest als verweerster dat wel had gedaan. De voorzitter begrijpt dat klager dit onwelgevallig is maar zeker gelet op het tijdsverloop sinds de plaatsopneming en de lange duur daarvan, die op zich niet door klager is bestreden, is voorstelbaar dat, indien de gewraakte uitlating al zou zijn gedaan, verweerster zich deze niet meer kan herinneren.

4.2    Dat een andere tijdens de plaatsopneming aanwezige persoon zich wel meer kan herinneren maakt dit niet anders. Uit die verklaring blijkt niet op grond waarvan verweerster zich de door klager gestelde uitlating - indien gedaan – zou moeten herinneren.

4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond,

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, met bijstand van mr. A.M. van Rossum als griffier op 12 september 2016.

griffier    voorzitter