ECLI:NL:TADRARL:2016:202 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-265

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:202
Datum uitspraak: 27-06-2016
Datum publicatie: 30-11-2016
Zaaknummer(s): 16-265
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: De advocaat moet de cliënt bij aanvang van zijn werkzaamheden gedegen informeren over mogelijke scenario's en de gevolgen van mogelijke strategieën en zo nodig belangrijke afspraken schriftelijk vastleggen. In dit geval is de advocaat naar de cliënt toe in de voorlichtende, informerende taak tekort geschoten. Klacht gegrond; waarschuwing.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 27 juni 2016

in de zaak 16-265

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 6 oktober 2014 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 21 maart 2016 met kenmerk 14-0286/FH/sd, door de raad ontvangen op 22 maart 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 april 2016 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    brief van klaagster aan de raad d.d. 5 april 2016 met 2 bijlagen;

-    brief van verweerder aan de raad d.d. 12 april 2016.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een civiele procedure tegen haar ex-partner in de jaren 2012 tot en met 2014. Klaagster had haar ex-partner een geldbedrag geleend. De ex-partner van klaagster weigerde dit bedrag terug te betalen en betwistte bovendien dat dit bedrag aan hem was geleend. De rechtbank in Lelystad heeft klaagster bij vonnis van 20 februari 2013 in het gelijk gesteld. Vervolgens is de ex-partner van klaagster in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof te Amsterdam. Op 1 juli 2014 is klaagster door het hof in het gelijk gesteld en is het vonnis van de rechtbank te Lelystad bekrachtigd.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder in gebreke is gebleven om klaagster te informeren/adviseren over de mogelijkheden en de gang van zaken tijdens en na het proces. Verder is verweerder in gebreke gebleven om klaagster te informeren over de daaraan verbonden kosten in verschillende opzichten.

Toelichting:

Verweerder heeft in de procedure het standpunt ingenomen dat er in de relationele sfeer een geldlening is verstrekt aan de toenmalige partner van klaagster. Verweerder heeft aangegeven dat er in het hoger beroep inhoudelijk niets was veranderd. Desondanks heeft klaagster in die periode nog forse declaraties ontvangen, waarbij de beschrijvingen van de specificaties in de declaraties zeer onduidelijk waren en geen helder beeld gaven van de verrichte werkzaamheden. Klaagster stelt dat dit voor alle declaraties geldt. Klaagster heeft meerdere malen om nadere uitleg van de specificaties moeten vragen.

Bij aanvang van de opdracht heeft verweerder aan klaagster meegedeeld dat de kosten van de rechtszaak ongeveer tussen de € 10.000,- en €15.000,- zouden uitvallen. In geval van hoger beroep zouden de kosten hoger uitvallen. Uiteraard heeft klaagster er rekening mee gehouden dat de kosten verdubbeld zouden worden, echter de rekening van verweerder is opgelopen tot meer dan € 75.000,-. Klaagster heeft dit bedrag onder protest betaald.

Bovendien staat er een fout in het vonnis van 20 februari 2013 waardoor klaagster € 60.000,- aan rente misloopt. Verweerder is in gebreke gebleven doordat hij klaagster niet heeft geïnformeerd en geadviseerd over de mogelijkheid tot een herzieningsaanvraag van het vonnis bij de rechtbank en de termijn die daarmee gemoeid is.

Klaagster heeft in 2014 verweerder gevraagd zijn declaraties te herzien waarbij klaagster diverse onderdelen van de declaraties heeft betwist. Hierop heeft een gesprek plaatsgevonden tussen partijen. Dat gesprek heeft niet tot een oplossing geleid. Aan klaagster is uiteindelijk voorgesteld een bedrag van € 5.188,65 kwijt te schelden onder de voorwaarde dat klaagster haar klacht zou intrekken. Klaagster vond dat manipulatief. Overigens heeft klaagster verweerder meerdere malen verzocht om maandelijks te declareren. Dat verzoek werd genegeerd waardoor klaagster onverwachts met enorm hoge rekeningen werd geconfronteerd. Zo ontving zij in 2013 een factuur van € 27.000,- over de periode 1 juli t/m 30 september 2015.

Klaagster stelt dat de gedeclareerde kosten in deze procedure niet in verhouding staan tot de door verweerder verrichte werkzaamheden.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft aangevoerd dat hij de zaak vóór een comparitie heeft overgenomen van een andere advocaat, die de dagvaarding heeft opgesteld en laten uitbrengen. Verweerder had een andere opvatting over de aanpak van de zaak, maar er moest worden voortgebouwd op de uitgebrachte dagvaarding. Verweerder heeft klaagster daar schriftelijk op gewezen. Gedagvaard was een besloten vennootschap en (onder meer) de voormalige partner van klaagster ter zake van geldleningen. Primair was erkend dat voor de besloten vennootschap een rentepercentage van 10% als contractuele rente was overeengekomen. De voormalige partner van klaagster heeft ten aanzien van de vordering tegen hem privé nagelaten verweer te voeren tegen dit rentepercentage. Zou incidenteel hoger beroep zijn ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank op dit punt (de rentevordering was toegewezen, zij het dat de berekening niet juist was) dan bestond het niet onaanzienlijke risico dat, uitgaande van het feit dat de hoofdsom betrekking had op een lening tussen klaagster en haar voormalige partner, ex-geliefden, het hof het rentepercentage in dit geval zou aanmerken als woekerrente. Daarom moest niet de nadruk worden gelegd op de contractuele rente. Dat zou slapende honden wakker maken. Dit alles is overlegd met klaagster. Een verzoek tot verbetering ex art. 31 Rv. was niet aan de orde nu geen sprake was van een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leende.

4.2    Verweerder heeft in zijn verweer de diverse werkzaamheden, die hij voor klaagster heeft verricht, uiteengezet. Verweerder heeft aangevoerd dat de werkzaamheden niet uitsluitend zien op een enkelvoudige procedure in eerste instantie en in appèl. Alle door verweerder genoemde zaken hebben een eigen karakter en dienen op basis van hun eigen merites te worden behandeld. Stukken uit de ene procedure kunnen niet simpel één op één in de andere procedure worden overgenomen. Steeds zal beoordeeld en toegelicht moeten worden wat de relevantie is ten aanzien van de betreffende procedure. Verweerder betwist dat er in hoger beroep inhoudelijk niets veranderd zou zijn. Er is bovendien wel degelijk vrijwel steeds maandelijks gefactureerd. De maanden augustus en september 2013 zijn tezamen gefactureerd in verband met de werkzaamheden voor de memorie van grieven (de raad gaat ervan uit dat verweerder zich vergist en dat de memorie van antwoord is bedoeld).

5    BEOORDELING

5.1    De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing.

5.2    De raad stelt voorop dat het de taak van de advocaat is om de cliënt bij de aanvang van een zaak gedegen voorlichting te geven over de mogelijke scenario’s en over de gevolgen van mogelijke strategieën, waarbij ook steeds het kostenaspect moet worden betrokken. De advocaat moet zich ervan vergewissen of de cliënt alles goed heeft begrepen en of hij de gevolgen van de gekozen strategie voldoende overziet. Zo nodig moet hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt bevestigen. De cliënt kan de advocaat niet verantwoordelijk houden voor een negatieve afloop, maar er moet wel sprake zijn van “geïnformeerde toestemming”; van bewust zijn van de risico’s die aan bepaalde keuzes kleven.

5.3    Naar het oordeel van de raad brengt voormelde norm mee dat verweerder klaagster duidelijk en zo nodig schriftelijk, er op had moeten wijzen wat de gevolgen zijn van ingenomen stellingen. Verweerder heeft met betrekking tot de gestelde fout in het rechtbankvonnis (waarbij de rechtbank een onjuist oordeel zou hebben gegeven over de renteberekening) gemotiveerd aangevoerd dat om proces-technische redenen geen incidenteel appèl is ingesteld teneinde “geen slapende honden wakker te maken ”. Deze proces-technische redenen zijn volgens verweerder hierin gelegen dat tegen de rentevordering van 10% door de voormalige partner van klaagster in de procedure geen verweer was gevoerd, terwijl vanwege de affectieve relatie die tussen partijen had bestaan het zeker niet denkbeeldig was dat het hof dit als woekerrente zou aanmerken. Deze gang van zaken acht de raad aannemelijk. Verweerder stelt weliswaar dat hij dit heeft gecommuniceerd met klaagster maar klaagster ontkent dit. Het gaat hier om een belangrijk onderwerp dat voor een leek moeilijk te begrijpen is en bovendien betreft het een fors bedrag (klaagster stelt € 60.000,-). In dergelijke omstandigheden ligt het op de weg van de advocaat om aan de cliënt, in casu klaagster, duidelijk te maken waarom geen incidenteel appel wordt geadviseerd. Een dergelijke uitleg ontbreekt, althans wordt door klaagster ontkend en verweerder kan niet aantonen dat dit met klaagster is besproken en dat zij de voorgestelde strategie heeft begrepen. Dergelijke belangrijke informatie moet dan ook schriftelijk worden vastgelegd, ter vermijding van onduidelijkheid. Het ontbreken daarvan komt voor risico van verweerder, zodat in dit geval niet is komen vast te staan dat verweerder aan zijn informatie- en communicatieplicht heeft voldaan. Verweerder is daarmee volgens de raad te kort geschoten jegens klaagster. Overigens stelt de raad vast dat de declaraties gespecificeerd zijn en dat klaagster daartegen, met uitzondering van de laatste nota, niet heeft geprotesteerd. Voor klaagster moet duidelijk zijn geweest dat de werkzaamheden van verweerder omvangrijk waren, mede gelet op het feit dat verweerder meestal per e-mail het akkoord van klaagster wilde hebben alvorens verdere acties te ondernemen.

6    MAATREGEL

6.1    Gelet op de omstandigheden van het geval en het feit dat het gaat om een tekortkoming in de informatieplicht waar klaagster geen nadeel van heeft ondervonden acht de raad onderstaande maatregel passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, H. Dulack, H.H. Tan, B.E.J.M. Tomlow, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2016.

Griffier    Voorzitter