ECLI:NL:TADRARL:2016:197 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-655

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:197
Datum uitspraak: 14-01-2016
Datum publicatie: 28-11-2016
Zaaknummer(s): 15-655
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp:
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing: klacht over de declaratie van de eigen advocaat. Naar het oordeel van de voorzitter is er sprake van een kleine vergissing in de urenspecificatie. Ook al heeft verweerster niet op alle terugbelverzoeken van klaagster gereageerd, toch heeft zij voldoende zorg jegens klaagster betracht. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 14 januari 2016

in de zaak 15-655

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 10 december 2015 met kenmerk 2015 KNN111, door de raad ontvangen op 14 december 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Bij brief van 13 juni 2015 met bijlagen heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.3    Klaagster heeft verweerster omstreeks mei 2014 benaderd in verband met een second opinion inzake een erfrechtkwestie.

1.4    Verweerster heeft de opdracht bij brief van 16 juni 2014 aan klaagster bevestigd en daarin de kosten van haar werkzaamheden en overige kosten vermeld.

1.5    Op 7 augustus 2014 heeft verweerster klaagster een factuur gezonden ad € 291,67 ter zake van haar werkzaamheden tot 1 augustus 2014. Deze factuur is door klaagster voldaan.

1.6    Bij brief van 22 augustus 2014 heeft verweerster klaagster haar advies gezonden.

1.7    Op 11 september 2014 heeft verweerster klaagster een factuur gezonden ad € 1.137,51 voor haar werkzaamheden tot en met 11 september 2014. Deze factuur heeft klaagster niet betaald.

1.8    Na verscheidene betalingsherinneringen heeft verweerster klaagster bij brief van 1 april 2015 in gebreke gesteld en omstreeks 20 mei 2015 gedagvaard. Klaagster is bij vonnis van 8 september 2015 door de kantonrechter veroordeeld om het bedrag van € 1.137,51 aan verweerster te betalen, te vermeerderen met rente en kosten.

1.9    Klaagster heeft op 13 juni 2015 mevrouw H. gemachtigd namens klaagster op te treden in een klacht- en/of tuchtprocedure. Bij de kantonrechter en in deze klachtprocedure treedt klaagster echter zelf op.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster niet heeft gereageerd op telefonische verzoeken van klaagster in september 2014 om te overleggen over de factuur van 11 september 2014. In de bijbehorende specificatie staat namelijk een brief, gedateerd 25 augustus 2014, die klaagster nimmer heeft ontvangen.

Toelichting

Verweerster heeft niet gereageerd op terugbelverzoeken van klaagster. Evenmin heeft verweerster gereageerd op telefoontjes en e-mailberichten van mevrouw H. Dit is opmerkelijk omdat verweerster en mevrouw H. beiden deel uitmaken van een plaatselijk netwerk en mevrouw H. destijds het kantoor van verweerster aan klaagster heeft aanbevolen naast twee andere advocatenkantoren. Verweerster heeft zelfs niet gereageerd op het e-mailbericht van 25 september 2014 waarin mevrouw H. verweerster om opheldering verzoekt en bericht dat klaagster een klacht bij de deken overweegt.

Er is op enig moment door de echtgenoot van klaagster telefonisch contact geweest met de heer J., medewerker van verweerster die belast is met de financiële administratie. Dit ging over de bewuste nota en de brief van 22 augustus 2014. De heer J. kon geen duidelijke toelichting geven maar ook dit telefoongesprek was kennelijk geen aanleiding voor verweerster om zelf persoonlijk contact op te nemen.

Klaagster is van mening dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door op geen enkel moment de moeite te nemen contact met klaagster op te nemen over het niet voldoen van de factuur.

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1    Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster bij de bespreking van de klacht aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt vast dat er kennelijk verwarring is ontstaan over de factuur van verweerster van 11 september 2014, omdat in de specificatie bij de brief melding wordt gemaakt van een brief van 25 augustus 2014, die klaagster nimmer heeft ontvangen maar wel in de urenspecificatie is opgenomen. Zij heeft wel een brief ontvangen die op 22 augustus 2014 is gedateerd, maar die komt niet voor in de urenspecificatie. Verweerster heeft aangevoerd dat er sprake is van een vergissing omdat zij op 22 augustus 2014 haar advies heeft opgesteld maar vanwege de complexiteit van de zaak daarna nog nader aan de zaak heeft gewerkt, waarna de brief op 25 augustus 2014 is verzonden, waarbij verzuimd is de datum aan te passen.

4.2    Vast staat dat er op enig moment telefonisch contact is geweest over de factuur van 11 september 2014 tussen de echtgenoot van klaagster en de heer J., medewerker van verweerster die belast is met de financiële administratie van het kantoor van verweerster. Wat precies is besproken, is niet komen vast te staan, maar onweersproken is wel dat het over de factuur van 11 september 2014 ging. Niet gebleken is dat er daarna nog onduidelijkheid bestond bij klaagster/haar echtgenoot over die factuur, omdat klaagster niet meer heeft geprobeerd contact op te nemen met verweerster. Onder die omstandigheden was verweerster niet gehouden zelf contact op te nemen met klaagster en mocht zij er van uit gaan dat de zaak was opgehelderd. 

4.3    Ten aanzien van de stelling dat verweerster ook verzuimd heeft contact op te nemen met mevrouw H., is de voorzitter van oordeel dat dit aan verweerster niet verweten kan worden. Immers klaagster beklaagt zich over het gestelde gebrek aan contact in of omstreeks september 2014. Mevrouw H was in die periode nog niet gemachtigd. De machtiging aan mevrouw H. is pas op 15 juni 2015 ondertekend. Alle contacten liepen  tussen verweerster en klaagster zelf dan wel haar echtgenoot Verweerster was dan ook niet gehouden om contact op te nemen met mevrouw H. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 14 januari 2016.

griffier                                                voorzitter