ECLI:NL:TADRARL:2016:180 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-688

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:180
Datum uitspraak: 14-11-2016
Datum publicatie: 21-11-2016
Zaaknummer(s): 16-688
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: De deken heeft een bezwaar tegen verweerder ingediend omdat hij zich in de afgelopen jaren niet aan zijn verplichting om jaarlijks 20 opleidingspunten te behalen, heeft gehouden. in 2015 heeft verweerder wel een aantal opleidingen gevolg maar hij kan dat niet aantonen. ook in 2014 heeft hij onvoldoende punten behaald. daarmee heeft hij gehandeld in strijd met artikel 4.4 lid 1 Voda en dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar. De raad legt een voorwaardelijke schorsing op van 1 maand met een proeftijd van twee jaar en een bijzondere voorwaarde die luidt dat verweerder voor 1 april 2017 de ontbrekende punten voor de jaren 2014 en 2015 zal moeten hebben behaald.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 14 november 2016

in de zaak 16-688

naar aanleiding van de klacht van:

deken

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 7 juni 2016 met kenmerk 51/16/036, door de raad ontvangen op 10 juni 2016, heeft de deken zijn bezwaar tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 19 september 2016 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    In de periode 2009-2013 heeft  verweerder respectievelijk 10, 12, 20, 18 en 40 opleidingspunten behaald. Door een overschot uit deze periode van 4 punten diende verweerder in 2014 16 opleidingspunten te behalen.

2.2    In 2014 heeft verweerder geen opleidingspunten behaald. Ook in 2015 heeft verweerder geen enkel opleidingspunt aangetoond. Tot aan de datum van de toezending van het dekenbezwaar aan de raad op 7 juni 2016 heeft verweerder ook over 2016 nog geen opleidingspunten aangetoond.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij niet voldoet aan artikel 4.4 lid 1 van de Voda. Daarin is het voldoen aan de verplichting tot het jaarlijks behalen van 20 opleidingspunten opgenomen.

4    VERWEER

Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerder bij de beoordeling van het dekenbezwaar aan de orde.

5    BEOORDELING

Verweerder voert aan dat hij een deel van de opleidingspunten voor 2015 wel behaald heeft, maar niet kan aantonen. Nu verweerder in ieder geval erkent dat hij een achterstand in het behalen van zijn opleidingspunten heeft, staat naar het oordeel van de raad vast dat de deken terecht een bezwaar tegen verweerder heeft ingediend. Door –stelselmatig- niet aan de verplichting van (thans) artikel 4.4 lid 1 Voda te voldoen heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

6    MAATREGEL

De raad acht het gepast om een voorwaardelijke schorsing van één maand op te leggen met een proeftijd van twee jaren. Daarbij wordt nog als bijzondere voorwaarde opgenomen dat verweerder voor 1 april 2017 tot genoegen van de deken moet aantonen dat hij de (ontbrekende) punten voor de jaren 2014 en 2015 heeft behaald. 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die de deken in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 25,00 aan reiskosten.

7.2    De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

7.3    Dat financiële problemen mede in de weg staan aan het aantonen van de vereiste punten is onvoldoende aanleiding om van deze kostenveroordeling af te zien.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het dekenbezwaar gegrond;

-    legt aan verweerder een schorsing op voor de duur van 1 maand en bepaalt dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op grond dat

     * verweerder zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een in artikel 46 bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt,

     of

     * verweerder niet vóór 1 april 2017 tot genoegen van de deken aantoont dat hij de (ontbrekende) punten voor de jaren 2014 en 2015 heeft behaald;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 25,00  aan de deken;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. A.M.T. Weersink, F.L.M. Broeders, C.W.J. Okkerse en K.J. Verrips, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 november 2016.

Griffier                                                                                               Voorzitter