ECLI:NL:TADRARL:2016:179 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-276

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:179
Datum uitspraak: 18-11-2016
Datum publicatie: 21-11-2016
Zaaknummer(s): 16-276
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerster staat de ex-echtgenote van klager bij in een geschil over het echtscheidingsconvenant. Naar het oordeel van de raad is niet komen vast te staan dat verweerster door op te treden voor haar cliënte haar vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van haar beroep in gevaar heeft gebracht. Verweerster heeft in het verleden indirect, namelijk via zijn vennootschap, gewerkt voor klager. Nu echter door verweerster is voldaan aan de voorwaarden van gedragsregel 7 lid 5, is geen sprake van een belangenconflict en behoefde verweerster zich niet te onttrekken in de zaak van de ex-echtgenote van klager. Klacht ongegrond.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 18 november 2016

in de zaak 16-276

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 20 november 2015 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 22 maart 2016 met kenmerk 51/15/088, door de raad ontvangen op 23 maart 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 september 2016 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    ter zitting overgelegd door verweerster: produktie 10, behorend bij de conclusie van antwoord in reconventie d.d. 17 februari 2016 (in totaal 2 pagina’s);

-    ter zitting overgelegd door verweerster: een brief van de accountant van verweerster aan de Nederlandse Orde van Advocaten van 20 mei 2016 met (financiële) bijlagen, waarvan – in verband met de vertrouwelijkheid van de informatie en na instemming van klager ter zitting - alleen kennis zal worden genomen door de raad bij een eventuele kostenveroordeling van verweerster, niet door klager.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    In de periode oktober - december 2010 heeft verweerster op verzoek van Q. B.V. in oprichting (hierna: Q.) diverse werkzaamheden verricht, waaronder het opstellen van diverse contracten. [Naam bedrijf] had drie aandeelhouders, waaronder CBB B.V. (hierna: CB). Klager is enig aandeelhouder in CB en is benoemd tot directeur van Q. Tevens was de heer Van W., de partner van verweerster, middels een vennootschap, aandeelhouder in Q.

2.2    Bij de oprichting van Q. B.V. heeft klager 66.66% van zijn aandelen - door hem  gehouden via CB - in zijn andere vennootschap, D. B.V. (hierna: D.), aan de heer Van W. en aan de andere aandeelhouder in Q. verkocht. Verweerster heeft in november 2010 op verzoek van de aandeelhouders een juridische ‘quick scan’ gedaan van de contracten en de algemene voorwaarden van D.

2.3    Eind december 2010 heeft verweerster aan klager laten weten wegens een onverenigbaarheid van karakters geen werkzaamheden meer te zullen verrichten voor Q.

2.4    Voor de door verweerster tot dat moment verrichte werkzaamheden heeft verweerster facturen – de laatste factuur dateert van begin januari 2011 - gericht aan Q. De facturen zijn door Q. betaald.

2.5    Verweerster behartigt sinds juli 2015 de belangen van de - sinds 23 november 2012 - ex-echtgenote van klager (hierna: de cliënte). Verweerster heeft aanvankelijk namens haar cliënte bij klager aanspraak gemaakt op een deel van de aan de hypotheek gekoppelde effectenrekening, nadat dat was vrijgekomen na de verkoop medio 2015 van de voormalige echtelijke woning door klager. Na ontvangst door verweerster van het door haar bij de toenmalige advocaat van haar cliënte opgevraagde echtscheidingsdossier, heeft verweerster namens haar cliënte bij klager ook aanspraak gemaakt op achterstallige partneralimentatie en tevens mogelijk verzwegen boedelbestanddelen aan de orde gesteld.

2.6    In oktober 2015 heeft klager maritaal derdenbeslag gelegd op de hiervoor onder 2.5 genoemde effectenrekening en de cliënte van verweerster gedagvaard. Klager vordert in die procedure dat hem het gehele saldo van de beleggingsrekening toekomt op grond van het in oktober 2012 tussen klager en zijn ex-echtgenote gesloten echtscheidingsconvenant. Centraal staat de uitleg van het convenant. Verweerster voert namens haar cliënte verweer in deze procedure. Op 11 december 2015 heeft verweerster namens haar cliënte een conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, genomen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    zich schuldig te maken aan belangenverstrengeling, doordat zij de belangen van zijn ex-vrouw na hun echtscheiding is gaan behartigen, terwijl verweerster - en haar partner – in de periode daarvoor een persoonlijke en zakelijke relatie met klager hadden en verweerster zich wegens dat geconstateerde tegenstrijdig belang vervolgens niet als advocaat heeft teruggetrokken als advocaat van de ex-vrouw, waardoor eveneens haar onafhankelijkheid als advocaat in het geding is gekomen;

b)    klager als betalende cliënt op hoge kosten te jagen door enorme processtukken te produceren met daarin ongefundeerde beschuldigingen richting klager, terwijl de cliënte van verweerster vermoedelijk geen geld hoeft te betalen voor de rechtsbijstand door haar;

c)    niet het belang van haar cliënte, maar haar eigen belang voorop te stellen, door haar cliënte te adviseren om het echtscheidingsconvenant met klager open te breken;

d)    in strijd met de gemaakte afspraken gebruik te maken van gegevens uit het mediation verslag.

3.2    Ter toelichting op klachtonderdeel a) stelt klager dat hij in 2010 zeer intensief contact met de heer Van W. heeft gehad in verband met de oprichting van Q. In die moeilijke tijd rondom zijn scheiding kwam klager naar zijn zeggen veelvuldig bij de heer Van W. en verweerster thuis, waar ook persoonlijke gesprekken werden gevoerd in bijzijn van verweerster. Verweerster heeft klager toen ook in verband met zijn echtscheiding ‘off the record’ van advies voorzien. In het kader van de afwikkeling van de echtscheiding heeft klager aan de toenmalige advocaat van zijn ex-vrouw financiële gegevens van CB moeten verstrekken, alsmede notities van de aandeelhoudersvergadering. In die notities werd onder meer melding gemaakt van de financiële situatie van zowel CB als van klager privé. De heer Van W. heeft namens klager schriftelijk verklaard in het kader van de echtscheiding dat klager zowel zakelijk als privé financieel volledig aan de grond zat. Dat wist verweerster toen dus ook. Tevens heeft verweerster toen ook boekenonderzoek verricht naar D. op grond waarvan de waarde van CB is bepaald. Dat verweerster een aantal jaren later die waardebepaling namens haar cliënte ter discussie stelt in een juridische procedure tegen klager, terwijl zij nauw betrokken is geweest bij klager door het opstellen van contracten bij de oprichting van Q. en de verkoop van onderdelen van D., leidt volgens klager tot belangenverstrengeling. Verweerster heeft niet alleen haar onafhankelijkheid als advocaat in gevaar gebracht, zij had nimmer de zaak van haar cliënte jegens klager mogen aannemen om elke mogelijk belangenconflict te voorkomen. Dat belangenconflict is daarna feitelijk ook ontstaan, hetgeen verweerster tuchtrechtelijk verweten moet worden.

3.3    Wat betreft klachtonderdelen b) en c) voert klager aan dat hij in 2012 de echtscheiding met zijn ex-vrouw volledig heeft afgehandeld, onder begeleiding van advocaten en financieel deskundigen. Klager stelt te weten dat de hele procedure jegens hem niet door zijn ex-vrouw maar door verweerster is geïnitieerd wegens wrok van verweerster en haar partner jegens klager. Eind 2013 is de samenwerking van klager met de heer Van W. op een vervelende manier geëindigd, waardoor de heer Van W. en verweerster volgens klager geld zijn misgelopen en de heer Van W. reputatieschade heeft opgelopen. Als gevolg van haar wrok hierover wordt klager geconfronteerd met hoge kosten voor juridische bijstand met de omvangrijke processtukken, terwijl klager vermoedt dat verweerster gratis voor haar cliënte werkt. Door haar onterechte beschuldigingen en handelwijze jegens klager, maakt verweerster misbruik van het rechtssysteem door het maken van een verboden prijsafspraak, aldus klager.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerster betwist dat sprake is geweest van een hechte relatie tussen klager en haar partner, de heer Van W. Vanaf de eerste kennismaking in verband met de oprichting van Q. was al duidelijk dat klager en verweerster elkaar op het persoonlijke vlak niet lagen en dat een samenwerking tussen hen op lange termijn niet wenselijk was. Verweerster heeft om die reden dan ook slechts enkele maanden, van oktober tot en met december 2010, juridische werkzaamheden voor Q. verricht waarbij ze puur zakelijk met klager heeft gesproken. Verweerster betwist ten stelligste dat zij in die korte periode met klager over zijn privé aangelegenheden heeft gesproken of daarover zelf of via haar partner iets heeft gehoord, laat staan dat zij klager over de op handen zijnde scheiding zou hebben geadviseerd.

4.2    Verweerster concludeert voorts dat de werkzaamheden die zij in 2010 in opdracht van Q. heeft uitgevoerd niet hebben geresulteerd in een belangenverstrengeling die de gewenste onafhankelijkheid van haar in de huidige kwestie op enigerlei wijze in gevaar heeft gebracht. Evenmin is sprake van enige financiële of persoonlijke relatie waardoor die onafhankelijkheid alsnog in gevaar wordt gebracht.

4.3    In 2010 heeft zij heel kort in een andere zaak voor rechtspersoon Q. opgetreden. Klager was daarbij zakelijk betrokken. Sinds medio 2015 behartigt verweerster de belangen van haar cliënte in de procedure die door klager privé jegens zijn ex-echtgenote is aangespannen. Verweerster betwist dat zij in 2010 betrokken is geweest bij de waardebepaling van D., zoals klager betoogt. Bovendien staat in de vigerende procedure van haar cliënte alleen - wat betreft de vennootschappen van klager - de waarde van de aandelen van zijn bedrijf CB ter discussie. Daarbij merkt verweerster op dat Q. en D. in de boedelverdeling tussen klager en haar cliënte geen rol hebben gespeeld, omdat de waarde daarvan volgens klager zelf  in 2010 en in 2011 verwaarloosbaar was. Voor zover verweerster al van die kennis op de hoogte was geweest, hetgeen zij bestrijdt, dan zou die kennis geen invloed hebben op de vigerende procedure in 2015, waarbij het alleen om de waardering van CB gaat.

4.4    De relevante financiële informatie over klager heeft verweerster in de huidige procedure pas in 2015 uit het echtscheidingsdossier van haar voorgangster gehaald. Dat dat anders was, is door klager volgens verweerster ook niet met feiten aangetoond. Verweerster betwist dat zij beschikte over enige al dan niet vertrouwelijke informatie van welke aard  dan ook over klager die van belang zou kunnen zijn in de vigerende rechtszaak. Van belangenverstrengeling of –conflict is volgens haar nimmer sprake geweest, zodat haar geen enkel tuchtrechtelijk verwijt treft.

Ad klachtonderdelen b) en c)

4.5    Het is juist klager die haar cliënte in een juridische procedure heeft betrokken zodat onbegrijpelijk is dat verweerster wordt verweten dat zij klager dwingt tot het maken van onnodige kosten. Daarbij is het aan de rechter om alle stellingen van partijen en de onderbouwing daarvan met produkties op hun juistheid te beoordelen. Verweerster betwist dat zij zelf, dan wel namens haar partner, een persoonlijke wrok heeft jegens klager die over de rug van haar cliënte wordt uitgevochten. Anders dan klager meent is het toegestaan dat door een advocaat werkzaamheden om niet worden verricht. Voorts ontkent verweerster dat zij een verboden prijsafspraak heeft gemaakt met haar cliënte.

ad klachtonderdeel d)

4.6    Verweerster betwist dat zij vertrouwelijke gegevens uit het mediationverslag heeft gebruikt in de huidige procedure.

5    BEOORDELING

5.1    Voorop wordt gesteld door de raad dat naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline geldt dat de gedragsregels de normen onder woorden brengen, die naar de heersende opvatting in de kring der advocaten behoren te worden in acht genomen bij de uitoefening van het beroep van advocaat en zijn bedoeld als richtlijn voor de advocaat. Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke normen, daarbij van belang zijn. Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

ad klachtonderdeel a)

5.2    Tussen partijen is in geschil of verweerster door te handelen als zij heeft gedaan haar onafhankelijkheid als advocaat in gevaar heeft gebracht (vgl. gedragsregel 2) en of zij door op te treden voor haar huidige cliënte tegen klager als oud-cliënt een belangenconflict heeft doen ontstaan (vgl. gedragsregel 7), hetgeen haar alsdan tuchtrechtelijk verweten kan worden.

5.3    Naar het oordeel van de raad is niet komen vast te staan dat verweerster door op te treden voor haar cliënte in een zaak tegen klager haar vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van haar beroep in gevaar heeft gebracht. Verweerster heeft gemotiveerd uiteengezet dat haar werkzaamheden in 2010 voor Q. - indirect voor de vennootschap van klager - niet hebben geresulteerd in een belangenverstrengeling die de voor haar gewenste onafhankelijkheid in de vigerende kwestie tussen klager en zijn ex-vrouw in gevaar brengt. Evenmin is gebleken dat sprake is van enige financiële of persoonlijke relatie waardoor dit gevaar zou kunnen ontstaan. Dat dit anders zou zijn, is onvoldoende nader met concrete feiten en omstandigheden door klager onderbouwd.

5.4    De raad overweegt voorts dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot (vgl. gedragsregel 7 lid 4 ). De advocaat dient zich niet in een situatie te begeven dat hij in een belangenconflict met zijn cliënt geraakt, terwijl voorts de cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan worden gebruikt. Dit laatste vloeit reeds voort uit de op een advocaat rustende verplichting tot geheimhouding. Deze uitgangspunten leiden slechts uitzondering indien is voldaan aan de voorwaarden genoemd in gedragsregel 7 lid 5 óf indien beide partijen overeenkomstig gedragsregel 7 lid 6 op grond van de hun verstrekte behoorlijke informatie vooraf hebben ingestemd met het optreden namens één van beide partijen tegen de andere partij. Of een advocaat in een bepaald geval tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door op te treden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot, moet worden beoordeeld aan de hand van concrete omstandigheden van dat geval.

5.5    Naar het oordeel van de raad heeft verweerster eind 2010 bij het verrichten van diverse juridische werkzaamheden voor Q. indirect ook als advocaat voor klager opgetreden, immers via zijn vennootschap CB . Nu van de situatie zoals omschreven in gedragsregel 7 lid 6 geen sprake is, dient de raad te beoordelen of is voldaan aan de in gedragsregel 7 lid 5 genoemde voorwaarden.

5.6    De eerste voorwaarde van gedragsregel 7 lid 5 houdt in dat de advocaat van het bepaalde in gedragsregel 7 lid 4 alleen kan afwijken, indien de aan de advocaat toevertrouwde belangen niet betreffen dezelfde kwestie ten aanzien waarvan de voormalige cliënt werd bijgestaan door de advocaat, de aan die advocaat toevertrouwde belangen ook geen verband hielden met die kwestie en een daarop uitlopende ontwikkeling evenmin aannemelijk is.

5.7    Naar het oordeel van de raad staat vast dat verweerster klager in 2010 voor enkele maanden als advocaat heeft bijgestaan in het kader van de oprichting van Q. waarbij klager in zijn hoedanigheid van enig bestuurder van zijn eigen vennootschap betrokken was. Dat die kwestie verband hield met de onderhavige kwestie is de raad niet gebleken, het ging toen om het opstellen van diverse zakelijke contracten terwijl verweerster haar cliënte nu bijstaat in bij de uitleg van het door haar cliënte met klager in privé gesloten convenant. Van ‘dezelfde kwestie’ of van een ter zake doend verband tussen de aangelegenheid waarin klaagster eerder voor klager heeft opgetreden en die waarin verweerster thans voor de ex-echtgenote van klager optreedt, is dan ook geen sprake. Daarmee is aan de voorwaarde van gedragsregel 7 lid 5 sub 1 voldaan.

5.8    De tweede voorwaarde van gedragsregel 7 lid 5 houdt in dat de advocaat van het bepaalde in gedragsregel 7 lid 4 alleen kan afwijken, indien de advocaat niet beschikt over vertrouwelijke informatie van welke aard dan ook afkomstig van zijn voormalige cliënt, dan wel zaaksgebonden informatie of informatie de persoon dan wel het bedrijf van de voormalige cliënt betreffende, die van belang kan zijn in de zaak tegen de voormalige cliënt.  Voorwaarde 2 van lid 5 spreekt aldus van vertrouwelijke dan wel zaaksgebonden informatie die bovendien van belang kan zijn voor de zaak tegen de voormalige cliënt.

5.9    Dat verweerster zou beschikken over enige al dan niet vertrouwelijke informatie van welke aard dan ook die van belang zou kunnen zijn in de onderhavige zaak van haar cliënte jegens klager, kan de raad, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, niet vaststellen. Nu niet is gebleken dat verweerster over dergelijke relevante informatie beschikt(e), is voldaan aan het bepaalde in gedragsregel 7 lid 5 sub 2.

5.10    Nu ook overigens op basis van de klachtbrief en het verhandelde ter zitting niet is gebleken van redelijke bezwaren aan de zijde van de voormalig cliënt, van klager, is ook aan de derde voorwaarde van gedragsregel 7 lid 5 sub 3 voldaan.

5.11    Op grond van het vorenstaande concludeert de raad dat aan alle voorwaarden van gedragsregel 7 lid 5 is voldaan. Van bijzondere omstandigheden die aan het optreden van verweerster voor de ex-vrouw van klager in de weg staan, is niet gebleken, zodat verweerster zich niet hoefde terug te trekken als advocaat van haar huidige cliënte. Daartoe heeft klager onvoldoende gesteld. Verweerster heeft dan ook niet gehandeld in strijd met hetgeen een advocaat betaamt. De raad zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.

Ad klachtonderdeel b)

5.12    Of verweerster in de door klager aangespannen procedure enorme processtukken produceert met daarin ongefundeerde beschuldigingen jegens klager, zal worden beoordeeld door de civiele rechter. Indien de civiele rechter dat geraden acht, kan de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld. Dat klager door de werkwijze van verweerster in de procedure op hoge kosten wordt gejaagd, kan de raad, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, niet vaststellen. Of verweerster kosteloos voor haar cliënte optreedt, gaat klager niet aan. Een dergelijke afspraak tussen advocaat en cliënt is immers niet verboden. Op grond hiervan oordeelt de raad dit onderdeel ongegrond.

ad klachtonderdeel c)

5.13    De raad stelt voorop dat het belang van de cliënte, niet enig eigen belang van de advocaat, bepalend is voor de wijze waarop de advocaat zijn zaken dient te behandelen. Voor zover klager zich hierover al zou kunnen beklagen, is slechts sprake van een vermoeden van klager dat verweerster uit wrok het initiatief heeft genomen om tegen klager te procederen. Nu verweerster dit gemotiveerd heeft betwist, kan de raad dit niet vaststellen. Ook dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

ad klachtonderdeel d)

5.14    Het verwijt van klager dat verweerster informatie uit het mediationverslag heeft gebruikt in de procedure is onvoldoende onderbouwd. Nu de feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel ontbreekt, wordt ook dit klachtonderdeel eveneens ongegrond geoordeeld.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht in alle klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.E.J. Kornet, M.A. Pasma, N.H.M. Poort, H.Q.N. Renon, leden en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 november 2016.

Griffier                                Voorzitter