ECLI:NL:TADRARL:2016:172 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-186

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:172
Datum uitspraak: 22-07-2016
Datum publicatie: 21-11-2016
Zaaknummer(s): 16-186
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft vertrouwelijke stukken, waaronder e-mailverkeer tussen de cliënt van de wederpartij en diens advocaat, in een civiele procedure overgelegd. Verweerster stelt dat haar cliënt de stukken op rechtmatige wijze heeft verkregen. Naar het oordeel van de raad had verweerster bij de advocaat van de wederpartij moeten informeren of dat het geval  was, gelet op het vertrouwelijke karakter van de stukken, en mocht deze niet, ook als de stukken op rechtmatige wijze in het bezit van de cliënt van verweerster waren gekomen, zonder toestemming van de advocaat vaan de wederpartij in de procedure overleggen. Niet gebleken is van bijznondere omstandigheden die overlegging zonder toestemming rechtvaardigden. Klacht deels gegrond; waarschuwing. Kostenveroordeling t.g.v. NOvA, vergoeding reiskosten en griffierecht.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 22 juli 2016

in de zaak 16-186

naar aanleiding van de klacht van:

1. [naam1 BV] en [naam 2 BV]

2. [naam]

klagers

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 9 september 2015 heeft klager sub 2 namens zichzelf en klaagster sub 1  bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend tegen verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 1 maart 2016 met kenmerk 51/15/070, door de raad ontvangen op 2 maart 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 mei 2016 in aanwezigheid van de heer S. namens [naam1 BV] en [klager sub 2], alsmede verweerster vergezeld van haar gemachtigde mr. V. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief van de gemachtigde van verweerster d.d. 4 mei 2016 met de daarin genoemde producties.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    In een procedure die aanhangig is bij de rechtbank Overijssel behartigt klager sub 2 de belangen van klaagsters sub 1. Klaagsters sub 1 zijn gevestigd aan de [adres] te [plaats]. Verweerster treedt in die zaak op voor de besloten vennootschappen [KS B.V.], [K B.V.] en [S. B.V.], eveneens gevestigd te [plaats], aan de [adres]. De procedure heeft onder meer betrekking op gebruiksvergoedingen voor het pand van partijen en leveringen.

2.2    Bij conclusie van dupliek heeft verweerster producties in het geding gebracht. Een drietal heeft betrekking op interne e-mails van klaagsters sub 1, cliënten van klager sub 2, en klager sub 2 als hun advocaat. Twee andere producties betreffen kopieën van stukken uit de administratie van klaagsters sub 1.

2.3    Door klaagsters sub 1 is bij justitie aangifte gedaan wegens gestelde strafbare feiten.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster, zonder toestemming, e-mailverkeer tussen klager sub 2 en zijn cliënten, waarop vertrouwelijkheid rust, in het geding heeft gebracht. Bovendien bestaat de verdenking dat deze stukken door onrechtmatige toegang tot het computersysteem van klaagsters sub 1 zijn verkregen.

Toelichting:

Het betreft, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, de navolgende mails.

-    Mail van 3 juli 2014 van de cliënte van klager sub 2 aan onder meer de heer B. en cc naar klager sub 2:

“Vanmorgen is hier op de zaak wederom de gerechtsdeurwaarder langs geweest…… Zo ver ik kan zien is het om er voor te zorgen dat [K B.V.] alle facturen die zij hebben overgenomen van [KS B.V.] kunnen gaan verrekenen met onze openstaande facturen. “*Is het inmiddels niet slim om de openstaande orders die [K] nog hier heeft staan toch te factureren.” [afkortingen-raad]

-    Mail van klager sub 2 van 4 juli 2014 als antwoord op bovenstaande mail:

“Ja, factureer wat je nog moet factureren zou ik zeggen. Maak daarna de balans op van de vorderingen (inclusief uitkomst van bevindingen van F.). Ik zou vinden dat we de verschuldigde bedragen vervolgens bij [K B.V.] moeten gaan opeisen. In de tegenaanval dus.”. [afkortingen-raad]

-    Een periodieke afrekening van het energieverbruik dd. 11 mei 2015 gericht aan [naam2 B.V.]. Hiervan bestaat dat verdenking dat deze door inbraak zijn verkregen.

-    Een opgave van de meterstand betreffende het perceel [adres] te [plaats] ter zake van het gasverbruik. Ook hiervan bestaat de verdenking dat deze door inbraak zijn verkregen.

b)    verweerster zonder controle stukken in het geding heeft gebracht waarvan onmiddellijk duidelijk was dat deze langs onrechtmatige weg (kunnen) zijn verkregen;

Toelichting:

Sinds januari 2014 zijn de heren K. s.r. en B. gebrouilleerd (indirect heeft ieder van hen 50% van de aandelen in [naam] Holding in handen; [naam] Holding heeft de aandelen van [naam2 B.V.] in handen). De [K] vennootschappen zijn in handen van de heren K. jr., de zoons van K. sr. Sinds januari 2014 hebben de heren K. geen toegang tot het pand van [naam2 B.V.], dat eigen sloten heeft. Zij hebben geen toegang tot de administratie van [naam2 B.V.]. Uitgesloten wordt geacht dat werknemers stukken uit de administratie ter beschikking hebben gesteld aan de heren K. In de servers van [naam2 B.V.] zijn sporen aangetroffen van hacking en/of ongeoorloofd inloggen van buitenaf. 

c)    verweerster de deken niet naar waarheid en op misleidende wijze heeft geïnformeerd in deze klachtzaak;

Toelichting:

De heer K. sr. is sinds januari 2014 gebrouilleerd met de heer B. en kwam sindsdien niet meer in het bedrijfspand. Het is niet juist te stellen dat hij tot zeer recent een eigen werkplek bij [naam2 B.V.] had en tevens toegang tot stukken van klaagsters

sub 1, zoals verweerster stelt.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Deze stukken zijn rechtmatig in het bezit van de cliënten van verweerster gekomen. Wanneer om toestemming zou zijn verzocht aan de deken, was deze toestemming verleend, omdat deze stukken materieel rechtstreeks de door klager sub 2 , namens klaagsters sub 1, in de procedure ingenomen standpunten weerspreken.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Verweerster heeft onderzoek gedaan naar de herkomst van de stukken. De uitleg van haar cliënten en de wijze waarop deze de stukken hadden ontvangen, was en is, gelet op hetgeen haar in de procedure is gebleken, plausibel. K. sr. kwam tot voor kort zeer recent en regelmatig op het kantoor van klaagsters sub 1. K. sr. heeft altijd inzage gehad in de administratie van klaagsters sub 1. Genoemde stukken zijn, met een groot aantal andere stukken, binnen de onderneming van klaagsters sub 1 , aan de heer K. sr, ter inzage en ter beschikking gegeven. K. sr. heeft deze stukken aan zijn zoons verstrekt, die deze op hun beurt aan verweerster hebben overhandigd.

Ad klachtonderdeel c)

4.3    Het personeel van [naam2 B.V.] heeft diepe loyaliteitsgevoelens jegens de heer K. sr. De heer K. is nog geruime tijd bestuurder van [naam2 B.V.] geweest. Weliswaar kwam het in januari 2014 tot een breuk tussen hem de heer B., maar dat wilde niet zeggen dat hij niets meer bij [naam2 B.V.] te zoeken had. Hij komt er nog regelmatig en heeft, voor zover hem bekend, een eigen werkplek. Hoewel er sprake is van nieuwe sloten kan het pand van [naam2 B.V.] overdag worden betreden.

5    BEOORDELING

5.1    De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Dit klachtonderdeel betreft de vraag of verweerder vertrouwelijke e-mails en stukken uit de administratie van klaagsters sub 1 in het geding mocht brengen zonder toestemming van  klagers. Vaststaat dat het gaat om correspondentie tussen advocaat en zijn cliënt en vertrouwelijke informatie uit de administratie van klaagsters sub 1, die in het bezit zijn gekomen van de advocaat van de wederpartij van klaagsters sub 1. Verweerster stelt dat zij deze stukken van haar cliënten heeft ontvangen, die deze op hun beurt van K. sr. hadden gekregen en dat K. sr. deze weer van personeelsleden van klaagsters sub 1, die zeer loyaal zijn jegens K. sr., heeft ontvangen. De raad overweegt dat, als dat al zo zou zijn, dat niet betekent dat verweerster ervan uit mocht gaan dat zij deze stukken mocht gebruiken. Het had op de weg van verweerster gelegen om bij de advocaat van klaagsters sub 1, klager sub 2, te verifiëren of de stukken rechtmatig in het bezit van haar cliënten waren gekomen, hetgeen zij niet heeft gedaan. De raad oordeelt dat, zelfs als zou kunnen worden vastgesteld dat de e-mails en verdere stukken op rechtmatige wijze in het bezit van verweersters cliënten zijn gekomen, daarin nog geen rechtvaardiging voor het gebruik in rechte kan worden gevonden, gelet op de vertrouwelijke aard van de stukken.

5.3    Verweerster heeft verder aangevoerd dat overlegging noodzakelijk was omdat klaagsters sub 1  probeerden om een vorderingsrecht te fabriceren tegen de cliënten van verweerster. De gewraakte e-mails zouden dat volledig bevestigen. De raad is echter van oordeel dat, gelet op de onmiskenbare vertrouwelijke aard van de correspondentie tussen een advocaat en zijn cliënt, en waarvan de inhoud in beginsel geheim diende te blijven voor de wederpartij en verweerster, de advocaat van de wederpartij (verweerster) daar in beginsel geen gebruik van behoort te maken, behoudens uitdrukkelijke en ondubbelzinnige toestemming of bijzondere omstandigheden. Het door verweerster aangevoerde argument is niet zo’n bijzondere omstandigheid. Verweerster had het standpunt van haar cliënten in de procedure kunnen weergeven en bij betwisting overleg kunnen plegen met klager sub 2 en, zo nodig, de deken kunnen inschakelen. Schending van dit respect voor het vertrouwelijke karakter zal, behoudens zeer bijzondere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als een handelwijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.4    Dit betreft het verwijt dat verweerster onderzoek had moeten doen naar de herkomst van de litigieuze stukken. Partijen verschillen hierover van mening. Verweerster heeft aangevoerd dat zij wel onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van de stukken. Zij heeft geconstateerd dat K. sr., die vanuit het bedrijf van klaagsters sub 1 heeft verkregen en dat deze de stukken aan zijn zoons heeft gegeven die ze aan verweerster ter hand hebben gesteld, terwijl klagers stellen dat de stukken door middel van hacking/ongeoorloofd inloggen in het bezit van verweerster zijn gekomen. Nu verweerster dit klachtonderdeel gemotiveerd heeft betwist, is het daarin gestelde, naar het oordeel van de raad, niet komen vast te staan en derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.5    Het in dit klachtonderdeel gestelde is evenmin komen vast te staan. Immers partijen verschillen van mening over de feitelijke gang van zaken. Verweerster heeft aangevoerd dat K. sr. tot voor kort geregeld in het bedrijfspand van klaagsters sub 1 aanwezig was en daar zelfs een werkplek had. Klagers ontkennen dat. Onder die omstandigheden kan niet gesteld worden dat verweerster de deken misleidend heeft geïnformeerd in deze klachtzaak. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

6    MAATREGEL

6.1    De raad is van oordeel, dat gelet op alle feiten en omstandigheden, volstaan kan worden met oplegging van onderstaande maatregel.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien de klachtonderdeel a gegrond is verklaard, moet verweerster het door klagers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.

7.2    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klagers in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reiskosten.

7.3    De raad ziet eveneens aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel a gegrond;

-    verklaart de klachtonderdelen b en c ongegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klagers;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 50,00 aan klagers;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. J.A. Holsbrink, M.L.C.M. van Kalmthout, H.J.P. Robers, W.H. Kesler, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juli 2016.

Griffier                                                         Voorzitter