ECLI:NL:TADRARL:2016:163 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-563

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:163
Datum uitspraak: 22-07-2016
Datum publicatie: 21-11-2016
Zaaknummer(s): 15-563
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen avocaat. Niet gebleken dat de advocaat te lang eeft gewacht met opstellen van dagvaarding. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat er aanvaardbare redenen waren waarom het enige tijd heeft geduurd voordat hij de concept dagvaarding heeft opgesteld. Geen sprake van belangenconflict. Klacht ongegrond.

Beslissing van raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 22 juli 2016

in de zaak 15-563

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 19 mei 2015  heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 29 februari 2016 met kenmerk 2015 KNN088, door de raad ontvangen op 1 maart 2016, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 mei 2016 in aanwezigheid van klager sub 2 en de gemachtigde van klagers mevr. P. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Verweerder heeft klager bijgestaan in een kort gedingprocedure voor de voorzieningenrechter tegen klagers voormalige advocaat mr. S. Mr. S. is bij vonnis van 22 juni 2011 door de voorzieningenrechter veroordeeld tot afgifte van een aantal dossiers. Omdat de toetsingsmogelijkheden binnen een kort gedingprocedure beperkt zijn, hebben verweerder en klager sub 2 afgesproken dat verweerder een bodemprocedure aanhangig zou maken tegen mr. S.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder na het kort geding, waarin op  22 juni 2011 uitspraak is gedaan, heeft toegezegd een bodemprocedure te zullen starten. Ondanks toezeggingen dat de dagvaarding bijna gereed was, heeft verweerder pas na 2 jaar een concept gestuurd. Met de inhoud daarvan waren klagers niet akkoord. Verweerder zou een nieuw concept opstellen maar heeft dat ook niet gedaan. Er liggen nog 64 dossiers bij mr. S. en klagers lijden schade nu zij niet over deze dossiers kunnen beschikken.

b)    verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling doordat hij een procedure aanhangig heeft gemaakt tegen ene B., die zich goud van klagers had toegeëigend. De procedure is verloren. Deze B. was bevriend met mr. Y. die ook diens belangen behartigde in de procedure. Mr. Y was destijds docent van verweerder. 

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerder heeft voortvarend gewerkt aan de bodemprocedure. Na het kort geding kwam klager sub 2 echter telkens met andere zaken, die verweerder naar tevredenheid van klager sub 2 heeft behandeld. De werkzaamheden werden echter niet betaald. In eerste instantie is er een betalingsregeling afgesproken, Die werd echter niet nagekomen door klagers. Verweerder heeft toch een concept-dagvaarding opgesteld maar klagers wilden echter steeds aanvullingen en veranderingen; ondertussen kwamen klagers de betalingsafspraken niet na. De declaratie was op een gegeven moment opgelopen tot € 8.106,62. Verweerder heeft laten weten dat hij zijn werkzaamheden zou staken en heeft aangegeven welke stappen klagers vervolgens moesten ondernemen. Verweerder heeft zijn vordering op klagers uit handen gegeven, waarna een bedrag van € 5.000,00 is betaald.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Verweerder ontkent dat er een vriendschappelijke band is met mr. Y. Van belangenverstrengeling is dan ook geen sprake. De procedure is door klagers verloren omdat zij hun stellingen niet konden bewijzen. De door klagers voorgedragen getuigen kwamen niet opdagen, hoewel ze meer malen zijn  opgeroepen. Verweerder heeft zich uiteindelijk aan de zaak onttrokken.

5    BEOORDELING

5.1    De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van de zaak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. De advocaat is daarbij wel gehouden de opdracht van zijn cliënt voortvarend uit voeren. Verweerder heeft erkend dat het lang heeft geduurd voor hij de concept-dagvaarding naar klagers heeft gestuurd. Hij heeft echter gemotiveerd aangegeven waarom hij zo lang heeft gewacht: klagers betaalden zijn nota’s niet (dat betrof een substantieel bedrag) en kwamen steeds met andere, meer spoedeisende opdrachten, die bij voorrang moesten worden uitgevoerd. Bovendien had klager sub 2 telkens op- en aanmerkingen op de concept-dagvaarding, die steeds werd afgekeurd. Deze gang van zaken is door klagers niet gemotiveerd betwist. Het is onder die omstandigheden begrijpelijk dat verweerder zich terughoudend heeft opgesteld bij het telkens aanpassen van de concept-dagvaarding en het kan verweerder dan ook niet worden aangerekend dat het geruime tijd heeft geduurd voor de dagvaarding gereed was. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Verweerder heeft gemotiveerd bestreden dat er sprake is van belangenverstrengeling omdat hij een vriendschappelijke relatie zou onderhouden met mr. Y die de advocaat van de wederpartij van klagers was. Het enkele feit dat mr. Y. docent is geweest van verweerder, is onvoldoende om belangenverstrengeling aan te nemen. Klagers hebben ook overigens dit verwijt niet nader onderbouwd, zodat het in dit klachtonderdeel gestelde niet is komen vast te staan. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond;

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. J.A. Holsbrink, M.L.C.M. van Kalmthout, W.H. Kesler, H.J.P. Robers, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juli 2016.

Griffier                                                                          Voorzitter