ECLI:NL:TADRARL:2016:150 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-272

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:150
Datum uitspraak: 19-04-2016
Datum publicatie: 17-08-2016
Zaaknummer(s): 16-272
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzitter oordeelt klacht over kwaliteit dienstverlening eigen advocaat kennelijk ongegrond. Stellingen onvoldoende onderbouwd. Voortvarend en deskundig gehandeld conform instructies. Excessief declareren niet onderbouwd.

Beslissing van 19 april 2016

in de zaak 16-272

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement [naam] (hierna: de deken) van 21 maart 2016 met kenmerk 14-0192/TRC/ml, door de raad ontvangen op 22 maart 2016.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1    Verweerder heeft klager in verschillende zaken bijgestaan.

1.2    Eind 2010 heeft klager zich tot verweerder gewend inzake een al lopende incassoprocedure van het [bedrijf X] tegen klager.

1.3    Klager heeft aanvankelijk in persoon geprocedeerd maar heeft zich tot verweerder gewend om de mogelijkheden van een reconventionele vordering te bekijken. Besloten is dat verweerder geen reconventionele vordering zou indienen.

1.4    Verweerder heeft klager daarna per e-mail van 20 november 2010 als bijlage een conceptbrief aan de behandelend kantonrechter toegezonden met verzoek om tijdig commentaar daarop. Voorts heeft verweerder in diezelfde e-mail de afspraken bevestigd over zijn honorarium, te weten een uurtarief van

€ 125,- exclusief 7% kantoorkosten en 19% BTW. Na de reactie van klager op de conceptbrief, heeft verweerder de betreffende kantonrechter geïnformeerd. In het vonnis van 9 februari 2011 zijn de vorderingen van [bedrijf X] toegewezen. In overleg met en na instemming van klager heeft verweerder op 14 juni 2011 een brief aan de deurwaarder gezonden na aanzegging tot executie van het vonnis.

1.5    Daarnaast heeft verweerder klager bijgestaan in een geschil over de caravan van klager en onder meer met de deurwaarder daarover contact gehad. In twee andere zaken heeft verweerder een adviserende rol gehad.

1.6    Medio 2012 heeft verweerder de werkzaamheden voor klager gestaakt nadat facturen onbetaald waren gebleven.

1.7    Op 2 februari 2015 heeft verweerder een brief aan klager gezonden:

“Van de Orde van Advocaten ontving ik het bericht dat u uw klacht heeft ingetrokken en de bespreking van 30 januari 2015 geen doorgang hoefde te vinden. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat u deze klacht heeft ingediend om destijds de incassoprocedure af te wenden.

Hoe het ook zij, in deze procedure had ik tevens een begroting van de facturen willen vragen, welke mogelijkheid nu niet meer van toepassing is. Dit betekent dat de facturen die nog openstonden opnieuw verschuldigd zijn en uw argumenten dat er sprake zou zijn van te hoge facturen, niet langer gelden.

Ik verzoek u dan ook om alsnog de volledige achterstand van € 783,30 alsmede de rente te voldoen. (…) In dat geval acht ik mij vrij om opnieuw een incassoprocedure te starten. (…)”

1.8    Bij brief van 7 juli 2014, aangevuld bij brief van 10 februari 2015, heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    een feitelijk nog lopende zaak veel te laat op te starten, waardoor het moment van effectiviteit verloren is gegaan;

b)    een te afwachtende en weinig doortastende houding te hebben en ondeskundig te zijn;

c)    de indruk te wekken niet de belangen van klager te behartigen maar die van de wederpartij;

d)    een onevenredig hoge declaratie te sturen;

e)    veroordelend te reageren op het voorstel van klager om een minnelijke regeling te beproeven in de klachtprocedure.

3    VERWEER

Voor zover relevant zal de voorzitter in de beoordeling ingaan op het gemotiveerde verweer van verweerder.

4    BEOORDELING

ad klachtonderdelen a) en b)

4.1    De voorzitter ziet aanleiding om deze klachtonderdelen gezamenlijk te beoordelen gelet op hun samenhang.

4.2    Naar het oordeel van de voorzitter heeft klager niet duidelijk gemaakt in welke zaken verweerder te laat zou zijn opgestart en in welke zaken hij onvoldoende actie zou hebben ondernomen of onvoldoende kwaliteit zou hebben geleverd. Uit het klachtdossier komt naar voren dat verweerder klager heeft bijgestaan in een aantal al lopende zaken, waaronder de kwestie tegen het [bedrijf X] en de kwestie van de caravan. Gelet op het met stukken onderbouwde verweer van verweerder dat hij in alle zaken in goed overleg en na afstemming met klager op deskundige wijze voortvarend heeft opgetreden en in die tijd nooit klachten van klager over zijn werkwijze heeft gehoord, had het op de weg van klager gelegen om zijn verwijt met concrete feiten en omstandigheden te onderbouwen. Dat heeft klager nagelaten.

4.3    Nu een feitelijke grondslag aan deze klachtonderdelen ontbreekt, oordeelt de voorzitter deze klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel c)

4.4    De voorzitter verwerpt het verwijt van klager dat verweerder niet, althans onvoldoende de belangen van klager heeft behartigd. Klager heeft dit verwijt tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan verweerder onvoldoende duidelijk gemaakt. Daarmee is dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.5    Klager verwijt verweerder een onevenredige hoge declaratie te hebben gestuurd. Verweerder betwist dat en stelt dat hij voor de tien door hem gedeclareerde uren in de vier verschillende zaken van klager een alleszins redelijk bedrag van € 1.273,30 inclusief BTW in rekening heeft gebracht. Door zijn stap naar zelfstandigheid heeft hij zelfs zijn uurtarief tussentijds verlaagd naar € 100,- exclusief, waarmee klager content was en heeft ingestemd. Van het gedeclareerde bedrag heeft klager slechts € 490,- voldaan zodat na diverse aanmaningen verweerder de werkzaamheden voor klager heeft gestaakt.

4.6    Nu klager tegenover deze gemotiveerde betwisting door verweerder heeft nagelaten om zijn verwijt met concrete cijfers te onderbouwen, kan de voorzitter niet vaststellen dat sprake is van excessief declareren door verweerder. Dit klachtonderdeel is daarmee eveneens kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel e)

4.7    De voorzitter kan, gelet op de betwisting daarvan door verweerder, niet vaststellen dat klager aan verweerder een voorstel heeft gedaan om tot een minnelijke regeling te komen in deze klachtprocedure. Wel is gebleken dat klager kennelijk zelf de geplande bespreking op 30 januari 2015 heeft afgezegd, terwijl toen juist een minnelijke regeling  besproken had kunnen worden. Dat kan verweerder dan ook niet (tuchtrechtelijk) worden verweten. Voor zover klager betoogt dat verweerder onjuist heeft gehandeld door kort na 30 januari 2015, op 2 februari 2015, alsnog een aanmaning aan hem te sturen, kan de voorzitter klager daarin niet volgen. Het stond verweerder immers vrij om incassomaatregelen van de nog openstaande declaraties aan te kondigen. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder is dan ook geen sprake. Ook dit klachtonderdeel is daarmee kennelijk ongegrond. 

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 19 april 2016.

griffier    voorzitter