ECLI:NL:TADRAMS:2016:248 Raad van Discipline Amsterdam 16-666/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:248
Datum uitspraak: 06-12-2016
Datum publicatie: 13-12-2016
Zaaknummer(s): 16-666/A/A
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat van de moeder van klaagster. Klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht omdat zij cliënte noch wederpartij van verweerster is (geweest) en slechts een afgeleid belang heeft.  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 6 december 2016

in de zaak 16-666/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 15 februari 2016 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 14 juli 2016 met kenmerk 4016-0092, door de raad ontvangen op 15 juli 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is gezamenlijk behandeld met de klacht van de curator van de moeder van klaagster tegen verweerster (zaaknummer 16-667/A/A) ter zitting van de raad van 25 oktober 2016 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerster. Verweerster is met bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stuken 1 tot en met 9 van de bij die brief gevoegde inventarislijst. Tevens heeft de raad kennis genomen van de brief met bijlagen van de gemachtigde van verweerster aan de raad van 20 oktober 2016.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 De moeder van klaagster (hierna moeder), die gediagnosticeerd is met ouderdomsdementie, is bij beschikking van 7 mei 2015 onder curatele gesteld.

2.2 Verweerster is de advocaat van een zus (hierna M) en een nicht van klaagster (hierna S). Verweerster staat hen op betalende basis bij. Op enig moment is verweerster ook moeder gaan bijstaan, in geschillen met de curator betreffende de curatele. Verweerster staat moeder op toevoegingsbasis bij. Moeder heeft naast klaagster en dochter M nog twee dochters, R en F. De dochters hebben een verschil van mening over de wijze waarop invulling moet worden gegeven aan de verzorging van moeder en lijken verdeeld te zijn in twee kampen: het ene “kamp” wil moeder thuis verzorgen en het andere “kamp” wil dat moeder in een verpleeghuis wordt opgenomen.

2.3 Tot april 2015 verbleef moeder in een verpleeghuis in Amsterdam. Omdat de curator van mening was dat moeder in het verpleeghuis niet de zorg kreeg die zij nodig had, heeft de curator besloten moeder uit het verpleeghuis te halen en voorlopig bij dochter M te laten verblijven. Moeder heeft van april 2015 tot en met 27 december 2015 bij dochter M en kleindochter S ingewoond. Over dit verblijf heeft een drietal kort geding procedures plaatsgevonden.

2.4 Op 25 juni 2015 heeft dochter M de curator in kort geding gedagvaard en gevorderd de curator te veroordelen te gehengen en te gedogen dat moeder bij haar verblijft en de curator te verbieden om enige handeling te verrichten die voornoemd verblijf doet verhinderen. De reden voor dit kort geding was dat de curator had geregeld dat moeder kon worden opgenomen in een  (ander) verpleeghuis in Amsterdam. Verweerster heeft dochter M in deze procedure bijgestaan. Bij vonnis van 17 juli 2015 heeft de voorzieningenrechter de vordering van dochter M afgewezen.

2.5 Op 7 augustus 2015 zijn moeder, dochter M en kleindochter S, allen bijgestaan door verweerster, in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter van 7 mei 2015 (zie hiervoor, 2.1).

2.6 Bij dagvaarding van 18 september 2015 heeft de curator gevorderd dochter M te veroordelen moeder over te brengen naar een door de curator te bepalen plaats. Moeder, bijgestaan door verweerster, heeft zich in deze procedure gevoegd aan de zijde van dochter M. Dochter M werd in dit kort geding bijgestaan door de heer B, de gemachtigde van verweerster in onderhavige klachtprocedure. Bij vonnis van 14 oktober 2015 is de vordering van de curator toegewezen, met dien verstande dat is bepaald dat de curator aan de veroordeling geen rechten kan ontlenen als dochter M voldoet aan de in het vonnis vermelde voorwaarden – die neerkomen op het toelaten van de curator tot moeder – zou voldoen.

2.7 Op 9 november 2015 zijn door moeder, bijgestaan door verweerster, de curator en dochter M in kort geding gedagvaard. Inzet van dit kort geding was -kort gezegd- de curator en dochter M te doen verbieden moeder tegen haar wil in over te doen plaatsen naar een andere verblijfplaats. Dochter M werd ook in dit kort geding bijgestaan door de heer B. In deze zaak is na de zitting op 19 november 2015 moeder bij dochter M thuis door de voorzieningenrechter gehoord in aanwezigheid van de curator en verweerster. De zaak is vervolgens aangehouden. 

2.8 In november 2015 heeft moeder, bijgestaan door verweerster, bij de rechtbank een verzoek ingediend strekkende tot benoeming van een nieuwe curator. Bij beschikking van 28 januari 2016 heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen.

2.9 Op 11 december 2015 heeft er in verband met de situatie van moeder een eigen krachtconferentie plaatsgevonden, waarbij klaagster, de curator en dochter F niet aanwezig waren.

2.10 Op 11 januari 2016 heeft in de hiervoor in 2.5 genoemde procedure een zitting bij het hof plaatsgevonden. In het proces-verbaal van de zitting staat, voor zover hier relevant:

“[Verweerster]

Sinds 27 december 2015 verblijft betrokkene [moeder, rvd] bij [dochter F]. (…) Mijn positie is lastig geworden, want ik kan niet verifiëren bij betrokkene zelf of zij nog door mij wil worden bijgestaan. Ik krijg geen toegang tot betrokkene. (…)

[Gemachtigde van de curator]

(…) Betrokkene heeft laten weten dat zij niet meer door [verweerster] vertegenwoordigd wil worden.

(…)

De voorzitter (…) [Verweerster] moet duidelijkheid kunnen geven over haar positie ten aanzien van betrokkene. [Dochter F] en [de curator] dienen daartoe [verweerster] de mogelijkheid te bieden buiten aanwezigheid van de dochters met betrokkene te spreken. (…)

Hierop sluit de voorzitter de behandeling en deelt als beslissing van het hof mede dat de zaak met drie weken zal worden aangehouden in afwachting van nader bericht van [verweerster].”

2.11 Op 3 februari 2016 is de zitting in de hiervoor onder 2.7 genoemde zaak voortgezet en heeft moeder haar eis gewijzigd en haar vordering jegens M ingetrokken. Bij vonnis van 16 maart 2016 heeft de voorzieningenrechter de vordering van moeder afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van klaagster.

2.12 Bij dagvaarding van 29 februari 2016 heeft moeder, bijgestaan door verweerster, de curator zowel pro sé als in haar hoedanigheid van curator over moeder, in kort geding gedagvaard en - onder meer - gevorderd haar te veroordelen verweerster ongehinderd toegang te verlenen tot moeder. Bij tussenvonnis van 17 maart 2016 is de zaak aangehouden tot 25 maart 2016 in afwachting van een schriftelijke verklaring van de huisarts van moeder. Bij vonnis van 8 april 2016 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van moeder afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van de curator.

2.13 Bij beschikking van 5 juli 2016 heeft het hof uitspraak gedaan in de hiervoor in 2.5 genoemde procedure en de bestreden beschikking bekrachtigd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) zonder de curator daarin te kennen, tracht moeder buiten de zorg te houden die zij nodig heeft;

b) toevoegingen op naam van moeder heeft aangevraagd, terwijl bekend is dat moeder niet meer bevoegd is zelfstandig over haar inkomen en vermogen te beschikken;

c) onjuiste mededelingen aan de rechtbank heeft gedaan over de eigen kracht conferentie;

d) bemoeienissen heeft gehad met het afbellen van een vervoersbedrijf waarmee moeder naar een verpleeghuis in Amstelveen zou worden vervoerd;

e) zich had moeten realiseren dat het feit dat zij dochter M bijstond, impliceerde dat zij niet ook moeder kon bijstaan, nu niet vast staat dat de belangen van moeder niet strijdig zijn met die van dochter M;

f) niet kiest voor een oplossing in der minne, maar bewust kiest voor een intense strijd door alle mogelijke procedures aan te spannen;

g) onvoldoende duidelijkheid geeft in welke hoedanigheid zij optreedt: als advocaat van dochter M of als advocaat van moeder;

h) zich onnodig grievend heeft uitgelaten.

4 VERWEER

4.1 Verweerster voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.

5 BEOORDELING

5.1 De raad ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klaagster kan worden ontvangen in haar klacht.

5.2 Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan een ieder toe, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

5.3 Vast staat dat klaagster cliënte noch wederpartij van verweerster is (geweest). Klaagster is weliswaar de dochter van moeder, maar heeft in die hoedanigheid slechts een afgeleid belang. De raad is dan ook van oordeel dat klaagster bij alle klachtonderdelen geen rechtstreeks belang heeft als bedoeld in de Advocatenwet. Klaagster is reeds daarom niet-ontvankelijk in haar klacht.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. A. de Groot en C.C. Oberman, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 december 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 6 december 2016

verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl