ECLI:NL:TADRAMS:2016:238 Raad van Discipline Amsterdam 16-570/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:238
Datum uitspraak: 21-11-2016
Datum publicatie: 29-11-2016
Zaaknummer(s): 16-570/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  Gegrond verzet. Nieuwe datum voor mondelinge behandeling klacht.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 21 november 2016

in de zaak 16-570/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 5 juli 2016 op de klacht van:

klaagsters

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 8 februari 2016 hebben klaagsters bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 16 juni 2016 met kenmerk 4016-0079, door de raad ontvangen op 17 juni 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 5 juli 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) klaagsters kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en de klacht overigens kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 5 juli 2016 is verzonden aan klaagsters.

1.4 Bij brief van 22 juli 2016, door de raad ontvangen op 1 augustus 2016, hebben klaagsters verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 10 oktober 2016 in aanwezigheid van klaagster sub 1. Verweerster heeft de raad voorafgaand aan de zitting bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift (met bijlagen) van klaagsters van 22 juli 2016.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagsters in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet strekken ertoe om de klacht opnieuw in volle omvang te beoordelen.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht heeft met name betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening door verweerster gedurende een tijdvak dat – met het oog op de vervaltermijn in artikel 46g, eerste lid, onder a Advocatenwet – is beperkt tot de periode van 8 februari 2016 tot 27 maart 2016.

4.2 De raad stelt voorop dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Met het oog op de professionele standaard dient een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding te nemen en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend.

4.3 De raad is, anders dan de voorzitter, van oordeel dat de klacht van klaagsters in het licht van het hiervoor genoemde toetsingskader – en dan met name de door verweerster te nemen leiding in het dossier – niet kennelijk ongegrond is. Dit voor zover de klacht ziet op het ontbreken van advies van verweerster over de risico’s van de door klaagster gewenste reactie op de e-mail van 12 maart 2013 die is afgedrukt op pagina’s 23 en 24 van het klachtdossier. Het verzet is derhalve gegrond en de raad zal overgaan tot een hernieuwde beoordeling van de klacht.

4.4 Nu verweerster niet ter zitting is verschenen en de raad het voor de beoordeling van de klacht van belang vindt dat zij bij de behandeling daarvan aanwezig is, zal een nieuwe datum worden bepaald voor de behandeling van de klacht van klaagsters.

4.5 De raad houdt iedere verdere beslissing aan.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet gegrond;

- bepaalt dat een nieuwe datum zal worden vastgesteld voor de mondelinge behandeling van de klacht;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. N.M.N. Klazinga en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 november 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 21 november 2016 verzonden aan:

- klaagsters

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam..

Van deze beslissing kan  geen hoger beroep worden ingesteld.