ECLI:NL:TADRAMS:2016:234 Raad van Discipline Amsterdam 16-858/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:234
Datum uitspraak: 22-11-2016
Datum publicatie: 29-11-2016
Zaaknummer(s): 16-858/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek tegen voorzitter van de zittingscombinatie die de inhoudelijke klacht van verzoeker zou behandelen. Wrakingsgronden zien met name op procedurele beslissingen waar verweerster niet bij betrokken is geweest. Wrakingsverzoek afgewezen. Volgend wrakingsverzoek wordt niet in behandeling genomen.

Beslissing van 22 november 2016

in de zaak 16-858/A/A

naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:

verzoeker

tegen:

mr. Q.R.M. Falger, voorzitter

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) is een klachtzaak aanhangig onder nummer 16-490/A/A tussen verzoeker als klager en mr. A als verweerder. De klacht is bij voorzittersbeslissing van 4 juli 2016 kennelijk ongegrond verklaard. Verzoeker is in verzet gegaan. De inhoudelijke behandeling van het verzet is door de griffie van de raad gepland op 26 september 2016. Verzoeker heeft bij e-mail van 8 september 2016 een verzoek gedaan tot wraking van de voorzitter van de zittingscombinatie.

1.2 Bij brief van 27 september 2016 aan de wrakingskamer van de raad heeft de gewraakte voorzitter, mr. Q.R.M. Falger, op het wrakingsverzoek gereageerd.

1.3 Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de raad van 31 oktober 2016. Verzoeker is – zonder bericht van afwezigheid – niet ter zitting verschenen.

1.4 De wrakingskamer heeft kennis genomen van:

- het dossier in de zaak 16-490/A/A;

- de e-mail (met bijlagen) van verzoeker van 8 september 2016;

- de brief van mr. Q.R.M. Falger van 27 september 2016.

1.5 De raad doet vervroegd uitspraak op 22 november 2016. Partijen zijn van die datum in kennis gesteld.

2 HET WRAKINGSVERZOEK

2.1 Verzoeker heeft – samengevat – het navolgende aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd.

2.2 De raad werkt (mogelijk) met een incompleet klachtdossier. De raad weigert verzoeker inzage te geven in het klachtdossier en komt latere toezeggingen tot inzage niet na. Inzage is temeer van belang nu de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: deken Amsterdam) niet alle klachtonderdelen heeft behandeld en de aanbiedingsbrief van de deken een onjuiste constatering bevat.

2.3 De voorzittersbeslissing van 4 juli 2016 (i) is gedaan op basis van het incomplete klachtdossier, (ii) maakt ten onrechte melding van een beslissing van het Hof van Discipline waarin zou zijn besloten dat de klachtzaak van verzoeker niet zal worden verwezen, (iii) is gedaan zonder dat het dossier voldoende zorgvuldig is bestudeerd en (iv) is gedaan ondanks het feit dat verzoeker een klacht heeft ingediend tegen de deken Amsterdam en ondanks het verzoek van de deken Amsterdam aan de raad om de werkzaamheden op te schorten.

2.4 Verzoeker schetst ten slotte het beeld waarin zijn klachtzaak door het Hof van Discipline voor onderzoek is verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag. De raad heeft de zitting in de klachtzaak van verzoeker vervolgens ten onrechte – in weerwil van de verwijzingsbeslissing – bepaald op 26 september 2016, aldus – steeds – verzoeker.

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft op 27 september 2016 een schriftelijke reactie gegeven op het wrakingsverzoek. Zij berust niet in de wraking en verzoekt de wrakingskamer het wrakingsverzoek af te wijzen.

3.2 Verweerster voert aan dat een aantal wrakingsgronden ziet op het handelen en nalaten van de deken Amsterdam en het Hof van Discipline en dat een aantal wrakingsgronden ziet op de inhoud of de wijze van tot stand komen van de voorzittersbeslissing van 4 juli 2016. Geen van die gronden bevatten feiten of omstandigheden waardoor verweerster haar rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

3.3 Verweerster voert met betrekking tot de weigering tot inzage van het klachtdossier aan dat de raad uitvoering aan artikel 49 lid 2 Advocatenwet geeft door betrokken partijen voor de mondelinge behandeling het hele dossier in kopie toe te sturen. Dat zou in het geval van verzoeker ook zijn gebeurd. Verzoeker is overigens niet ingegaan op het voorstel van de griffie van de raad om stukken die volgens hem ontbraken toe te sturen zodat de stukken aan het klachtdossier zouden kunnen worden toegevoegd, aldus – steeds – verweerster.

4 BEOORDELING

Maatstaf voor beoordeling

4.1 Op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet juncto artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kunnen de voorzitter en de leden van de raad worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

4.2 Van dergelijke feiten en omstandigheden kan in de eerste plaats sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij dan wel het voorliggend geschil. Wraking is voorts mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de tuchtrechter, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt vermeden.

4.3 Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat de voorzitter en de leden van de raad uit hoofde van hun aanstelling geacht moeten worden onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het tegendeel. De wrakingskamer zal van deze maatstaven uitgaan.

Wrakingsverzoek

4.4 Met verweerster is de wrakingskamer van oordeel dat handelingen van de deken Amsterdam en het Hof van Discipline geenszins kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van vooringenomenheid bij verweerster. Dat geldt ook voor de voorzittersbeslissing waarbij verweerster noch inhoudelijk noch in de voorbereiding betrokken is geweest.

4.5 De overige gronden gaan – nog daargelaten wat daar overigens van zij – reeds daarom niet op omdat mr. Falger niet betrokken is geweest bij enige procedurele beslissing in de aanloop naar de zitting van 26 september 2016. De bij de Amsterdamse raad gebruikelijke gang van zaken om niet ter griffie inzage te geven in het klachtdossier maar het klachtdossier (ongeveer tien dagen voor de zitting) aan de betrokken partijen toe te sturen, is overigens niet een beslissing waaruit enige (schijn van) partijdigheid kan worden afgeleid. Die gang van zaken is niet strijdig met artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet.

4.6 Nu verzoeker geen bijkomende omstandigheden heeft aangedragen die maken dat (een schijn van) partijdigheid aanwezig moet worden geacht bij mr. Q.R.M. Falger, is het wrakingsverzoek ongegrond.

Volgend wrakingsverzoek

4.7 Verzoeker heeft in zijn wrakingsverzoek kenbaar gemaakt dat hij (nog steeds) in de veronderstelling verkeert dat de klacht 16-490/A/A door een andere deken onderzocht dient te worden en door een andere raad behandeld dient te worden. Die veronderstelling is onjuist. Slechts zijn klacht tegen de deken zal door een andere raad van discipline worden behandeld. De kans bestaat dat verzoeker de behandeling van de klacht door de Amsterdamse raad op die grond zal frustreren. Voor het geval verzoeker in de toekomst de raad in nieuwe samenstelling op die grond mocht willen wraken, bestempelt de wrakingskamer deze nieuwe wraking bij voorbaat als misbruik van recht. De wrakingskamer zal daarom gelet op het bepaalde in artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen.

BESLISSING

De wrakingskamer van de raad van discipline:

- wijst het wrakingsverzoek af;

- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S. van Andel en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 november 2016.

griffier voorzitter 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 22 november 2016 verzonden aan:

- verzoeker

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.