ECLI:NL:TADRAMS:2016:233 Raad van Discipline Amsterdam 16-1040/A/A 16-1041/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:233
Datum uitspraak: 18-11-2016
Datum publicatie: 29-11-2016
Zaaknummer(s):
  • 16-1040/A/A
  • 16-1041/A/A
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Kennelijk niet-ontvankelijk vanwege ontbreken belang.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 18 november 2016

in de zaken 16-1040/A/A en 16-1041/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweersters

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 10 november 2016 met kenmerk 4016-0370, door de raad ontvangen op 11 november 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

Partijen zijn er telefonisch van op de hoogte gesteld dat heden uitspraak wordt gedaan.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager is werkzaam geweest als gerechtsdeurwaarder. De cliënten van verweersters zijn drie registeraccountants (hierna ook de accountants). Eén van de accountants is in dienst van het Bureau Financieel Toezicht (hierna het BFT). De andere twee accountants zijn daar in het verleden ook in dienst geweest.

1.2 In de uitoefening van hun functie voor het BFT hebben de accountants klager enkele jaren geleden verschillende malen aangesproken op het feit dat hij zijn financiële en administratieve verplichtingen als gerechtsdeurwaarder niet nakwam. Naar aanleiding van een daarop volgende klacht van het BFT is klager ontzet uit het ambt van gerechtsdeurwaarder.

1.3 Klager en de accountants zijn sinds 2011 verwikkeld in verschillende tuchtrechtelijke procedures bij de Accountantskamer en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna het CBb). Verweersters treden hierbij op als advocaten van de accountants. De gemachtigde van klager staat klager in die procedures bij. Het BFT voldoet de declaraties van verweersters.

1.4 In augustus 2015 hebben er tussen verweersters en de gemachtigde van klager gesprekken plaatsgevonden over een mogelijke schikking. Bij e-mail van 10 augustus 2015 heeft verweersters sub 1 de gemachtigde van klager hierover geschreven:

“Na afloop van de zitting bij de Accountantskamer van 7 augustus jl. spraken wij over een mogelijke minnelijke oplossing. Kort gezegd, is uw cliënt bereid alle juridische acties tegen [de accountants] te staken, indien zij een schriftelijke verklaring aan uw cliënt verstrekken over de wijze waarop zij namens het BFT de bewaringspositie bij uw cliënt hebben gecontroleerd en welke berekeningen zij in dat kader hebben gemaakt.”

1.5 Bij e-mail van 27 augustus 2015 heeft de gemachtigde van klager verweerster sub 1 een tekstvoorstel gestuurd voor een verklaring van de accountants.

1.6 Op 19 april 2016 heeft er een mondelinge behandeling bij het CBb plaatsgevonden. Ter zitting heeft één van de accountants, naar aanleiding van de vraag van het CBb om haar te informeren over gevoerd schikkingsoverleg, verklaard dat door de accountants een tekstvoorstel was opgesteld en toegezonden aan (de gemachtigde van) klager, maar dat dit niet tot een akkoord had geleid. In werkelijkheid echter, is een door de accountants opgestelde tekstvoorstel echter nimmer door verweersters aan (de gemachtigde van) klager gestuurd.

1.7 Bij brief van 24 mei 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweersters.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweersters tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) hebben nagelaten een schikkingsvoorstel, opgesteld door hun cliënten, door te sturen aan (de gemachtigde van) klager, terwijl hun cliënten dachten dat dit wél was gebeurd;

b) zich laten leiden door de belangen van de (ex)werkgever van hun cliënten, het BFT, die hun facturen voldoet, en niet door de belangen van hun cliënten.

3 VERWEER

3.1 Verweersters hebben ten aanzien van klachtonderdeel a) aangevoerd dat er intern een eerste ruw concept tekstvoorstel is opgesteld. Echter, voordat zij daarover uit waren, ontvingen zij een tekstvoorstel van de gemachtigde van klager. In overleg met de accountants heeft verweerster sub 1 telefonisch aan de gemachtigde van klager laten weten dat het tekstvoorstel van klager niet acceptabel was. De gemachtigde van klager heeft toen voorgesteld dat de accountants zelf een tekstvoorstel zouden toesturen. Verweerster sub 1 heeft aangegeven dat volgens de accountants klager eerst duidelijk diende te maken welke nieuwe/juiste feiten hij dan precies in de verklaring wilde hebben staan. Verweerster sub 1 heeft toen verder aangegeven dat zij met vakantie ging, maar dat de gemachtigde van klager zo nodig contact zou kunnen opnemen met verweerster sub 2. Een en ander was conform de instructie van de accountants en is nadien ook aan hen teruggekoppeld. De uitkomst was dat verweersters in overleg met de accountants geen tekstvoorstel aan klager hebben verzonden. De andersluidende verklaring van hun cliënt ter zitting van het CBb berustte op een vergissing zijnerzijds.

3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b) hebben verweersters aangevoerd dat klager hierbij geen rechtstreeks belang heeft en hij derhalve niet-ontvankelijk is in zijn klacht.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. De voorzitter beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.

4.2 In klachtonderdeel a) verwijt klager verweersters dat zij hebben nagelaten een schikkingsvoorstel, opgesteld door hun cliënten, aan (de gemachtigde van) klager te sturen, terwijl hun cliënten in de veronderstelling verkeerden dat dit wel was gebeurd. Verweersters hebben uitgebreid toegelicht dat zij conform instructie van hun cliënten hebben gehandeld. Klachtonderdeel a) heeft betrekking op afspraken tussen verweersters en hun cliënten en daarover kan klager, als wederpartij van de cliënten van verweersters, niet klagen. Ten overvloede overweegt de voorzitter dat het nog maar de vraag is of klager wèl ontvankelijk zou zijn als verweersters niet op instructie van hun accountant hadden gehandeld.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b) geldt dat de eis van onafhankelijkheid, zoals neergelegd in artikel 10a lid 1 onder a, Advocatenwet en Gedragsregel 2, de bescherming van de cliënt ten doel heeft. Dit brengt mee dat een wederpartij of een derde zich hier niet op kan beroepen. De eis van onafhankelijkheid strekt in casu derhalve slechts ter bescherming van de belangen van de accountants en niet tot die van klager als wederpartij van de accountants.  

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 18 november 2016.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 18 november 2016

verzonden aan:

- klager

- verweersters

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweersters en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRB 3.24, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl