ECLI:NL:TADRAMS:2016:225 Raad van Discipline Amsterdam 16-644/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:225
Datum uitspraak: 07-11-2016
Datum publicatie: 22-11-2016
Zaaknummer(s): 16-644/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening deels gegrond. Verweerder heeft onder meer herhaaldelijk onvoldoende met klager gecommuniceerd en onduidelijkheid laten bestaan over financiële consequenties van een procedure. Opgelegde maatregel 6 maanden onvoorwaardelijke schorsing en kostenveroordeling.  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 7 november 2016

in de zaak 16-644/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 31 oktober 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 7 juli 2016 met kenmerk 4015-0747, door de raad ontvangen op 8 juli 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 september 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.2 genoemde brief van de deken met bijlagen 1 tot en met 25.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder heeft klager in een drietal procedures bijgestaan. Twee daarvan hebben betrekking op een geschil tussen klager en een tuinvereniging.

2.2 Klager heeft verweerder via mr. X ontmoet. Mr. X is een voormalig advocaat die in 2012 van het tableau is geschrapt. Hij heeft klager doorverwezen naar verweerder. Mr. X bleef wel als juridisch adviseur van klager betrokken. Het contact tussen klager en verweerder liep via mr. X.

2.3 Klager heeft de tuinvereniging in 2014 doen dagvaarden. Verweerder heeft voor deze procedure een toevoeging voor klager aangevraagd. Klager is niet verschenen op de comparitie van 11 maart 2015. Verweerder was wel aanwezig. Ter comparitie heeft hij een deel van de vordering ingetrokken. Voor het overige is de behandeling van de zaak aangehouden teneinde klager in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over een bewijsopdracht dan wel royement van de procedure.

2.4 Verweerder heeft klager 2 april 2015 bericht dat het hem “het beste leek de zaak te seponeren” omdat hij niet verwachtte dat klager een bepaalde stelling kon bewijzen. Verweerder heeft de rechtbank op 3 april 2015 verzocht de zaak door te halen ter rolle van 8 april 2015.

2.5 Vanaf 4 april 2015 was verweerder voor 4 maanden geschorst als advocaat. Op 20 april 2015 heeft verweerder via zijn waarnemer een bericht van de wederpartij doorgezonden aan mr. X.

2.6 Een derde procedure betreft een hoger beroepzaak in een zakelijk huurgeschil. Bij de eerste aanleg was verweerder niet betrokken. Verweerder heeft de deurwaarder in maart 2015 geïnstrueerd om namens klager een appeldagvaarding uit te brengen tegen de zitting van 8 december 2015. Verweerder heeft zich eind oktober 2015 als raadsman van klager onttrokken.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

In de kwestie van de tuinvereniging:

a) Hij geen onderliggende stukken heeft opgevraagd in welk kader klager zich afvraagt hoe verweerder zijn belangen heeft kunnen behartigen;

b) Hij een toevoeging heeft aangevraagd zonder klager iets te vragen en in dit kader gegevens aan derden heeft verstrekt;

c) Hij de zaak van klager zonder overleg met hem door derden heeft laten waarnemen. Klager stelt daarvoor geen toestemming te hebben gegeven en vraagt zich af of verweerder gerechtigd was zijn belangen te behartigen nu bleek dat verweerder enige tijd geschorst is geweest. Verweerder heeft klager daarover niet geïnformeerd;

d) Hij met derden over de zaak van klager heeft gecorrespondeerd en bepaalde zaken achter de rug van klager heeft bekokstoofd. Er is sprake van schending van het beroepsgeheim.

In de hoger beroepzaak:

e) Er medio maart 2015 nog overlegd diende te worden over de vraag of er hoger beroep zou worden ingesteld, terwijl verweerder op 26 maart 2015 zonder nader overleg met klager de appeldagvaarding heeft laten uitbrengen;

f) Hij klager na het uitbrengen van de dagvaarding maanden niets heeft laten horen. Klager heeft op 2 oktober 2015 zelf contact opgenomen met klager;

g) Hij ten onrechte heeft aangegeven dat hij niet over de stukken zou beschikken;

h) Hij het ten onrechte doet voorkomen dat klager niet op e-mailberichten van verweerder reageert. Klager heeft na een half jaar bij verweerder aan de bel getrokken omdat klager niets van verweerder hoorde;

i) Hij ten onrechte een e-mail van klager van 30 oktober 2015 heeft doorgezonden aan mr. X. Mr. X heeft op de inhoud van die e-mail gereageerd met een e-mail van 31 oktober 2015. Volgens klager zijn verweerder en mr. X ‘twee handen op één buik’;

j) Hij zich plotseling uit de procedure heeft teruggetrokken terwijl de hoger beroepzaak op 8 december 2015 diende te worden ingeschreven in de administratie van het gerechtshof;

Uitbreiding klacht medio december 2015:

k) Hij klager op 3 december 2012 een aangetekend schrijven heeft gezonden “met blanco velletjes A-4”. Het kantooradres van verweerder blijkt uit de achterzijde van de enveloppe. Klager heeft verweerder gevraagd wat hier de bedoeling van is maar heeft geen reactie ontvangen.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a), b), c), en e)

4.1 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling in die zin dat het klachten zijn over (het gebrek aan) communicatie tussen advocaat en cliënt. Alvorens de klachten apart te bespreken zal de raad eerst in het algemeen op dit onderwerp ingaan.

4.2 Uit het dossier en hetgeen ter zitting is verklaard, blijkt dat verweerder vooraf en tijdens zijn dienstverlening met klager niet schriftelijk heeft gecommuniceerd over zijn analyse en verwachtingen van de zaak. Evenmin zijn er financiële afspraken vastgelegd en er is geen opdrachtbevestiging gezonden. Klager verwijt verweerder dat hij hem niet heeft gewezen op de (proces)risico’s van een mogelijke procedure.

4.3 De raad stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

4.4 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskansen van een procedure, het wijzen op risico’s van de verschillende mogelijkheden en het daarover informeren van de cliënt. Voorts dient een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding te nemen en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Van een advocaat mag verwacht worden dat hij zijn cliënt op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden ten behoeve van de cliënt. Voorts heeft te gelden dat de advocaat belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen en soms ook een gegeven advies of informatie, schriftelijk dient vast te leggen.

4.5 In dit kader is de advocaat onder meer gehouden een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Zoals verweerder ter zitting heeft erkend, heeft hij nagelaten om schriftelijk aan klager een opdrachtbevestiging te sturen. Het feit dat klager wel schriftelijk aan verweerder de opdracht heeft bevestigd is in dezen niet relevant. Dit nalaten valt hem te verwijten. Bij gebreke van een schriftelijke bevestiging van de afspraken is de raad thans niet in staat vast te stellen dat verweerder klager voldoende heeft duidelijk gemaakt wat de (proces)risico’s waren. Het feit dat er onduidelijkheid heeft kunnen ontstaan over de verwachtingen van klager, wordt verweerder aangerekend en komt derhalve tuchtrechtelijk voor zijn risico.

4.6 Verweerder stelt, maar heeft niet schriftelijk vastgelegd, dat partijen overeen zijn gekomen dat mr. X zijn contactpersoon was voor de zaken van klager. Wat hiervan ook zij, de verplichting van verweerder om zijn cliënt al dan niet via diens adviseur te informeren blijft sowieso bestaan. Verweerder heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat hij via mr. X aan zijn informatieverplichting heeft voldaan.

4.7 Voor wat betreft klachtonderdeel a) heeft verweerder ter zitting erkend dat hij de onderliggende stukken niet bij klager of mr. X heeft opgevraagd. Ter zitting is vast komen te staan dat verweerder tijdens de comparitie niet over het volledige dossier beschikte. Het verweer dat hij een half uur voor de zitting met de juridisch adviseur van klager had afgesproken om de stukken door te nemen, doet aan de verwijtbaarheid van deze tekortkoming niet af. Verweerder had ervoor moeten zorgdragen dat hij voor de zitting volledig was geïnformeerd. Klachtonderdeel a) is derhalve gegrond.

4.8 Inzake klachtonderdeel b) geldt het volgende. Nu niet is gebleken dat verweerder met klager over financiële aangelegenheden, waaronder het aanvragen van een toevoeging, heeft gesproken, acht de raad dit klachtonderdeel gegrond.

4.9 Ten aanzien van klachtonderdeel c) oordeelt de raad als volgt. Verweerder is per 4 april 2015 als advocaat voor de duur van vier maanden geschorst. Een advocaat is gehouden zijn cliënt over de schorsing in te lichten indien gedurende die periode een dossier actief is of wordt. Vast is komen te staan dat verweerder klager niet van de schorsing op de hoogte heeft gebracht. Verweerder heeft de rechtbank op 3 april 2015 verzocht de zaak door te halen ter rolle van 8 april 2015. Uit het dossier blijkt dat verweerder op 20 april 2015 via zijn waarnemer een bericht van de wederpartij in dit dossier heeft doorgezonden aan mr. X. Tijdens een schorsing mag een advocaat geen enkele werkzaamheid als advocaat uitvoeren, derhalve ook geen berichten doorzenden. Verweerder had klager moeten inlichten over zijn schorsing en dat de zaak door iemand anders werd waargenomen. Klachtonderdeel c) is derhalve gegrond.

4.10 Zoals reeds uiteengezet, is het de taak en plicht van een advocaat om met zijn cliënt te overleggen en afspraken schriftelijk vast te leggen. Nu ten aanzien van het al dan niet in hoger beroep gaan niets schriftelijk is vastgelegd, acht de raad het aannemelijk dat er geen overleg heeft plaatsgevonden. Klachtonderdeel e) is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.11 In klachtonderdeel d) klaagt klager dat hij verweerder geen toestemming heeft gegeven om met derden, de raad begrijpt: mr. X, over zijn zaken te corresponderen. Er is reeds vastgesteld dat verweerder uitsluitend contact had met mr. X en niet rechtstreeks met klager. Het had weliswaar op de weg van verweerder gelegen schriftelijk vast te leggen dat hij met klager had afgesproken dat mr. X klager mocht vertegenwoordigen, uit het dossier is voldoende komen vast te staan dat dit tussen klager en verweerder de gebruikelijke gang van zaken was. Bovendien heeft klager hier bij verweerder nooit over heeft geklaagd. Klachtonderdeel d) wordt dan ook ongegrond verklaard.

Ad klachtonderdeel f)

4.12 Klager verwijt verweerder in dit klachtonderdeel dat hij niets van verweerder heeft vernomen in de periode na het uitbrengen van de appeldagvaarding en dat klager zelf maar contact heeft opgenomen op 2 oktober 2015. De dagvaarding was echter uitgebracht tegen de zitting op 8 december 2015. Gezien de ruime tijd die nog resteerde is het niet onbegrijpelijk dat er in deze tijd geen contact is opgenomen door verweerder, al geldt ook hier dat verweerder deze gang van zaken voor het uitbrengen van de dagvaarding met zijn cliënt had moeten communiceren. Klachtonderdeel f) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel g)

4.13 Klager stelt dat verweerder ten onrechte heeft aangegeven dat hij niet over de stukken zou beschikken voor de hoger beroepzaak. Het is niet onaannemelijk dat verweerder wel een appeldagvaarding heeft uitgebracht maar niet over de onderliggende stukken beschikte. Verweerder heeft immers verklaard de dagvaarding enkel uit te hebben gebracht om de termijn te ‘redden’ terwijl vaststaat dat hij niet betrokken was bij de eerste aanleg. Klachtonderdeel g) is ongegrond.

Ad klachtonderdeel h)

4.14 Klager klaagt dat verweerder het ten onrechte doet voorkomen dat klager niet op e-mailberichten van verweerder reageert. Dit klachtonderdeel is onvoldoende onderbouwd en zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ad klachtonderdeel i)

4.15 Klager verwijt verweerder dat hij een e-mail van klager van 30 oktober 2015 heeft doorgezonden aan mr. X. Mr. X heeft bij klager op de inhoud van die e-mail gereageerd met een e-mail van 31 oktober 2015. Volgens klager zijn verweerder en mr. X ‘twee handen op één buik’. De raad overweegt dat uit het dossier blijkt dat eind oktober 2015 klager en mr. X niet langer ‘on speaking terms’ met elkaar waren. Verweerder had moeten begrijpen dat het hem – anders dan onder klachtonderdeel d) overwogen – niet meer vrij stond om met mr. X correspondentie van klager door te sturen. Gezien de inhoud ontbrak bovendien de relevantie om het bericht door te sturen. Door dit wel te doen heeft verweerder in strijd gehandeld met hetgeen een redelijk handelend advocaat betaamt. Klachtonderdeel i) is gegrond.

Ad klachtonderdeel j)

4.16 Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zich terug te trekken uit de hoger beroepzaak. Hij heeft zich pas teruggetrokken nadat hij hierover de deken had geraadpleegd. Klachtonderdeel j) is ongegrond.

Ad klachtonderdeel k)

4.17 De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder klager een blanco enveloppe heeft gestuurd. Evenmin is duidelijk gemaakt door klager waarom dit tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn. Klachtonderdeel k) wordt ongegrond verklaard.

5 MAATREGEL

5.1 Verweerder heeft, zoals uit het voorgaande blijkt, gehandeld zoals een advocaat niet betaamt. De gegronde klachten van klager geven het beeld van een advocaat die zich laks opstelt en die zich niets aantrekt van zijn verantwoordelijkheden. Dit beeld wordt nog eens bevestigd in zijn houding ten overstaan van de raad. Verweerders houding getuigt van weinig inzicht in de onbetamelijkheid van zijn handelen. De gegronde klachten zijn op zichzelf al ernstig en rechtvaardigen een stevige maatregel. In het licht van zijn aanzienlijke lijst van tuchtrechtelijke antecedenten waaronder diverse (voorwaardelijke) schorsingen, waarvan 2 voor de periode van 4 maanden in 2015, acht de raad de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing van zes maanden passend en geboden.

6 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

6.1 Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

6.2 De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50 aan reiskosten.

6.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a), b), c) e) en i) gegrond;

- verklaart klachtonderdelen d), f), g), h), j) en k) ongegrond;

- schorst verweerder voor de duur van zes maanden; en

- bepaalt dat de schorsing ingaat één maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

-  de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

-  verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

-  de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 50 aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. E.M.J. van Nieuwenhuizen, C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2016.

Griffier Voorzitter

UITGEGEVEN VOOR GROSSE

De griffier van de

Raad van Discipline Amsterdam

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 7 november 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl