ECLI:NL:TADRAMS:2016:224 Raad van Discipline Amsterdam 16-514/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:224
Datum uitspraak: 07-11-2016
Datum publicatie: 22-11-2016
Zaaknummer(s): 16-514/A/A
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. Klacht tegen eigen advocaat wederpartij deels niet-ontvankelijk wegens overschrijding redelijke klachttermijn, deels ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 7 november 2016

in de zaak 16-514/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 14 juli 2016 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 16 juli 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 2 juni 2016 met kenmerk 4015-0506, door de raad ontvangen op 3 juni 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 14 juli 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) klachtonderdelen a) tot en met h) kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en klachtonderdelen i) en j) kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 14 juli 2016 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 12 augustus 2016, door de raad ontvangen op 15 augustus 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 26 september 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift met bijlagen van klager van 12 augustus 2016.

2 FEITEN

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1 De voorzitter heeft klachtonderdelen c) en d) ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, waarbij voorbij is gegaan aan de relevantie van de door klager genoemde feiten en omstandigheden.

3.2 De voorzitter heeft klachtonderdelen i) en j) ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard, omdat klager – anders dan de voorzitter stelt - wel voldoende heeft onderbouwd dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen c) en d)

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter ten aanzien van deze klachtonderdelen bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

Ad klachtonderdeel i)

4.2 In klachtonderdeel i) klaagt klager dat verweerder er niet voor zou hebben gezorgd dat de transactie met betrekking tot de verkoop van het wagenpark door R.D. Beheer B.V. aan klager in januari 2010 op de juridisch juiste wijze is afgerond.

4.3 Het is weliswaar uit het dossier duidelijk dat klager kennelijk een andere bedoeling heeft gehad ten aanzien van de juridische wijze waarop de verkoop is geschied, maar niet is komen vast te staan dat verweerder hiervan een verwijt kan worden gemaakt. De raad kan aan de hand van het dossier en hetgeen ter zitting is verklaard niet vaststellen dat de verkoop niet op juridisch juiste wijze is afgerond, en zo dit wel het geval zou zijn, wat dan wel de juridisch juiste wijze was geweest. Het is aan een civiele rechter om hier een oordeel over te geven.

4.4 Op grond van het voorgaande volgt de raad het oordeel van de voorzitter dat onvoldoende is onderbouwd dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld en verklaart het verzet derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel j)

4.5 Klachtonderdeel j) houdt in dat verweerder niet zou hebben gecontroleerd of de aan de akte van 12 februari 2010 gehechte inbrengbeschrijving compleet was; de inbrengbeschrijving van R.D. Beheer B.V. ontbreekt en de handtekening van klager op de inbrengbeschrijving is vervalst.

4.6 Niet is komen vast te staan dat verweerder eventuele fraude kan worden aangerekend. De raad is met de voorzitter van oordeel dat klager onvoldoende heeft onderbouwd dat verweerder tuchtrechtelijk iets te verwijten valt. Derhalve moet het verzet tegen dit klachtonderdeel eveneens ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. E.M.J. van Nieuwenhuizen, C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 7 november 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.