ECLI:NL:TADRAMS:2016:223 Raad van Discipline Amsterdam 16-571/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:223
Datum uitspraak: 07-11-2016
Datum publicatie: 22-11-2016
Zaaknummer(s): 16-571/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht advocaat over advocaat van de wederpartij, inhoudende dat verweerder in strijd zou hebben gehandeld met het nationaal en internationaal gedragsrecht doordat een derde confraternele correspondentie tussen klager en verweerder in een buitenlandse procedure heeft overgelegd. Dit feit kan verweerder niet worden aangerekend. Klacht ongegrond  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 7 november 2016

in de zaak 16-571/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 2 maart 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 16 juni 2016 met kenmerk 4015-0423, door de raad ontvangen op 17 juni 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 september 2016 in aanwezigheid van klager, de gemachtigde van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.2 genoemde brief van de deken met bijlagen 1 tot en met 13 en van de brief van klagers gemachtigde van 23 september 2016.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager is een advocaat in Spanje. In 2007 hebben de cliënten van klager, twee Portugese vermogensentiteiten, een leningsovereenkomst gesloten met Credit Europe Bank (hierna: de bank). Verweerder stond de bank in 2012 bij.

2.2 De leningsovereenkomst werd gegarandeerd met een aantal hypotheken. In december 2011 heeft de bank de lening opgeëist bij de cliënten van klager, die daaraan niet hebben voldaan

2.3 Tussen klager en verweerder is uitgebreid gecorrespondeerd. Op van klager afkomstige correspondentie staat veelal “WITHOUT PREJUDICE, PRIVILEGED”. Op 6 februari 2012 vraagt klager in een brief aan verweerder: “Besides could you confirm me that in accordance with Dutch professional regulations our exchange of mails and contacts in general may be maintained privileged and without prejudice?”

2.4 Op 7 februari 2012 schrijft verweerder aan klager: “I am a Dutch attorney (…). On an interim basis I work as head legal of Credit Europe Bank N.V.. All my work there is (also) subject to the conditions of the professional conduct rules of the Dutch Bar, which means that all correspondence between other (Bar admitted) lawyers and me is privileged and cannot be filed by me with a Dutch Court (…).”

2.5 Op 17 juli 2012 laat verweerder namens de bank aan klager weten dat de bank opdracht heeft gegeven aan een Spaans advocatenkantoor om de veilingprocedure te starten.

2.6 Op 18 september 2012 laat verweerder desgevraagd aan klager weten dat de bank nog altijd open staat voor alternatieve oplossingen. Tien dagen later wordt bij de rechtbank in Marbella een vordering tot hypothecaire executie ingediend.

2.7 Door klager aan verweerder verzonden brieven zijn in 2015 door de bank in een procedure in Portugal als bewijs ingebracht.

3 KLACHT

3.1 Nadat klager één onderdeel heeft ingetrokken, houdt de klacht, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij heeft aangegeven dat de gedragscode zoals deze geldt voor in Nederland gevestigde advocaten er aan in de weg stond dat confraternele correspondentie in rechte wordt overgelegd. Niettemin zijn er meerdere vertrouwelijke berichten, uitgewisseld tussen klager en verweerder overgelegd in een procedure in Portugal;

b) hij niet tijdig heeft gemeld dat de schikkingsonderhandelingen tussen partijen op enig moment waren afgebroken en dat er (voorbereidingen voor het treffen van) rechtsmaatregelen tegen de cliënten van klager werden getroffen.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 De kern van de kwestie is de wijze waarop met grensoverschrijdende vertrouwelijke correspondentie moet worden omgegaan.

4.2 Verweerder dient als Nederlandse advocaat de voor hem in Nederland geldende gedragsregels voor advocaten na te leven. In gedragsregel 39 staat dat de advocaat bij het verrichten van grensoverschrijdende werkzaamheden binnen de Europese Unie de CCBE Gedragscode voor Europese advocaten in acht dient te nemen.

4.3 Artikel 5.3 van deze Europese gedragscode bepaalt:

5.3.1 Een advocaat, die aan een advocaat van een andere Lidstaat mededelingen wenst te doen, die hij als `vertrouwelijk´ of als `without prejudice/sans préjudice´ beschouwd wil zien, dient dit voornemen duidelijk kenbaar te maken vóór de verzending van de eerste van deze documenten.

5.3.2 Indien de toekomstige geadresseerde aan deze mededelingen geen `vertrouwelijk´ of `without prejudice/sans préjudice´ karakter kan verlenen, dient hij de afzender daarover onverwijld te informeren.

4.4 In de toelichting op dit artikel wordt uiteengezet dat in de verschillende lidstaten een andere uitleg wordt gegeven van het begrip vertrouwelijke correspondentie. “Deze belangrijke nationale verschillen geven aanleiding tot tal van misverstanden. Om die reden dienen advocaten in grensoverschrijdende correspondentie de uiterste voorzichtigheid in acht te nemen. Iedere keer wanneer een advocaat een brief aan een beroepscollega in een andere lidstaat wil verzenden op basis van het feit dat deze vertrouwelijk moet blijven tussen de advocaten, of dat het gaat om een ‘vrijblijvende’ brief, dient de advocaat vooraf te informeren of de brief op die basis kan worden geaccepteerd. Een advocaat die wenst dat een brief op een dergelijke wijze wordt geaccepteerd dient dit duidelijk in de mededeling of het begeleidende schrijven te vermelden.”

4.5 Een dergelijk misverstand heeft zich hier voorgedaan. Anders dan klager betoogt, staat in artikel 5.3 niet dat een Nederlandse advocaat zich dient te houden aan de buitenlandse gedragsregels. Artikel 5.3 geeft alleen aan dat advocaten over en weer duidelijkheid moeten scheppen over de wijze waarop met vertrouwelijke (confraternele) stukken zal worden omgegaan omdat nu eenmaal in verschillende landen verschillende gedragsregels bestaan.

4.6 Verweerder heeft expliciet aan klager laten weten dat hij zich zal houden aan de Nederlandse gedragsregels. Dat heeft hij ook gedaan. In Spanje betekent ‘privileged’, zo neemt de raad aan van klager, dat de advocaat van de wederpartij de inhoud van een confraternele brief met zijn cliënt mag bespreken, maar dat hij de brief zelf niet aan zijn cliënt mag overhandigen. Klager was in de veronderstelling dat verweerder begreep dat het hem niet was toegestaan de brief aan zijn cliënt ter beschikking te stellen. Uit de in 2.4 genoemde brief van verweerder aan klager blijkt dat verweerder een andere uitleg geeft aan het begrip ‘privileged’. Het had op de weg van klager gelegen om op dit punt duidelijkheid te verkrijgen. Dat heeft klager nagelaten. Dat klager niet op de hoogte was van de omstandigheid dat in Nederland vertrouwelijke correspondentie tussen advocaten wel ter beschikking aan cliënten mogen worden gesteld kan hij verweerder niet aanrekenen.

4.7 Dat als gevolg van het beschikbaar stellen van de vertrouwelijke correspondentie aan zijn cliënt een andere advocaat in een ander land de vertrouwelijke stukken overlegt in een procedure kan verweerder evenmin worden aangerekend. Dat valt (ver) buiten zijn gezichtsveld en verantwoordelijkheid. Verweerder had dus geen reden de correspondentie van klager niet aan zijn cliënt te geven. Klachtonderdeel a) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.8 Verweerder heeft de rechtsmaatregelen - de aanvang van de veilingprocedure - aangezegd aan klager en zijn cliënten. Het stond hem, ondanks dat er op dat moment nog gesprekken werden gevoerd, vrij om de veiling in gang te zetten. De daartoe strekkende procedure is door de bank uit handen gegeven aan een Spaans advocatenkantoor. Aangenomen moet worden dat dit kantoor de stukken naar het oude kantooradres van klager heeft gestuurd zodat klager niet aanstonds op de hoogte was van de getroffen rechtsmaatregelen. Klager heeft onvoldoende onderbouwd dat verweerder van verzending naar het vorige adres van klager een verwijt kan worden gemaakt.

4.9 Op grond van het voorgaande verklaart de raad klachtonderdeel b) ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. E.M.J. van Nieuwenhuizen, C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2016.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 7 november 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager/klaagster

- verweerder/verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl