ECLI:NL:TADRAMS:2016:220 Raad van Discipline Amsterdam 16-974/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:220
Datum uitspraak: 08-11-2016
Datum publicatie: 15-11-2016
Zaaknummer(s): 16-974/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht advocaat wederpartij. Verweerster kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van de inhoud van een telefoongesprek waarin verweersters rol uiterst beperkt is gebleken. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 8 november 2016

in de zaak 16-974/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 20 oktober 2016 met kenmerk 4016-0168, door de raad ontvangen op 21 oktober 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

Partijen zijn er telefonisch van op de hoogte gesteld dat heden uitspraak wordt gedaan.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klaagster is dierenfysiotherapeut en chiropractor en behandelt paarden. Verweerster is samen met een kantoorgenoot, mr. B, opgetreden als advocaat van een koopster van een paard welk paard na de koop een aandoening bleek te hebben.

1.2 Mr. B en verweerster hebben op basis van hen beschikbare informatie gemeend dat klaagster over informatie over het paard zou beschikken. Mr. B heeft in dat verband op 13 januari 2016 telefonisch contact met klaagster gezocht. Klaagster heeft mr. B diezelfde dag teruggebeld; er heeft een telefoongesprek plaatsgevonden.

1.3 Mr. B heeft bij een aan klaagster gerichte e-mail van 13 januari 2016 – met verweerster in de cc – zijn samenvatting van het telefoongesprek van eerder die dag gegeven.

1.4 Klaagster heeft mr. B op 14 januari 2016 teruggebeld. Opnieuw heeft een telefoongesprek plaatsgevonden; nu met klaagster enerzijds en mr. B en verweerster anderzijds.

1.5 Klaagster heeft bij e-mail van 14 januari 2016 aan mr. B bericht dat zij het telefoongesprek van diezelfde datum als ‘bijzonder onaangenaam’ heeft ervaren. Klaagster heeft mr. B in voornoemde e-mail verzocht haar niet meer telefonisch te benaderen.

1.6 Bij brief van 6 maart 2016 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster en mr. B. De klacht over mr. B is bij de raad bekend onder nummer 16-973/A/A.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster heeft deelgenomen aan telefoongesprekken – waaronder het telefoongesprek van 14 januari 2016 – die voor klaagster zeer onaangenaam waren aangezien klaagster zich tijdens de telefoongesprekken onveilig, onder druk gezet en bedreigd heeft gevoeld;

b) verweerster aan het telefoongesprek van 14 januari 2016 heeft deelgenomen zonder dat dat vooraf aan klaagster kenbaar is gemaakt.

2.2 Klaagster stelt ter toelichting op klachtonderdeel a) dat het telefoongesprek van 14 januari 2016 driekwartier heeft geduurd. Tijdens het telefoongesprek leek het alsof de advocaten klaagster aan het verhoren waren en daarbij bij klaagster een andere verklaring probeerden uit te lokken dan klaagster naar waarheid gaf. De dreiging zat erin dat als klaagster niet zou voldoen aan de verwachtingen van de advocaten, klaagster een zeer onprettig voorlopig getuigenverhoor te wachten zou staan.

3 VERWEER

3.1 Verweerster meent dat de klacht ongegrond is en voert gemotiveerd verweer. Op het verweer van verweerster wordt hierna, waar nodig, ingegaan.

4 BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

4.1 Verweerster voert met betrekking tot klachtonderdeel a) aan dat zij het betreurt dat klaagster een onprettig gevoel heeft overgehouden aan telefoongesprekken die klaagster met mr. B en verweerster heeft gevoerd. Verweerster heeft overigens slechts aan één telefoongesprek deelgenomen, namelijk het gesprek van 14 januari 2016. Mr. B voerde het telefoongesprek. Verweerster had geen actieve rol; zij heeft aantekeningen en (uiteindelijk) een gespreksverslag gemaakt.

4.2 De voorzitter stelt vast dat klaagster tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerster – dat zij geen actieve rol had tijdens het telefoongesprek van 14 januari 2016 – slechts heeft aangevoerd dat verweerster wel inhoudelijk bij de zaak betrokken was. De enkele omstandigheid dat verweerster wellicht inhoudelijk betrokken is geweest bij de zaak, maakt nog niet dat verweerster ook actief heeft deelgenomen aan het telefoongesprek van 14 januari 2016. Nu klaagster niet nader heeft onderbouwd dat verweerster een actieve rol had, moet de voorzitter het ervoor houden dat verweersters rol beperkt is gebleven tot het maken van aantekeningen en een gespreksverslag. Onder die omstandigheden kan verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van de inhoud van het telefoongesprek van 14 januari 2016. Verweerster heeft – onbetwist – aangevoerd dat het gesprek van 14 januari 2016 het enige gesprek is geweest waarbij zij aanwezig is geweest.

4.3 Gezien het voorgaande is klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.4 Verweerster voert met betrekking tot klachtonderdeel b) aan dat mr. B per abuis niet aan het begin van het telefoongesprek aan klaagster duidelijk heeft gemaakt dat verweerster mee zou luisteren. Dat was ook niet nodig omdat klaagster via de e-mail van mr. B van 14 januari 2016 op de hoogte was van verweersters bestaan en er ook geen reden was om verweersters aanwezigheid verborgen te houden. Verweerster voert – onder verwijzing naar jurisprudentie – ten slotte aan dat Gedragsregel 36 slechts betrekking heeft op de advocaat die het telefoongesprek voert en niet op degene die meeluistert.

4.5 De voorzitter is met verweerster van oordeel dat het op de weg van de advocaat die het telefoongesprek voert, ligt om vooraf kenbaar te maken dat er iemand meeluistert met het gesprek. Dat dit kennelijk niet is gebeurd, valt verweerster derhalve niet tuchtrechtelijk aan te rekenen. De voorzitter is ook overigens niet gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag aan de zijde van verweerster. Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S.M. Balkema als griffier op 8 november 2016.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 8 november 2016 verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRB 3.24 Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl