ECLI:NL:TADRAMS:2016:215 Raad van Discipline Amsterdam 16-848/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:215
Datum uitspraak: 21-10-2016
Datum publicatie: 14-11-2016
Zaaknummer(s): 16-848/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 21 oktober 2016

in de zaak 16-848/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 8 september 2016 met kenmerk 4015-0835, door de raad ontvangen op 9 september 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Nadat klaagster bij kort geding vonnis van de rechtbank van 4 september 2015 was veroordeeld een door haar op haar (buur)perceel geplaatste schutting te verwijderen, heeft klaagster zich tot verweerster gewend. Klaagster is voor rechtsbijstand verzekerd bij DAS Rechtsbijstand.

1.2 Verweerster heeft de opdracht bevestigd bij – een aan DAS Rechtsbijstand gerichte – brief van 2 oktober 2015. Verweerster heeft in haar brief bevestigd dat zij op verzoek van klaagster op 28 september 2015 hoger beroep heeft ingesteld tegen het kort geding vonnis van 4 september 2015.

1.3 Op 13 oktober 2015 heeft klaagster afschriften van twee (notariële) aktes aan verweerster verstrekt. Klaagster heeft verweerster bij e-mail van 14 oktober 2015 verzocht een plan van aanpak en een planning op te stellen.

1.4 Op 27 oktober 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster, verweerster en een notaris.

1.5 In een aan verweerster gerichte e-mail van 28 oktober 2015 heeft klaagster een uiteenzetting van haar visie op de zaak gegeven. Bij e-mail van 3 november 2015 heeft klaagster verweerster naar de stand van zaken gevraagd. Bij e-mail van gelijke datum heeft verweerster klaagster laten weten dat zij bezig was met een advies waarin klaagsters vragen zo veel mogelijk zouden worden beantwoord.

1.6 In een e-mail van 4 november 2015 heeft klaagster haar ongenoegen geuit over verweersters aanpak van de zaak. Verweerster heeft daar bij e-mail van 6 november 2015 onder meer als volgt op gereageerd:

“Het spijt mij dat jij het gevoel hebt dat je veel moet herhalen. Ik heb jou uitgelegd dat het een complexe zaak is en dat het voor jou waarschijnlijk veel gemakkelijker is dan voor mij om te snel te praten over de verschillende percelen met verschillende kadastrale nummers die door de jaren heen ook nog eens zijn gesplitst en gewijzigd. Dit komt uiteraard omdat jij er al jaren mee bezig bent en ik een paar uur. Ik hoop dat je hier begrip voor kunt opbrengen.

Ander punt is dat het standpunt dat je hebt ingenomen in het kort geding in mijn juridische opinie onjuist is. Wellicht vervelend om te horen, maar het is niet anders. Zoals de notaris ook al zei: ‘ik zit hier niet om jou naar de mond te praten, ik zit hier om jou te vertellen hoe het juridisch daadwerkelijk in elkaar steekt.’ Jij schrijft nu op dat ik niet wil luisteren en te lang stil sta bij de handgeschreven akte uit 1927. Ik luister echter heel goed, maar deel eenvoudigweg jouw standpunt niet en neem dus mijn tijd om aan jou uit te leggen waarom ik tot andere conclusies kom. (…)

Je wil dat ik jou zaak voortvarend aanpak, je wil afspraken maken ten aanzien van de communicatie en planning, je hebt het ook over een beslisboom gehad. (…) Ik heb je medegedeeld dat ik niet aan beslisbomen doe. Ik heb mijn eigen agenda en manier van communiceren. Mijn agenda luidt als volgt: Ik ga straks de memorie van toelichting schrijven, die krijg jij tijdig opgestuurd zodat jij die van commentaar kunt voorzien. Ik kan geen data met jou afspreken per wanneer ik jou wat ga opsturen. Zo kan ik niet werken omdat ik ook andere zaken heb en er regelmatig zaken tussendoor komen die spoed hebben. Qua communicatie bel ik jou met vragen en bel jij mij als je nog nieuws hebt. Veel meer of anders wordt het niet. “

1.7 In een (latere) e-mail van 6 november 2015 heeft verweerster haar advies over de zaak aan klaagster verstuurd. Verweerster heeft haar advies afgesloten met de volgende passage:

“Rekening dient te worden gehouden met het feit dat u geen bodemprocedure wenst te voeren aangezien de DAS deze niet financiert aangezien dit budget al is opgesoupeerd. Resteert het hoger beroep in het kort geding. Dit brengt het risico met zich mee dat ook in hoger beroep zal worden geoordeeld dat deze zaak zich niet leent voor een kort geding en de vordering op grond daarvan zal worden afgewezen. Derhalve is het van groot belang een en ander zo helder mogelijk op papier te zetten. Dit is mijns inziens mogelijk. Als u de rechter kunt overtuigen dan zal de vordering van [wederpartij] alsnog kunnen worden afgewezen en wellicht uw vorderingen kunnen worden toegewezen. (…)

Ik verzoek u mij te laten weten of u zich kunt vinden in dit advies/mijn zienswijze, die beduidend anders is dan die gehanteerd is in het kort geding, dan wel mij van inhoudelijk commentaar te voorzien zodat ik een en ander, eventueel, kan aanpassen.”

1.8 Een e-mail van 17 november 2015 (10:48) van verweerster aan klaagster luidt als volgt:

“Hopelijk gaat het alweer iets beter. Helaas moet ik je even lastig vallen anders verloopt er een belangrijke termijn. Uit bijgevoegd schrijven van de advocaat van de wederpartij kan je op maken dat wij peremptoir worden gesteld. Dit houdt in dat ik aan de slag moet met de memorie van grieven want deze moet uiterlijk 12 december af zijn. Verder uitstel wordt niet meer verleend. Graag verneem ik op korte termijn dan ook jouw inhoudelijke commentaar op mijn laatste brief waarin ik mijn zienswijze op de zaak heb weergegeven. Als deze juist is kan ik verder met de memorie.”

1.9 Klaagster heeft – eveneens op 17 november 2015 (12:58) – als volgt gereageerd:

“Daarom hamerde ik zo op een planning. Ik ben niet in staat op laatste momenten direct te reageren en wil graag weten welke actie welke respons van mij nodig is zodat ik dat kan inplannen. Als je op mij moet wachten is het lastig omdat ik hier dagelijks al te veel ligt. (…) Hoe heeft Das gereageerd? Belangrijk dat we dat even samen doornemen. (…)”

1.10 Een e-mail van klaagster aan verweerster van 17 november 2015 (13:39 uur) luidt als volgt:

“Je begrijpt de strekking van het bericht nog steeds niet. Graag ook concreet even antwoord op de vragen. Heb geen energie te herhalen. Graag leg ik dan tel uit evt, maar heb vreselijke hoest na inspanning. Wat zegt die brief van [advocatenkantoor wederpartij] nu concreet en naar aanleiding waarvan? Jouw vraag tav dit stuk komt hier ook ongepland en kan ik gezien al mijn dagelijkse kost, niet zomaar even erbij in mijn al te volle wekene en zeker niet als ik ziek ben..heb dit al eerder proberen te verduidelijken. Ook hebben we niet afgestemd wat er dan van mij verwacht wordt richting dec. Zal dat stuk dan ook moeten doornemen lijkt me Notaris lijkt me nu haast geboden, gezien zijn reactie termijnen.., evenals DAS maar laten we dat zoals eerder gevraagd even zsm doorspreken Eerder beloofde hij me met de nodige munitie te ondersteunen en kwam hij wel snel met een antwoord aan tafel zonder dossier voorbereid te hebben.”

1.11 Een e-mail van verweerster aan klaagster van 17 november 2015 (13:45 uur) luidt als volgt:

“Ik heb het net al bij je ingesproken. Ik pik deze toon niet langer van jou. Ik raad je aan zo spoedig mogelijk een andere advocaat te zoeken want zo gaat het niet langer.”

1.12 Verweerster heeft op dinsdag 17 november 2015 (15:46 uur) een e-mail met de volgende inhoud aan klaagster verstuurd:

“Teneinde een verantwoorde memorie te kunnen schrijven heb ik uiterlijk deze week jouw akkoord nodig op mijn laatste brief/advies. Het spijt mij dat je ziek bent maar gezien de peremptoir stelling ben jij gebonden aan de termijn en ik moet er voor zorgen dat we die a) niet mislopen en b) dat ik voldoende tijd heb om een goed stuk te schrijven. Wellicht dat iemand jou kan helpen zodat je mij kunt laten weten of je akkoord gaat? Pas na het antwoord kan ik de memorie daadwerkelijk inplannen. Jij wilde toch een datum van mij waarin je de memorie kon checken. Ik heb je laten weten dat je de memorie uiterlijk voor zaterdag 11 december van mij zult ontvangen zodat je die dat weekeinde kunt beoordelen. Ik kan de maandagochtend dan nog gebruiken voor het aanpassen van het stuk. Jij liet mij weten dat weekeinde geen tijd te hebben. Ik heb je laten weten dat je dat toch op een of andere manier zult moeten regelen. Ik kan mijn agenda niet om die van mijn cliënten heen plannen. Maar misschien is het stuk wel eerder af zodat je het het weekeinde daarvoor al door kunt lezen. Dat zou ook mijn voorkeur hebben. maar dan moet ik wel snel aan de slag kunnen en dat kan ik niet aangezien ik op jouw goedkeuring wacht. En die goedkeuring is in deze wel noodzakelijk aangezien mijn conclusie anders is dan die van jou. Enfin, ik vind de communicatie met jou ronduit stroef en vervelend, reden waarom ik de zaak ook echt ga teruggeven aan je verzekering als je niet met mij meewerkt en mij deze week je goedkeuring geeft. Aangezien jij mij ook te kennen hebt gegeven mij net zo vervelend te vinden kan ik mij ook voorstellen dat je met spoed een andere advocaat zoekt. Wacht daar niet te lang mee want hoe korter de tijd voor het schrijven van de memorie hoe moeilijker het wordt een advocaat te vinden.”

1.13 Klaagster heeft verweerster bij e-mail van 20 november 2015 onder meer laten weten dat het haar wegens ziekte (nog) niet is gelukt het advies in haar op te nemen en te verwerken.

1.14 Verweerster heeft klaagster bij e-mail van 20 november 2015 bericht dat zij haar werkzaamheden in het dossier neerlegt.

1.15 In een e-mail van 21 november 2015 heeft verweerster een medewerkster van DAS Rechtsbijstand verzocht ervoor te zorgen dat klaagster zou reageren op verweersters advies van 6 november 2015.

1.16 Een – op 30 november 2015 aan klaagster doorgestuurde – e-mail van 24 november 2015 van verweerster aan een medewerkster van DAS Rechtsbijstand luidt als volgt:

“Vanmorgen spraken wij elkaar in het dossier van [klaagster]. Zoals afgelopen vrijdag ook al met u besproken heb ik u medegedeeld dat ik al een aantal weken wacht op commentaar van cliënte op een advies dat ik voor haar heb geschreven op basis waarvan ik de memorie van grieven zal opstellen. Immers kan ik eerst na haar goedkeuring aan de slag gaan met de memorie van grieven welke op 12 december a.s. af moet zijn en verstuurd moet worden. [Klaagster] blijkt ziek te zijn reden waarom zij geen tijd heeft om inhoudelijk te reageren. Wel stuurt cliënte e-mails waarin zij mij bijvoorbeeld vraagt om te reageren op stukken (bijvoorbeeld de cva) wat ik natuurlijk al heb gedaan in dat advies daar dat inhoudelijk anders luidt dan de conclusie van antwoord. Daarom is het ook zo belangrijk dat zij reageert op mijn stuk. Ik doe verder niks in dit dossier omdat ik bang ben dat zij het anders qua budget niet redt in de hoger beroepsprocedure.

De wederpartij heeft cliënte peremptoir gesteld (…). Ik heb inmiddels wel om uitstel gevraagd maar daar nog geen antwoord op gekregen van de wederpartij het zou ook goed kunnen dat daar een doktersverklaring voor nodig is. Er van uitgaande dat cliënte geen uitstel meer krijgt moet ik dus de memorie van grieven gaan opstellen wat simpelweg niet kan als cliënte geen medewerking verleent. Derhalve heb ik u gevraagd contact op te nemen met cliënte teneinde haar er van te doordringen dat het noodzakelijk is dat zij reageert, desnoods met behulp van iemand anders. (…) Inmiddels heb ik cliënte laten weten dat ik mij zal onttrekken aan de zaak aangezien ik het risico te groot vind dat zij te laat reageert waardoor ik geen verantwoorde memorie kan opstellen. (…) Graag verneem ik van u hoe nu verder te handelen dan wel aan welke advocaat ik deze zaak kan overhandigen.”

1.17 De secretaresse van verweerster heeft klaagster bij e-mail van 30 november 2015 laten weten dat het dossier voor klaagster klaar lag op kantoor en door klaagster opgehaald kon worden.

1.18 Een e-mail van 30 november 2015 van verweerster aan klaagster luidt, voor zover relevant, als volgt:

“Ik onttrek mij aan uw zaak aangezien u geen vertrouwen heeft in mij althans mijn werkwijze althans ik ervaar dat niet als zodanig. U reageert ondanks meerdere verzoeken van mijn kant niet dan wel niet inhoudelijk en u kunt zich kennelijk niet schikken in mijn werkwijze hetgeen noodzakelijk voor mij is wil ik een goed doortimmerd stuk (…) in kunnen dienen bij het Gerechtshof. Dit is dan ook de reden dat ik u al enige weken geleden heb medegedeeld dat u een andere advocaat dient te zoeken. Als ik uw e-mail goed begrijp denkt u dat het hoger beroep nu onmogelijk is. Dit is onjuist. Uw nieuwe advocaat dient per ommegaande contact met mij op te nemen zodat wij de overdracht in goede orde kunnen laten verlopen. Uw nieuwe advocaat heeft vanaf morgen 4 weken de tijd voor het schrijven van de memorie. 4 weken is voldoende tijd voor een dergelijk stuk. Deze advocaat dient zich dan ook zo spoedig mogelijk te stellen bij het Gerechtshof. Ik zal u de e-mail wisseling met de DAS  en correspondentie met het Gerechtshof doen toekomen.”

1.19 In een e-mail van 30 november 2015 heeft verweerster aan een medewerkster van DAS Rechtsbijstand bericht dat zij zich zou onttrekken. Verweerster heeft er in haar e-mail op gewezen dat klaagster zich (op eigen kosten) dient te wenden tot een andere advocaat.

1.20 Bij e-mail van 30 november 2015 heeft klaagster een klacht bij verweerster ingediend. Klaagster heeft verweerster in dat verband naar haar klachtenregeling gevraagd. Bij brief van 30 november 2015 heeft klaagster ook bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

1.21 Een e-mail van 30 november 2015 van verweerster aan een medewerkster van DAS Rechtsbijstand – met klaagster in de cc – luidt voor zover relevant als volgt:

“Ik verzoek u z.s.m. contact met [klaagster] op te nemen omtrent het vinden van een andere advocaat. Deze heeft alsdan nog 4 weken de tijd voor het indienen van een memorie van grieven. Worden deze grieven niet ingediend dan verloopt de termijn en is het hoger beroep bij voorbaat kansloos. (…) Graag verneem ik van u zo spoedig mogelijk zodat het dossier kan worden overgedragen aan een opvolgend advocaat. Ik zal dit alsdan per koerier laten bezorgen.”

1.22 Een medewerkster van DAS Rechtsbijstand heeft verweerster bij e-mail van 15 januari 2016 verzocht een kopie van het dossier, eventuele originelen en correspondentie met wederpartij en rechtbank aan klaagster te verstrekken. Verweerster heeft de medewerkster van DAS Rechtsbijstand bij e-mail van 15 januari 2016 bevestigd dat het dossier met originelen nog diezelfde dag per koerier bij klaagster zou worden bezorgd. Verweerster heeft daarnaast bericht dat zij sinds haar onttrekking geen contact meer heeft gehad met de advocaat van de wederpartij of het gerechtshof. Het dossier is op 15 januari 2016 per koerier bij klaagster bezorgd.

1.23 Namens klaagster is geen memorie van grieven ingediend. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 23 februari 2016 arrest gewezen. Klaagsters vorderingen zijn afgewezen en klaagster is veroordeeld in de proceskosten.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster heeft nagelaten een plan van aanpak of strategie op te stellen en klaagster heeft medegedeeld dat klaagsters planning onbespreekbaar is;

b) verweerster niet over de vereiste (toegezegde) expertise beschikt;

c) verweerster klaagsters vragen en verzoeken consequent heeft genegeerd althans niet heeft beantwoord maar volstaat met het op papier zetten van een ongefundeerde eigen interpretatie en vervolgens op klaagsters goedkeuring wacht terwijl klaagster al heeft gereageerd;

d) verweerster zich “in een vaag proces” – zonder een eventueel uitstel van het gerechtshof of klaagsters reactie af te wachten – bewust (voorafgaand aan het verstrijken van de door verweerster gestelde deadline) als advocaat van klaagster heeft onttrokken, op grond waarvan verweerster klaagster bewust schade berokkent;

e) verweerster hoge facturen indient zonder dat haar werkzaamheden resultaat hebben opgeleverd;

f) verweerster klaagster niet (voldoende) heeft gewezen op de gevolgen van het niet indienen van een memorie van grieven;

g) verweerster niet integer is;

h) verweerster op vragen van klaagster heeft opgemerkt “dit niet langer te pikken” en klaagster schreeuwend persoonlijk de les heeft gelezen terwijl klaagster ziek was;

i) verweerster – zonder klaagster daarvan op de hoogte te stellen – oneigenlijke gesprekken met DAS Rechtsbijstand heeft gevoerd waarin zaken zijn besproken die buiten verweersters rol gaan;

j) ondanks verzoeken van klaagster daartoe geen afschrift van alle relevante correspondentie aan klaagster heeft verstrekt;

k) verweerster – ondanks een verzoek van klaagster daartoe – geen afschrift van haar klachtenregeling aan klaagster heeft verstrekt.

2.2 Klaagster stelt ter toelichting op klachtonderdeel a) dat zij “ineens heeft moeten accepteren dat verweerster haar de concept grieven stuurt het weekend voordat deze moeten worden ingediend en zonder dat er een strategie is besproken”.

2.3 Klaagster stelt ter toelichting op klachtonderdeel b) dat verweerster na maanden van studie en bespreking van het dossier slechts is gekomen met een summiere samenvatting als advies ten behoeve van hoger beroep. Uit het ‘advies’ bleek niet dat verweerster begrip had van de dagvaarding, de Conclusie van Antwoord en de door klaagster aangevoerde argumentatie uit de procedure in eerste aanleg; het advies bestond slechts uit verweersters standpunt op de erfdienstbaarheden zonder onderzoek en zonder antwoorden te geven op klaagsters relevante vragen. Verweerster heeft daarnaast veel tijd besteed aan bijzaken terwijl zij relevante en cruciale zaken bij klaagster heeft teruggelegd.

2.4 Klaagster stelt ter toelichting op klachtonderdeel e) dat verweerster klaagsters ziekte aangrijpt om haar werkzaamheden om persoonlijke redenen neer te leggen terwijl klaagster op antwoorden van verweerster wacht “die al weken door drukte aan verweersters zijde stil liggen”. De vaagheid van het proces is erin gelegen dat verweerster DAS Rechtsbijstand heeft bericht dat zij nog op een reactie van klaagster wacht en dat zij zich per 2 december 2015 zal onttrekken terwijl verweerster zich daadwerkelijk al op 20 november 2015 heeft onttrokken. Klaagsters schade is gelegen in de termijnen van de zaak, de inhoud ervan, klaagsters verzekerd budget bij DAS Rechtsbijstand en klaagsters persoonlijke gezondheid en tijd.

2.5 Klaagster stelt ter toelichting op de klachtonderdelen h) en i) dat verweerster klaagsters fysieke toestand negeert, althans niet accepteert dat klaagster niet kan functioneren door ziek zijn en ziekenhuisbezoek.

2.6 Klaagster stelt in aanvulling op klachtonderdeel j) dat zij heeft gevraagd het originele dossier bij verweerster te mogen ophalen. Verweerster heeft dit verzoek genegeerd en het dossier per koerier aan klaagster verstuurd.

3 VERWEER

3.1 Verweerster meent dat de klacht ongegrond is. Op het verweer van verweerster wordt hierna zo nodig ingegaan.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

4.2 De verhouding tussen de advocaat, als opdrachtnemer, en de cliënt, als opdrachtgever, brengt mee dat de advocaat in beginsel gehouden is de instructies van zijn cliënt op te volgen. Indien de advocaat uitvoering van een instructie van zijn cliënt onverenigbaar acht met de op hem rustende verantwoordelijkheid voor zijn eigen optreden, en dit verschil van mening niet in onderling overleg kan worden opgelost, dan kan de advocaat niet zijn eigen wil doorzetten, maar dient hij zich uit de zaak terug te trekken (aldus artikel 7:402 lid 2 BW en de daarmee strokende gedragsregel 9 lid 2, zie ook Hof van Discipline 15-07-2013).

4.3 De voorzitter zal de klacht onder meer aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

Klachtonderdelen a), b) en c)

4.4 De klachtonderdelen a), b) en c) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.5 Klaagster verwijt verweerster met deze klachtonderdelen dat zij niet over de vereiste expertise beschikt en dat zij heeft nagelaten een strategie of een planning uit te stippelen waardoor klaagster ineens moest accepteren dat zij op een voor haar ongelukkig moment de concept grieven zou moeten beoordelen.

4.6 Verweerster betwist dat zij over te weinig expertise beschikt. Volgens verweerster wijkt haar visie slechts af van klaagsters visie. Voor verweerster is het noodzakelijk dat zij op één lijn staat met haar cliënte. Verweerster heeft het daarom van belang geacht dat klaagster zou instemmen met de gekozen aanpak uit het advies van 6 november 2015.

4.7 Dat klaagster het niet eens is met verweersters visie betekent niet zonder meer dat verweersters visie, en daarmee verweersters expertise, ondermaats is. De voorzitter is – op basis van het dossier – van oordeel dat het door verweerster opgestelde advies en de daarmee verband houdende aanpak verdedigbaar zijn. Verweerster is in haar advies van 6 november 2015 voldoende uitgebreid ingegaan op de relevante feiten en de juridische achtergrond van klaagsters zaak. De voorzitter acht het voorstelbaar dat verweerster een volledige instemming van klaagster wenste te ontvangen daar het advies op cruciale punten afweek van de in eerste aanleg ingenomen standpunten.

4.8 De voorzitter overweegt verder – onder verwijzing naar de hiervoor in 4.1 weergegeven maatstaf – dat een advocaat een zekere vrijheid heeft met betrekking tot de wijze waarop een zaak wordt behandeld. Het klachtdossier laat een beeld zien waarin verweerster duidelijk heeft gemaakt dat en waarom zij niet mee kon gaan in klaagsters planning en ook welke planning wel gevolgd diende te worden om tijdig een memorie van grieven bij het Gerechtshof in te kunnen dienen. De voorzitter is van oordeel dat verweerster een redelijke planning heeft gehanteerd. Het klachtdossier biedt geen aanknopingspunt voor klaagsters stelling dat zij “ineens het weekend voorafgaand aan de dienende dag met een concept zou worden geconfronteerd”. Verweerster heeft klaagster voldoende ruim van tevoren op de hoogte gebracht van de te volgen planning. Ook heeft verweerster toegezegd dat zij haar best zou doen het concept eerder aan te leveren.

4.9 Dat verweerster in de aanloop naar het advies van 6 november 2015 toe niet op alle vragen en verzoeken van klaagster heeft gereageerd, kan haar niet tuchtrechtelijk worden verweten. De voorzitter hecht voor dat oordeel onder meer waarde aan de stelling van verweerster dat zij snel met klaagster op één lijn wilde komen. De voorzitter acht het tegen die achtergrond voorstelbaar dat verweerster eerst zo snel mogelijk haar advies wilde versturen – waarin waarschijnlijk al vragen zouden worden beantwoord – om nadien (opnieuw) ruimte te laten voor het stellen en beantwoorden van vragen.

4.10 Gezien het voorgaande zijn de klachtonderdelen a), b) en c) kennelijk ongegrond.

Klachtonderdelen d) en f)

4.11 De klachtonderdelen d) en f), die handelen over de onttrekking door verweerster en de gevolgen daarvan, lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.12 Verweerster merkt met betrekking tot de onttrekking op dat zij klaagster met de beste wil van de wereld niet heeft kunnen overtuigen van haar oprechte betrokkenheid in klaagsters belangen en de professionele bedoelingen om klaagsters belangen naar eer en geweten zo goed mogelijk te behartigen. Aangezien verweerster klaagster niet heeft kunnen overtuigen, restte haar geen andere mogelijkheid dan zich terug te trekken. Verweerster heeft nog getracht om via de wederpartij uitstel te regelen, dat is niet gelukt. Verweerster heeft zorgvuldig gehandeld in de onttrekking nu een opvolgend advocaat nog voldoende tijd had om een memorie van grieven in te dienen, aldus – steeds – verweerster.

4.13 De voorzitter is van oordeel dat verweerster in het stroeve verloop van het dossier en het gebrekkige contact met klaagster aanleiding heeft mogen zien zich te onttrekken. Door klaagster ruim van te voren van haar besluit op de hoogte te brengen – en een opvolgend advocaat aldus nog vier weken de tijd te geven om een memorie van grieven in te dienen – heeft verweerster naar het oordeel van de voorzitter voldoende zorgvuldig gehandeld. Het proces van onttrekking komt de voorzitter niet ‘vaag’ voor. Verweerster heeft haar beslissing eerder aan klaagster kenbaar gemaakt dan de daadwerkelijke onttrekking bij het Gerechtshof om zo veel mogelijk tijd voor een opvolgend advocaat te creëren. Ook die handelwijze is zorgvuldig.

4.14 Het klachtdossier laat met betrekking tot de gevolgen van de onttrekking een beeld zien waarin verweerster er meer dan eens richting DAS Rechtsbijstand op heeft aangedrongen dat klaagster door de rechtsbijstandsverzekeraar een nieuwe advocaat toegewezen zou krijgen. Dat de polisvoorwaarden kennelijk anders bepalen, kan verweerster niet worden verweten. Overigens heeft verweerster onbetwist gesteld dat DAS Rechtsbijstand inmiddels aan klaagster heeft toegezegd dat een budget voor de bodemprocedure beschikbaar wordt gesteld. Dat verweerster klaagster bewust (overige) schade heeft willen toebrengen, is de voorzitter niet gebleken.

4.15 Het klachtdossier biedt geen aanknopingspunt voor de stelling dat verweerster onvoldoende op de gevolgen van het niet indienen van een memorie van grieven heeft gewezen. In de e-mail van 30 november 2015 (vergelijk hiervoor 1.21) heeft verweerster opgemerkt dat het hoger beroep kansloos zou zijn als er geen memorie van grieven zou worden ingediend. Dat een verloren procedure gepaard zou kunnen gaan met een proceskostenveroordeling kon klaagster uit het verloren kort geding bekend zijn.

4.16 Gezien het voorgaande zijn de klachtonderdelen d) en f) kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel e)

4.17 Er bestaat geen regel die bepaalt dat een advocaat slechts mag declareren indien (een bepaald) resultaat wordt behaald. Verweerster heeft aldus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de door haar uitgevoerde werkzaamheden te declareren. Dat de facturen (onredelijk) hoog waren, is de voorzitter niet gebleken. Klachtonderdeel e) is kennelijk ongegrond.

4.18 Klachtonderdeel g)

4.19 Klaagster heeft klachtonderdeel g) op geen enkele manier feitelijk onderbouwd, zodat het klachtonderdeel reeds daarom kennelijk ongegrond is.

Klachtonderdeel h)

4.20 Met klachtonderdeel h) verwijt klaagster verweerster dat zij klaagster schreeuwend persoonlijk de les heeft gelezen.

4.21 Vast staat dat verweerster in haar e-mail van 17 november 2015 (vergelijk hiervoor 1.11) heeft opgemerkt dat zij klaagsters toon niet langer pikte. De e-mail van 17 november 2015 is gevolgd op een e-mailwisseling waarin klaagster (ook) stevige standpunten heeft ingenomen. De voorzitter acht verweersters uitlating in het algemeen – en meer in het bijzonder tegen die achtergrond – niet onbetamelijk. Een dergelijke opmerking past binnen de vrijheid die een advocaat toekomt. Dat verweerster schreeuwend persoonlijk de les heeft gelezen, is de voorzitter geenszins gebleken. Ook klachtonderdeel h) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel i)

4.22 Dat verweerster bij de behandeling van de zaak contact zou onderhouden met DAS Rechtsbijstand heeft zij direct bij aanvang van haar werkzaamheden – in haar opdrachtbevestiging – aan klaagster kenbaar gemaakt. Het klachtdossier laat een beeld zien waarin verweerster contact heeft opgenomen met een medewerkster van DAS Rechtsbijstand om het ertoe te leiden dat klaagster tijdig zou reageren op het advies van 6 november 2015 zodat verweerster verder kon met klaagsters zaak. Verweersters handelwijze moet aldus in het belang van klaagster worden geacht. Verweerster is zodoende niet getreden buiten haar rol van belangenbehartiger. Klachtonderdeel i) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel j)

4.23 Vast staat dat het complete dossier op 15 januari 2016 bij klaagster is afgeleverd. Klachtonderdeel j) mist in die zin feitelijke grondslag. Dat verweerster ervoor heeft gekozen het dossier door een koerier te laten bezorgen – en daarmee klaagsters wens het dossier zelf op te halen heeft genegeerd maar voor alle zekerheid heeft gekozen voor een snelle en zekere aflevering – kan verweerster niet tuchtrechtelijk worden verweten. Klachtonderdeel j) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel k)

4.24 Verweerster voert met betrekking tot klachtonderdeel k) aan dat zij ervan uit is gegaan dat de klachtenregeling van haar kantoor niet op de zaak van toepassing was omdat de opdrachtbevestiging – die melding maakt van de toepasselijke klachtenregeling – niet door klaagster is ondertekend.

4.25 De voorzitter ziet in het niet onverwijld toesturen van de klachtenregeling geen (zelfstandig) tuchtrechtelijk verwijt. Dat geldt temeer nu klaagster op 30 november 2015 niet alleen bij verweerster om de klachtenregeling heeft verzocht maar ook een klacht over verweerster bij de deken heeft ingediend. Verweerster heeft zodra zij bekend raakte met de tegen haar ingediende klacht – via de deken – haar klachtenregeling aan klaagster verstrekt. Klachtonderdeel k) is kennelijk ongegrond.

4.26 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S.M. Balkema als griffier op 21 oktober 2016.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 21 oktober 2016 verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRB 3.24 Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl