ECLI:NL:TADRAMS:2016:210 Raad van Discipline Amsterdam 16-790/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:210
Datum uitspraak: 11-10-2016
Datum publicatie: 11-11-2016
Zaaknummer(s): 16-790/A/NH
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek tegen leden van de wrakingskamer wegens betrokkenheid in eerdere zaken ten aanzien van verzoekster ongegrond. Volgend verzoek om wraking wordt – wegens misbruik van recht – niet in behandeling genomen. Wrakingsverzoeken gericht tegen de tweede wrakingskamer niet in behandeling genomen wegens misbruik van het wrakingsmiddel.  

Beslissing van 11 oktober 2016

in de zaak 16-790/A/NH

naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:

verzoekster

tegen:

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) is een tegen verzoekster gericht dekenbezwaar aanhangig onder nummer 16-396/A/NH/D.

1.2 De inhoudelijke behandeling van het dekenbezwaar is door de griffie van de raad gepland op 6 juni 2016. Verzoekster heeft bij brief van 2 juni 2016 een verzoek gedaan tot wraking van de voorzitter en twee advocaat-leden van de zittingscombinatie. Het wrakingsverzoek is bij de raad bekend onder nummer 16-522/A/NH (“wrakingsverzoek I”). Verweerster heeft bij brief van 10 augustus 2016 een tweede verzoek tot wraking van dezelfde voorzitter en advocaat-leden gedaan, welk verzoek bij de raad bekend is onder nummer 16-789/A/NH (“wrakingsverzoek II”).

1.3 De behandeling van de wrakingsverzoeken I en II is door de griffie van de raad gepland op 29 augustus 2016. Verzoekster heeft bij brief van 11 augustus 2016 de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer (hierna: de eerste wrakingskamer) – mr. J. Blokland en mrs. B. Roodveldt en E.M.J. van Nieuwenhuizen – verzocht om verschoning te overwegen. Zij hebben aan dat verzoek geen gehoor gegeven. Verzoekster heeft vervolgens bij brief van 16 augustus 2016 een verzoek gedaan tot wraking van voorzitter mr. J. Blokland en de leden B. Roodveldt en E.M.J. van Nieuwenhuizen. Het wrakingsverzoek is bij de raad bekend onder nummer 16-790/A/NH (“wrakingsverzoek III”).

1.4 Bij brief van 19 augustus 2016 aan de wrakingskamer van de raad (hierna: de tweede wrakingskamer) heeft de voorzitter van de gewraakte raad, mr. J. Blokland, mede namens de leden, op het wrakingsverzoek gereageerd.

1.5 Bij brief van 23 augustus 2016 is aan verzoekster bevestigd dat het wrakingsverzoek III zal worden behandeld ter openbare zitting van de raad van 13 september 2016. In diezelfde brief is de (verwachte) samenstelling van de vijftallige tweede wrakingskamer aan verzoekster medegedeeld.

1.6 Op 6 september 2016 heeft verzoekster de voorzitter mr. A.P. Schoonbrood-Wessels en twee advocaat-leden, mrs. L.H. Rammeloo en A. de Groot, van de tweede wrakingskamer in drie separate brieven verzocht om zich terug te trekken als leden van de tweede wrakingskamer.

1.7 Verzoekster heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de voorzitter partijdig dan wel vooringenomen is aangezien 1) zij na ontvangst van het hiervoor (in 1.1) bedoelde dekenbezwaar geen vooronderzoek als bedoeld in artikel 46l Advocatenwet heeft gelast, 2) een door verzoekster bij de raad ingediende klacht tegen een medewerker van de deken op grond van artikel 46c lid 3 Advocatenwet aan de deken Noord-Holland heeft geretourneerd ten einde de klacht te onderzoeken en 3) mr. A. de Groot in de tweede wrakingskamer is opgenomen terwijl hij betrokken is geweest bij de behandeling van een eerdere zaak met betrekking tot verzoekster.

1.8 Het verzoek met betrekking tot mr. L.H. Rammeloo luidt, voor zover relevant, als volgt:

“U bent als griffier betrokken geweest in de zaken 15-108NH(d) en 15-121NH(d). U heeft mij daarbij – in strijd met art. 46fb lid 1 Aw – tot twee keer toe geen kopie van de ingediende bezwaren gestuurd. Bovendien heeft u geweigerd gehoor te geven aan terugbelverzoeken; u heeft zich totaal onbereikbaar gehouden.

Deze opstelling, als er zulke grote belangen op het spel staan, is onaanvaardbaar en geeft blijk van partijdigheid/vooringenomenheid jegens mij.”

1.9 Bij e-mail van 9 september 2016 is verzoekster door de griffier van de raad bericht dat de voorzitter en mr. L.H. Rammeloo geen aanleiding hebben gezien om zich terug te trekken en zodoende deel blijven uitmaken van de tweede wrakingskamer. Ook is verzoekster bericht dat mr. A. de Groot zal worden vervangen door mr. H.C.M.J Karskens. Aan verzoekster is ten slotte bevestigd dat op de zitting van 13 september 2016 wrakingsdossier 16-790/A/NH (“wrakingsverzoek III”) zal worden behandeld.

1.10 Bij faxbrief van 11 september 2016 heeft verzoekster – onder verwijzing naar haar brieven van 6 september 2016 – een verzoek tot wraking van mrs. A.P. Schoonbrood-Wessels en L.H. Rammeloo gedaan.

1.11 Bij e-mail van 12 september 2016 heeft de griffier van de raad aan verzoekster bericht dat de wrakingskamer heeft besloten dat haar wrakingsverzoek van 11 september 2016 niet in behandeling zal worden genomen, dat een motivering zal volgen in de beslissing op wrakingsverzoek III en dat de mondelinge behandeling van 13 september 2016 doorgang zal vinden.

1.12 Bij faxbrief van 12 september 2016 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen de voltallige tweede wrakingskamer bestaande uit mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter en mrs. E.C. Gelok, H.C.M.J. Karskens, L.H. Rammeloo en K. Straathof, leden. De brief van 12 september 2016 vermeldt – voor zover van belang – de volgende wrakingsgronden:

“Wrakingsgrond 1

(…)

Het niet in behandeling nemen van een wrakingsverzoek is alleen toegestaan indien ten aanzien van mij in een eerder wrakingsverzoek in deze zaak bepaald is dat wegens misbruik een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen (zie art. 39 lid 4 Rv). Daarvan is hier geen sprake.

Wrakingsgrond 2

(…)

De wrakingskamer geeft met de beslissing van 12 september indirect (zie art. 39 lid 4 Rv) te kennen dat mijn wrakingsverzoek tegen mrs. Schoonbrood-Wessels en Rammeloo van 11 september 2016 misbruik van het wrakingsmiddel oplevert. Gelet op de ernst van de mrs. Schoonbrood-Wessels en Rammeloo gemaakte verwijten wekt de wrakingskamer daarmee minst genomen de schijn van partijdigheid/vooringenomenheid jegens mij.

Wrakingsgrond 3

(…)

Derhalve neemt de wrakingskamer met de beslissing van 12 september 2016 ook een voorschot op de eindbeslissing in deze zaak (16-790/A/NH). Immers:

- ofwel de wrakingskamer ziet geen probleem in de oorspronkelijke beslissing om mr. A. de Groot op te nemen in de behandelende kamer; in dat geval preludeert de wrakingskamer even hard als mr. Schoonbrood-Wessels;

- ofwel de wrakingskamer is van oordeel dat mrs. Schoonbrood-Wessels met het vervangen van mr. A. de Groot het probleem heeft opgelost. Maar een wrakingskamer die genoegen neemt met het goedkope argument (“ter voorkoming van verdere discussie”) neemt de zaak niet serieus en preludeert ook dan even hard als mr. Schoonbrood-Wessels.”

1.13 Bij e-mail van 13 september 2016 heeft de griffier van de raad aan verzoekster bericht dat de wrakingskamer heeft besloten dat haar wrakingsverzoek van 12 september 2016 niet in behandeling zal worden genomen en dat een toelichting zal volgen in de beslissing op wrakingsverzoek III. De griffier heeft verzoekster daarnaast bericht dat de zitting van 13 september 2016 doorgang zal vinden en dat eventuele nadere wrakingsverzoeken dat niet zullen kunnen verhinderen.

1.14 Bij faxbrief van 13 september 2016 heeft verzoekster een tweede wrakingsverzoek tegen de voltallige tweede wrakingskamer ingediend. De aangevoerde gronden grijpen terug op de hiervoor, in 1.7, 1.8 en 1.12 weergegeven argumenten van verzoekster.

1.15 Het wrakingsverzoek in de zaak 16-790/A//NH is behandeld ter zitting van de raad van 13 september 2016. Verzoekster is – zonder bericht van afwezigheid – niet ter zitting verschenen.

1.16 De wrakingskamer heeft kennis genomen van:

- de beslissing van 6 juli 2015 in de zaak 15-134NH;

- de beslissing van 7 december 2015 in de zaken 15-108NH(d) en 15-121NH(d);

- het wrakingsdossier in de zaak 16-789/A/NH;

- de brief van verzoekster van 16 augustus 2016;

- de brief van de voorzitter van de eerste wrakingskamer van 19 augustus 2016;

- (fax)brieven van verzoekster van 6, 11, 12 en 13 september 2016.

2 HET WRAKINGSVERZOEK

2.1 Verzoekster heeft – samengevat – het navolgende aan wrakingsverzoek III ten grondslag gelegd.

2.2 Verzoekster meent dat de beslissing van verweerders om a) zonder enige motivering b) geen gehoor te geven aan het verzoek zich te verschonen en c) zodoende in de wrakingskamer te blijven zitten, zo onbegrijpelijk is dat daaruit minst genomen de schijn van partijdigheid dan wel vooringenomenheid jegens verzoekster moet worden afgeleid.

2.3 Verzoekster stelt ter toelichting op haar verzoek dat verweerders betrokken zijn geweest bij eerdere beslissingen van de raad aangaande verzoekster terwijl het Hof van Discipline nog niet over die zaken heeft beslist. Verzoekster noemt de beslissingen van de raad onrechtmatig en partijdig.

2.4 De eerdere beslissingen waarop verzoekster hier doelt, zien op het volgende. Bij de raad is eerder een tweetal tegen verzoekster gerichte dekenbezwaren aanhangig geweest onder nummers 15-108NH(d) en 15-121NH(d). Nadat in die zaken de samenstelling van de zittingscombinatie aan verzoekster bekend was gemaakt, heeft verzoekster een wrakingsverzoek tegen de zittingscombinatie ingediend. Het wrakingsverzoek – bekend onder nummer 15-134NH – is bij beslissing van 6 juli 2015 afgewezen. Tevens is (op de voet van artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering) bepaald dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen. Bij beslissing van 7 december 2015 zijn de dekenbezwaren (in 15-108NH(d) en 15-121NH(d)) gegrond verklaard en is aan verzoekster de maatregel van (voorwaardelijke) schorsing opgelegd. Verzoekster is in hoger beroep gegaan.

2.5 In haar nadere toelichting merkt verzoekster op dat voorzitter mr. J. Blokland zitting heeft gehad in de wrakingskamer die heeft geoordeeld over de wraking in de zaak 15-134NH. Mr. B. Roodveldt heeft zitting gehad in de kamer die heeft geoordeeld over het eerder tegen verzoekster ingediende dekenbezwaren (15-108NH (d) en 15-121NH(d)) en mr. E.M.J. van Nieuwenhuizen zou oorspronkelijk – voorafgaand aan de wraking door verzoekster – over die dekenbezwaren oordelen.

3 VERWEER

3.1 Verweerders hebben op 19 augustus 2016 een schriftelijke reactie gegeven op het wrakingsverzoek. Zij berusten niet in de wraking en verzoeken de wrakingskamer het wrakingsverzoek af te wijzen.

3.2 Verweerders voeren – kort samengevat – aan dat zij uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn. Verzoekster heeft geen, althans onvoldoende, concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit objectief de vrees voor partijdigheid kan worden afgeleid. Uit de enkele omstandigheid dat verweerders eerder op een klacht jegens verzoekster – in haar nadeel – hebben beslist kan niet worden afgeleid dat zij vooringenomen zijn in de wrakingszaak.

4 BEOORDELING

Maatstaf voor beoordeling

4.1 Op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet juncto artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kunnen de voorzitter en de leden van de raad worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

4.2 Van dergelijke feiten en omstandigheden kan in de eerste plaats sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij dan wel het voorliggend geschil. Wraking is voorts mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de tuchtrechter, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt vermeden.

4.3 Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat de voorzitter en de leden van de raad uit hoofde van hun aanstelling geacht moeten worden onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het tegendeel. De wrakingskamer zal van deze maatstaven uitgaan.

Wrakingsverzoeken, gericht tegen de (tweede) wrakingskamer

4.4 De wrakingskamer zal, voordat zij toekomt aan de beoordeling van wrakingsverzoek III, eerst motiveren waarom zij de hiervoor, in 1.10, 1.12 en 1.14 vermelde wrakingsverzoeken, gericht tegen een deel van respectievelijk de gehele wrakingskamer, niet in behandeling neemt. Vooropgesteld wordt dat in geval van misbruik van het wrakingsmiddel de wrakingskamer bevoegd is dat misbruik zelf vast te stellen. De wrakingskamer verwijst in dat verband naar beslissingen van het Hof van Discipline van 27 augustus 2010 (no. 5650) en 10 september 2010 (no. 5702). De drie zojuist vermelde verzoeken leveren misbruik van het wrakingsmiddel op. Zij zijn immers gericht tegen een wrakingskamer die een tegen een andere wrakingskamer gericht wrakingsverzoek moet beoordelen en berusten bovendien op kennelijk ondeugdelijk gronden. Dit laatste zal hieronder voor de verschillende wrakingsverzoeken kort nader worden toegelicht.

4.5 Verzoekster heeft het wrakingsverzoek ten aanzien van mr. A.P. Schoonbrood-Wessels gebaseerd op de in 1.7 vermelde gronden. De aldaar onder 1) genoemde grond gaat – nog daargelaten wat daar overigens van zij – reeds daarom niet op omdat mr. Schoonbrood-Wessels niet betrokken is geweest bij enige procedurele beslissing in de aanloop naar de zitting van 6 juni 2016. De aldaar onder 2) genoemde grond ziet op een procedurele beslissing in een andere zaak (een klacht van verzoekster tegen een medewerker van de deken), waaruit niet enige (schijn van) partijdigheid kan worden afgeleid. De beslissing luidt geheel conform wet en jurisprudentie van het Hof van Discipline. De onder 3) genoemde grond gaat reeds niet op omdat mr. Schoonbrood-Wessels niet betrokken is geweest bij de samenstelling van de wrakingskamer. Bovendien is de samenstelling na bezwaar daartegen gewijzigd in die zin dat mr. De Groot is vervangen. De ten aanzien van mr. L.H. Rammeloo aangevoerde gronden grijpen terug op de hiervoor, in 1.8 vermelde argumenten. Het gaat om (vermeende) betrokkenheid van mr. Rammeloo als griffier van de raad in de administratieve fase, voorafgaand aan de behandeling van de eerdere dekenbezwaren. Deze zaken zijn afgedaan en uit de desbetreffende beslissingen blijkt dat het beginsel van hoor en wederhoor bij de behandeling in acht is genomen. Overigens is ook niet gebleken van enig handelen van mr. Rammeloo waaruit (de schijn van) haar vooringenomenheid zou kunnen blijken. Gronden voor de wrakingsverzoeken van 12 en 13 september 2016 vormen de beslissing van de wrakingskamer om het wrakingsverzoek van 11 september 2016 niet in behandeling te nemen en de zitting van 13 september 2016 te laten doorgaan. Voorts wordt teruggegrepen op de gronden voor wraking als vermeld in 1.7 en 1.8. Dat de raad met die beslissingen een voorschot op de eindbeslissing in de zaak 16-790/A/NH heeft genomen, valt niet in te zien. Voor het overige wordt verwezen naar hetgeen hiervoor is overwogen.

4.6 De wrakingskamer ziet, gelet op het voorgaande, geen beletsel om het wrakingsverzoek van 16 augustus 2016 – in de zaak 16-790/A/NH – te beoordelen.

Zaak 16-790/A/NH (wrakingsverzoek III)

4.7 Met verweerders is de wrakingskamer van oordeel dat de omstandigheden dat mrs. J. Blokland, B. Roodveldt en E.M.J. van Nieuwenhuizen bij eerdere zaken van de raad ten aanzien van verzoekster betrokken zijn geweest en in die zaken voor verweerster ongunstige beslissingen zijn genomen (zoals hiervoor, in 2.4 en 2.5 vermeld) op zichzelf nog geen grond voor wraking kunnen opleveren. De omstandigheid dat nog niet in hoger beroep is beslist, doet daaraan niet af. Nog daargelaten dat de beslissingen – in de zaken 15-108 NH(d) en 15-121NH(d) en 15-134NH – zijn genomen door colleges waarin vijf personen zitting hadden en de beslissingen dus niet aan de gewraakte rechters persoonlijk kunnen worden toegerekend, wijst ook de inhoud van de beslissingen niet in de richting van (een objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid van de betrokken rechters; de beslissingen zijn deugdelijk gemotiveerd en de beslissingen komen de wrakingskamer ook niet onbegrijpelijk voor.

4.8 Nu verzoekster geen bijkomende omstandigheden heeft aangedragen die maken dat (een schijn van) partijdigheid aanwezig moet worden geacht bij mrs. Blokland, Roodveldt en Van Nieuwenhuizen, is het wrakingsverzoek ongegrond.

Volgend wrakingsverzoek

4.9 De wrakingskamer is van oordeel dat verzoekster misbruik maakt van het recht op wraking. Zij heeft mrs. Blokland, Roodveldt en Van Nieuwenhuizen op lichtvaardige gronden gewraakt en vervolgens ook de wrakingskamer die dat wrakingsverzoek moest beoordelen op lichtvaardige gronden gewraakt; alles met het kennelijke doel de behandeling van het tegen haar ingediende dekenbezwaar te vertragen. De wrakingskamer zal daarom, ten einde de voortgang van de behandeling van het dekenbezwaar niet verder te verstoren, op grond van het bepaalde in artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.

BESLISSING

De wrakingskamer van de raad van discipline:

- wijst het wrakingsverzoek af;

- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, H.C.M.J. Karskens, L.H. Rammeloo en K. Straathof, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 oktober 2016.

griffier voorzitter 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 11 oktober 2016 verzonden aan:

- verzoekster

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.