ECLI:NL:TADRAMS:2016:208 Raad van Discipline Amsterdam 16-512/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:208
Datum uitspraak: 17-10-2016
Datum publicatie: 08-11-2016
Zaaknummer(s): 16-512/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij ongegrond. Verweerder heeft omissie (het niet tegelijkertijd zenden van een kopie van een brief aan het gerechtshof) tijdig erkend en hersteld.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 17 oktober 2016

in de zaak 16-512/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 6 mei 2015 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 2 juni 2016 met kenmerk 4015-0329, door de raad ontvangen op 3 juni 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 september 2016 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de stukken genummerd 1 t/m 19 zoals vermeld op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klaagster was verwikkeld in een procedure in hoger beroep voor het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Verweerder trad op voor de wederpartij van klaagster.

2.2 In de hiervoor onder 2.1 bedoelde procedure stond op 13 mei 2015 een pleidooi gepland. Op 28 april 2015 heeft de advocaat van klaagster met het oog op dit pleidooi 27 aanvullende producties bij het gerechtshof ingediend. Bij brief van 29 april 2015 aan het gerechtshof heeft de advocaat van klaagster daarop een toelichting gegeven.

2.3 Bij faxbrief van vrijdag 1 mei 2015 aan het gerechtshof heeft verweerder bezwaar gemaakt tegen indiening van de aanvullende producties. De faxbrief is niet in kopie naar de advocaat van klaagster gezonden.

2.4 Op maandag 4 mei 2015 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen verweerder en de advocaat van klaagster. Tijdens dat telefoongesprek heeft verweerder melding gemaakt van de faxbrief van 1 mei 2015. De advocaat van klaagster liet verweerder weten niet met de faxbrief bekend te zijn.

2.5 Bij e-mail van 4 mei 2015 (15:01 uur) heeft de secretaresse van verweerder een kopie van de faxbrief van 1 mei 2015 aan de advocaat van klaagster gezonden.

2.6 Bij e-mail van 4 mei 2015 (15:04) aan de secretaresse van verweerder heeft de advocaat van klaagster geschreven:

[Verweerder] deelde mij mede dat hij mij ook afgelopen vrijdag per fax een kopie van zijn fax aan het Hof heeft verzonden. Ik heb deze niet ontvangen. Kunt u mij ook een kopie van de fax aan mij met kopie van een verzendbericht toezenden?

2.7 Bij faxbrief van 5 mei 2015 aan het gerechtshof heeft de advocaat van klaagster een inhoudelijke reactie gezonden naar aanleiding van de faxbrief van 1 mei 2015.

2.8 Bij brief van 6 mei 2015 heeft klaagster de onderhavige klacht jegens verweerder ingediend.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) een faxbrief aan het gerechtshof heeft gezonden zonder hiervan gelijktijdig een afschrift aan de advocaat van klaagster te zenden;

b) in de faxbrief aan het gerechtshof een aantal flagrante onwaarheden heeft vermeld.

3.2 Klaagster verwijt verweerder dat hij een kopie van zijn brief aan het gerechtshof opzettelijk niet of te laat aan haar advocaat heeft gezonden met het oogmerk om klaagster procesrechtelijk te benadelen. Dit klemt temeer nu de brief volgens klaagster onjuiste mededelingen bevatte.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Verweerder heeft uitdrukkelijk betwist dat sprake was van opzet. Hij heeft toegelicht dat de faxbrief op vrijdag 1 mei 2015 door het avondsecretariaat van zijn kantoor is verzonden en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat een kopie aan de advocaat van klaagster was verzonden. Verweerder stelt dat hij er vanuit is gegaan dat ook bij het avondsecretariaat bekend is dat een brief aan een rechterlijke instantie altijd tegelijkertijd in kopie wordt verzonden aan de advocaat wederpartij. Voor het reguliere (dag)secretariaat is dat een vanzelfsprekendheid, aldus verweerder. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij tijdens het telefoongesprek op 4 mei 2015 aan de advocaat van klaagster heeft gevraagd of deze een kopie van zijn brief aan het gerechtshof had ontvangen. Vast staat voorts dat een kopie van de brief nog diezelfde dag per e-mail is toegezonden.

4.2 Met verweerder is de raad van oordeel dat klaagster door het optreden van verweerder niet in haar belang is geschaad. Verweerder heeft de omissie na ontdekking daarvan direct hersteld. Klaagster heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat zij hierdoor nadeel heeft ondervonden. De raad is onder deze omstandigheden van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klacht is daarmee ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.3 Met dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij in zijn faxbrief van 1 mei 2015 flagrante onwaarheden zou hebben vermeld. Het klachtonderdeel ziet op het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij. De raad stelt voorop dat de advocaat een grote vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad. De raad zal het handelen van verweerder aan die maatstaf beoordelen.

4.4 De advocaat van klaagster heeft de door verweerder bij brief van 1 mei 2015 ingenomen stellingen bij brief van 5 mei 2015 kunnen bespreken en waar nodig kunnen weerleggen. Verweerder heeft erkend dat in zijn brief van 1 mei 2015 een kennelijke verschrijving stond, welke hij bij brief van 6 mei 2015 aan het gerechtshof heeft gecorrigeerd. Voor het overige betwist verweerder uitdrukkelijk dat hij stellingen heeft geponeerd, waarvan hij wist of redelijkerwijs kon weten dat ze in strijd met de waarheid zijn. Daarvan is de raad uit de stukken en het verhandelde ter zitting ook niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. A. de Groot,

B. Roodveldt, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 oktober 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 17 oktober 2016

verzonden aan:

- klager/klaagster

- verweerder/verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl