ECLI:NL:TADRAMS:2016:202 Raad van Discipline Amsterdam 16-828/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:202
Datum uitspraak: 10-10-2016
Datum publicatie: 01-11-2016
Zaaknummer(s): 16-828/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht van advocaat tegen advocaat wederpartij. Verweerder kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van de wijze waarop hij namens zijn cliënte verhinderdata voor een kort geding aan de wederpartij heeft doorgegeven. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 10 oktober 2016

in de zaak 16-828/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 1 september 2016 met kenmerk 4016-0513, door de raad ontvangen op 1 september 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

Partijen zijn er telefonisch van op de hoogte gesteld dat heden uitspraak wordt gedaan.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager is advocaat. De cliënte van klager heeft een juridisch geschil met de cliënte van verweerder. Verweerder heeft in dat verband namens zijn cliënte beslag doen leggen op aan de cliënte van klager toebehorende registergoederen.

1.2 Klager heeft verzocht het beslag op te heffen. Verweerder heeft klager laten weten aan dat verzoek geen gehoor te zullen geven. Daarop heeft klager verhinderdata bij verweerder opgevraagd met het oog op een door hem aanhangig te maken kort geding tot opheffing van het beslag.

1.3 De secretaresse van verweerder heeft bij e-mail van 19 juli 2016 de volgende verhinderdata aan een medewerker van klager doorgegeven:

“Juli: 19 t/m 31

Augustus: 1 t/m 25

September: 1”

1.4 Klager heeft voornoemde e-mail van 19 juli 2016 tezamen met het aanvraagformulier voor een kort geding aan het bureau kort geding van de rechtbank toegestuurd. Klager heeft in zijn aanvraag verzocht bij het bepalen van een zittingsdatum geen rekening te houden met de verhinderdata van verweerder.

1.5 Een medewerker van de rechtbank heeft na ontvangst van de aanvraag, telefonisch contact met verweerder opgenomen. De kortgedingzitting is vervolgens gepland op 8 augustus 2016.

1.6 Bij een op 2 mei 2014 gedateerde – en op 21 juli 2016 ontvangen – brief heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door in verband met een door klager aangekondigd kort geding – zonder een waarnemer voor zijn praktijk aan te stellen – een onaanvaardbaar lange periode van (valse) verhinderingen op te geven.

2.2 Klager stelt ter toelichting op de klacht dat verweerder er rekening mee had moeten houden dat de beslagene een kort geding aanhangig zou maken. Verweerder had aldus voldoende tijd voor een mogelijk kort geding moeten reserveren. Door desondanks verhinderdata op te geven over de gehele maand juli, de gehele maand augustus en 1 september, heeft verweerder de rechtsgang gehinderd. Verweerder heeft zich op die manier niet welwillend jegens klager opgesteld. Uit het feit dat verweerder na tussenkomst van de rechtbank toch beschikbaar bleek te zijn op een verhinderdag blijkt dat de opgave van verhinderingen valselijk is geweest, aldus – steeds – klager.

3 VERWEER

3.1 Verweerder meent dat de klacht ongegrond is en voert daartoe – kort samengevat – het volgende aan.

3.2 De secretaresse van verweerder heeft – tijdens verweerders afwezigheid in verband met vakantie – de verhinderdata van de cliënte samen met de verhinderdata van verweerder en die van de waarnemer van verweerder aan de medewerker van klager doorgegeven. Het merendeel van de opgegeven verhinderdata was afkomstig van de cliënte van verweerder. Van een aaneengesloten periode van verhinderdata was geen sprake. Verder moet in aanmerking worden genomen dat het om een vakantieperiode ging. In het telefonisch overleg over de datumbepaling met de rechtbank heeft verweerder aangegeven op 8 augustus 2016 zelf niet verhinderd te zijn, maar zijn cliënte wel.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt bij de beoordeling voorop dat er niet een algemene gedragsrechtelijke norm bestaat die het een advocaat zou verbieden om veel verhinderdata op te geven indien zijn wederpartij een kort geding tot opheffing van een beslag wil aanvragen. Het is aan de partij die een dergelijk kort geding aanvraagt om de rechtbank ervan te overtuigen dat bij de datumbepaling voor het kort geding voorbij moet worden gegaan aan de verhinderdata van de te dagvaarden partij. Zij kan daarbij aanvoeren dat die verhinderdata een tijdige behandeling onmogelijk maken, althans dat haar belang bij een spoedige behandeling zwaarder dient te wegen dan het belang van de te dagvaarden partij om bij de mondelinge behandeling aanwezig te kunnen zijn en zich daarbij te kunnen laten bijstaan door de advocaat van eigen keuze. De rechtbank zal vervolgens na afweging van de betrokken belangen beslissen of aan de opgegeven verhinderdata van de te dagvaarden partij (en de advocaat van haar keuze) voorbij moet worden gegaan. Aldus zijn de belangen van de partij die een kort geding tot opheffing van een beslag wil entameren voldoende gewaarborgd. De advocaat van de gedaagde partij behoeft niet zelf al terughoudend te zijn bij het opgeven van verhinderdata. Met de kernwaarde van de integriteit is echter onverenigbaar dat een advocaat gefingeerde verhinderdata opgeeft. Van een advocaat kan echter in het algemeen niet worden verlangd dat hij onderzoekt of verhinderdata die zijn cliënt aan hem opgeeft corresponderen met daadwerkelijke verhinderingen.

4.2 Tegen deze achtergrond valt niet in te zien dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de verhinderdata op te geven op de wijze zoals hij heeft gedaan. Van enige onwelwillendheid is de voorzitter niet gebleken. Dat geldt temeer nu verweerder – onbetwist – heeft gesteld dat de verhinderdata aan de medewerker van klager zijn gestuurd op dezelfde dag als waarop daarom is gevraagd. Van gefingeerde verhinderdata is ook niet gebleken. In dit verband gaat klager er ten onrechte van uit dat alle opgegeven verhinderdata zouden zien op verhinderingen van verweerder zelf. De e-mail van de secretaresse van verweerder van 19 juli 2016 geeft echter geen aanleiding tot die veronderstelling. Daarin wordt gesproken over verhinderingen “aan onze zijde”, waarmee gewoonlijk – naar ook klager bekend zal zijn – gedoeld wordt op verhinderingen van niet alleen advocaat maar ook diens cliënt(en).

4.3 Dat de datum voor het kort geding na telefonisch overleg tussen rechtbank en verweerder is bepaald op een datum die in de e-mail van 19 juli 2016 als verhindering was opgegeven, is nog niet een aanwijzing dat de verhindering gefingeerd was. Zeer wel mogelijk is dat – naar verweerder heeft gesteld en klager niet heeft betwist – dit een datum was die de cliënte van verweerder als verhinderdatum had opgegeven. Nu klager niet heeft gesteld dat die opgave onjuist was en verweerder dit wist of had moeten weten, valt niet in te zien wat verweerder in dit opzicht kan worden verweten.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. S.M. Balkema als griffier op 10 oktober 2016.

Deze beslissing is bij afwezigheid van mr. Schoonbrood-Wessels ondertekend door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter van de raad.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 10 oktober 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRB 3.24 Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl