ECLI:NL:TADRAMS:2016:195 Raad van Discipline Amsterdam 16-493/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:195
Datum uitspraak: 19-09-2016
Datum publicatie: 26-09-2016
Zaaknummer(s): 16-493/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht advocaat wederpartij. Klager kan niet worden aangemerkt als cliënt van verweerder en is derhalve niet-ontvankelijk in de klacht die ziet op belangenverstrengeling. Dat verweerder onduidelijkheid heeft laten bestaan over zijn hoedanigheid, is de raad niet gebleken. Klager niet-ontvankelijk, althans klacht ongegrond.  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 19 september 2016

in de zaak 16-493/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 22 december 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 26 mei 2016 met kenmerk 4015-0884, door de raad ontvangen op 26 mei 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 juli 2016 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken, genummerd 1 tot en met 9 op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager is schrijver. De heer S, ook schrijver, heeft zich tot verweerder gewend nadat bij hem het vermoeden was ontstaan dat klager delen van zijn werk had geplagieerd.

2.2 Verweerder heeft namens de heer S op 8 september 2015 een sommatiebrief aan klager gestuurd. Klager is in de brief onder meer gesommeerd om:

“1. schriftelijk te bevestigen dat in de eerstvolgende druk van het boek (…) hoofdstuk 6 (…) niet meer zal worden opgenomen;

2. schriftelijke opgave te doen van de oplage waarin het boek (…) tot nu toe is gedrukt, en van de vergoeding die u heeft ontvangen en nog zult ontvangen in verband met de verkoop van de tot nu toe gedrukte exemplaren;

4. te bewerkstelligen dat in alle nog niet verkochte exemplaren een inlegvel komt te liggen met de volgende tekst: (…)”

2.3 Klager heeft, na ontvangst van de sommatiebrief, contact opgenomen met zijn uitgever JP (hierna JP). JP is in het verleden bijgestaan door een kantoorgenoot van verweerder, mr. K.

2.4 Op 21 oktober 2015 heeft een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van verweerder. Bij de bespreking waren naast klager en verweerder, JP en de heer S aanwezig.

2.5 Op 22 oktober 2015 is een schikking tegen finale kwijting getroffen uit hoofde waarvan onder meer een bedrag van € 2.710,-- aan de heer S betaald diende te worden. Klager heeft daarvan een bedrag van € 750,-- betaald, JP het restant. Klager heeft als onderdeel van de schikking tevens toegezegd geen klacht tegen verweerder in te zullen dienen.

2.6 Bij e-mail van 6 december 2015 heeft klager aan verweerder laten weten dat hij zich niet (langer) gebonden achtte aan de gemaakte afspraken. Klager heeft daarop het door hem betaalde bedrag van € 750,-- teruggevorderd. Klager heeft op 22 december 2015 een klacht ingediend tegen verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) is opgetreden voor de heer S terwijl hem dat niet vrij stond;

b) zich tijdens de bespreking op 21 oktober 2015 als mediator heeft voorgedaan terwijl hij in werkelijkheid als advocaat van de heer S optrad.

3.2 Klager stelt ter toelichting op klachtonderdeel a) dat verweerder – door tegen klager op te treden – ook tegen JP is opgetreden. Niet alleen geldt dat klager niet zonder zijn uitgever aan de sommatie kon voldoen maar JP heeft tevens het grootste deel van het schikkingsbedrag voor zijn rekening genomen. Het optreden tegen JP stond verweerder niet vrij aangezien zijn kantoorgenoot mr. K in het verleden is opgetreden als advocaat van JP. Verweerder heeft aldus Gedragsregel 7 geschonden.

3.3 Klager stelt ter toelichting op klachtonderdeel b) dat hij ervan uitging dat verweerder tijdens de bespreking van 20 oktober 2015 zou optreden als mediator. Als klager zou hebben geweten dat verweerder optrad als advocaat van de heer S dan zou klager niet aan de bespreking hebben deelgenomen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder meent dat de klacht ongegrond is en voert daartoe – kort samengevat – het volgende aan.

4.2 Verweerder heeft er geen misverstand over laten bestaan dat hij voor de heer S is opgetreden. Verweerder heeft vanaf het begin onderkend dat het hem niet vrij stond om tegen JP op te treden. Het staat verweerder evenwel vrij om de heer S bij te staan in een geschil met klager.

5 BEOORDELING

5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

Klachtonderdeel a)

5.2 Bij de toetsing of een advocaat heeft gehandeld in strijd met artikel 46 Advocatenwet is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen daarbij wel van belang zijn, omdat deze de normen bevatten die naar de heersende opvatting bij de uitoefening van het beroep van advocaat in acht genomen behoren te worden.

5.3 De raad stelt voorop dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalig cliënt van hem of van een kantoorgenoot, zo volgt ook uit Gedragsregel 7. Een advocaat dient te vermijden dat hij in een belangenconflict zou kunnen geraken ten koste van de voormalige cliënt, terwijl deze ervan moet kunnen uitgaan dat vertrouwelijke informatie over hemzelf en de door die advocaat voor hem behandelde zaak niet tegen hem zal worden gebruikt.

5.4 De raad overweegt dat Gedragsregel 7 slechts strekt ter bescherming van de belangen van cliënten, hetgeen meebrengt dat een wederpartij zich niet op die regel kan beroepen. Dat betekent dat de omstandigheid dat tussen JP en de kantoorgenoot van verweerder een cliënt-advocaatrelatie bestaat of heeft bestaan nog niet meebrengt dat ook tussen klager en (het kantoor van) verweerder een dergelijke relatie bestaat of kan worden aangenomen. De raad is niet gebleken dat sprake is van een (voormalig) cliënt-advocaatrelatie tussen klager en verweerder. Klager heeft aldus te gelden als wederpartij van verweerder.

5.5 Het gegeven dat JP zich in het ontstane conflict heeft gemengd, maakt dat niet anders nu JP slechts is opgetreden in zijn hoedanigheid van uitgever van klager – en zodoende diens belangen heeft behartigd – en niet zelf partij in het geschil is geworden. Ware dat anders geweest dan had het op de weg van JP – en niet van klager – gelegen om over een eventuele belangenverstrengeling te klagen. Dat is niet gebeurd en klager kan ook niet voor of namens JP klagen. Hij kan zoals gezegd alleen voor eigen belangen opkomen.

5.6 Gezien het voorgaande is klager niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a).

Klachtonderdeel b)

5.7 Met klachtonderdeel b) maakt klager verweerder het verwijt dat hij zich tijdens de bespreking op 21 oktober 2015 als mediator heeft voorgedaan terwijl hij in werkelijkheid optrad als advocaat van de heer S.

5.8 Klager stelt ter toelichting op dit klachtonderdeel dat hij van zijn uitgever en van mr. K had begrepen dat verweerder tijdens de bespreking zou optreden als mediator. Toen het gesprek een bepaalde kant op ging – waarin verweerder klager kritische vragen bleef stellen – heeft klager verweerder gevraagd naar zijn hoedanigheid. Partijen waren toen reeds een half uur met elkaar in gesprek.

5.9 Verweerder betwist dit. Volgens verweerder heeft hij bij aanvang van de bespreking duidelijk gemaakt dat hij optrad als advocaat van de heer S en ook in die hoedanigheid zou deelnemen aan de bespreking.

5.10 De raad stelt voorop dat verweerder op 8 september 2015 namens de heer S een sommatiebrief aan klager heeft gestuurd. Vanaf dat moment was het klager bekend, althans had het klager bekend behoren te zijn, dat verweerder optrad als advocaat van de heer S. Dat verweerder tijdens de bespreking van 21 oktober 2015 een andere rol zou vervullen, is op basis van het klachtdossier niet aannemelijk geworden. Klager heeft zijn klacht op dit punt onvoldoende onderbouwd. Voor zover moet worden aangenomen dat bepaalde uitlatingen van JP en mr. K ervoor hebben gezorgd dat bij klager onduidelijkheid is ontstaan over de rol van verweerder geldt dat die uitlatingen – en de aldus ontstane onduidelijkheid – niet aan verweerder kunnen worden toegerekend.

5.11 Voorts is ter zitting van de raad is gebleken dat de bespreking op 21 oktober 2015 nog tenminste een uur is doorgegaan nadat verweerder duidelijkheid had gegeven over zijn hoedanigheid. Klager had zodoende nog een uur om zich uit de bespreking terug te trekken, hetgeen hij niet heeft gedaan.

5.12 Klachtonderdeel b) is op grond van het voorgaande ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a);

- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. M.W. Schüller en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 september 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 19 september 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.          Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl