ECLI:NL:TADRAMS:2016:194 Raad van Discipline Amsterdam 16-783/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:194
Datum uitspraak: 22-09-2016
Datum publicatie: 26-09-2016
Zaaknummer(s): 16-783/A/NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp:
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klaagster kan als wederpartij niet klagen over kwaliteit dienstverlening van verweerster, dat kan alleen de cliënt zelf. Niet is gebleken dat verweerster escalerend heeft opgetreden. Dat een conflict niet is opgelost, is niet aan verweerster te wijten. Deels kennelijk niet-ontvankelijk, deels kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 22 september 2016

in de zaak 16-783/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster sub 1

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 18 augustus 2016 met kenmerk 15-360, door de raad ontvangen op 19 augustus 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klaagster heeft sinds geruime tijd, in ieder geval sinds 2009, een conflict met haar zoon (hierna: 'de zoon'). De echtgenoot van klaagster is in januari 2015 overleden, waarmee het conflict een erfrechtelijke component kreeg. De zoon van klaagster heeft in januari 2015 verweerster ingeschakeld. Klaagster wordt in het conflict bijgestaan door haar dochter die in deze procedure ook als gemachtigde optreedt.

1.2 Klaagster en haar inmiddels overleden echtgenoot hebben in 1988 bij notariële akte onroerend goed, een aantal garageboxen, overgedragen aan de zoon. Het vruchtgebruik daarvan is in eerste instantie bij de ouders gebleven. Klaagster en haar zoon verschillen van mening over de vraag aan wie thans de huurpenningen van deze garageboxen toekomen.

1.3 Daarnaast bewoont de zoon een huis dat eigendom is van klaagster. De zoon betaalt geen huur voor de woning, hoewel klaagster daar wel om heeft verzocht.

1.4 In mei 2015 heeft verweerster namens haar cliënt, de zoon, een brief gestuurd aan klaagster waarin wordt voorgesteld dat partijen met elkaar in gesprek gaan. Dat gesprek heeft plaatsgehad op 14 augustus 2015 ten kantore van verweerster. Aanwezig waren, naast verweerster, haar cliënt (de zoon) en de schoonzoon van klaagster. Dit gesprek heeft niet tot een oplossing geleid.

1.5 Bij brief van 15 september 2015 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) niet heeft gehandeld in het belang van haar eigen cliënt door aan te sturen op een procedure teneinde meer te kunnen declareren, hetgeen niet in het belang van haar cliënt is;

b) schriftelijk heeft gesteld dat klaagster onder curatele of bewind zou moeten worden gesteld terwijl zij de regels daaromtrent niet kent, hetgeen niet in het belang van haar cliënt is;

c) onvoldoende constructief optreedt en aanstuurt op een gerechtelijke procedure;

d) telefonisch niet te bereiken is geweest voor klaagster en niet reageert op terugbelverzoeken.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a) en b)

4.1 Klaagster stelt in deze twee klachtonderdelen aan de orde dat verweerster de belangen van haar cliënt, de zoon van klaagster, niet goed zou behartigen.

4.2 Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan een ieder toe, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

4.3 Vast staat dat klaagster geen cliënt is van verweerster is of is geweest en dat klaagster de klacht namens zichzelf indient en niet namens haar zoon, de cliënt. De voorzitter is dan ook van oordeel dat klaagster bij de klachtonderdelen a) en b) geen rechtstreeks belang heeft als bedoeld in de Advocatenwet. Deze klachtonderdelen zijn, ongeacht de vraag of deze feitelijke grondslag hebben, reeds daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

Ad klachtonderdeel c)

4.4 De voorzitter stelt voorop dat klaagster klaagt over de advocaat van haar wederpartij. Uitgangspunt is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Hierbij geldt dat een advocaat in familierechtelijke kwesties in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie.

4.5 De voorzitter is van oordeel dat verweerster niet in strijd met de hiervoor beschreven maatstaf heeft gehandeld. Dat klaagster en haar zoon in een onverkwikkelijk conflict zijn verwikkeld staat vast. Uit de stellingen van klaagster zelf blijkt dat dat conflict al jaren bestaat, in ieder geval vanaf 2009. Verweerster is pas sinds januari 2015 door haar cliënt ingeschakeld en eerst vanaf mei 2015 in contact getreden met klaagster. Uit het dossier is niet gebleken dat het conflict in de periode mei 2015 tot medio september 2015 (indiening klacht) is geëscaleerd. Dat verweerster, op instructie van haar cliënt, heeft aangestuurd op een bespreking tussen partijen kan niet worden gezien als escalerend. Dat het gesprek dat uiteindelijk heeft plaatsgehad niet tot een resultaat heeft geleid dat klaagster voor ogen had, valt verweerster niet tuchtrechtelijk te verwijten. Klachtonderdeel c) is ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.6 Dit klachtonderdeel deelt het lot van het voorgaande klachtonderdeel. Klaagster is geen cliënte van verweerster hetgeen betekent dat zij niet voortdurend voor klaagster bereikbaar zou hoeven zijn. Verweerster heeft, schriftelijk, uitgelegd waarom zij het niet opportuun achtte om op een herhaling van zetten te blijven antwoorden. Dat staat haar vrij, van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake. Klachtonderdeel d) is ongegrond.

4.7 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

- klaagster, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, niet-ontvankelijk in klachtonderdelen a) en b);

- klachtonderdelen c) en d), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond;

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser - Bakker plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S.M. Balkema als griffier op 22 september 2016.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 22 september 2016 verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager/klaagster, verweerder/verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRB 3.24, Postbus 76334, 1070EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl