ECLI:NL:TADRAMS:2016:192 Raad van Discipline Amsterdam 16-466/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:192
Datum uitspraak: 30-08-2016
Datum publicatie: 15-09-2016
Zaaknummer(s): 16-466/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder is tekortgeschoten in het informeren van klaagster. Ook heeft hij het griffierecht niet tijdig voldaan, waardoor klaagster niet-ontvankelijk is verklaard. Waarschuwing en proceskostenveroordeling.  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 30 augustus 2016

in de zaak 16-466/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 1 mei 2015, aangevuld bij brieven van 14 juli 2015, 6 augustus 2015 en 12 augustus 2015, heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 19 mei 2016 met kenmerk 4015-0318, door de raad ontvangen op 20 mei 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 augustus 2016 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door de heer B., begeleider, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 41 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in verschillende procedures.

De procedure tegen de gemeente

2.2 Klaagster ontving van de gemeente Hilversum (hierna de gemeente) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna Wmo) een persoonsgebonden budget (hierna PGB) voor hulp bij haar huishouding in de vorm van persoonlijke assistentie en regie.

2.3 Bij besluit van 9 april 2013 heeft de gemeente de aanvraag van klaagster om verlenging van haar indicatie voor een PGB toegewezen voor de periode van 4 april 2013 tot 3 mei 2013. Mr. D., de voormalig advocaat van klaagster, heeft namens klaagster bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

2.4 Bij besluit van 9 september 2013 heeft de gemeente het besluit van 9 april 2013 ingetrokken en de aanvraag van klaagster om verlenging van haar indicatie voor een PGB alsnog afgewezen. De gemeente heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat klaagster niet heeft meegewerkt aan een medisch onderzoek, zodat op basis van de aanwezige gegevens niet is vast te stellen of hulp bij het huishouden op grond van de Wmo noodzakelijk is naast de begeleiding die klaagster reeds heeft op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten. Mr. D. heeft namens klaagster bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

2.5 Begin november 2013 heeft verweerder de zaak overgenomen van mr. D.

2.6 Op 11 december 2013 heeft een hoorzitting plaatsgevonden bij de Commissie bezwaarschriften. Klaagster, verweerder en de heer B. waren daarbij aanwezig. De zaak is aangehouden in afwachting van een medisch advies.

2.7 Klaagster is door de MO-zaak (de keuringsinstantie van de gemeente) bij brief van 7 januari 2014 uitgenodigd om op 23 januari 2014 op het spreekuur te komen.

2.8 Op 21 januari 2014 heeft klaagster – zonder medeweten van verweerder – een brief aan de gemeente Hilversum gestuurd, waarin zij onder meer heeft geschreven dat de keuringsarts van de MO-zaak ongeschikt is haar zaak te beoordelen.

2.9 Klaagster is niet verschenen op het spreekuur van 23 januari 2014. 

2.10 Bij besluit verzonden op 10 maart 2014 heeft de gemeente het bezwaar, onder verwijzing naar het advies van de Commissie bezwaarschriften van 4 maart 2014, ongegrond verklaard. In het advies van de Commissie bezwaarschriften staat onder meer:

“Eigen verantwoordelijkheid van burgers speelt in de Wmo een grote rol. Er is alleen sprake van een belangrijke reden die aanleiding vormt voor toewijzing van een voorziening als de aanvrager geen in redelijkheid van hem te vergen mogelijkheden heeft om zelf voor een passende oplossing te zorgen. Voor die gevallen die door de burgers onmogelijk zelf kunnen worden geregeld, behoort de gemeente verantwoordelijkheid te nemen. Dit dient steeds in het individuele geval te worden beoordeeld.

Wij kunnen bezwaarde dan ook niet in haar stelling volgen dat u niet in redelijkheid de MO-zaak om een medisch-sociaal advies kan verzoeken en dat u uw besluit dient te baseren op de AWBZ-indicatie van het CIZ.

De MO-zaak kan als ter zake deskundig worden aangemerkt. Bezwaarde heeft verder ook geen contra-advies van een deskundige ingebracht en geen geobjectiveerd bewijs geleverd dat zij in aanmerking dient te worden gebracht voor een Wmo-voorziening.

De stelling van bezwaarde dat zij niet meewerkt omdat de arts van de MO-zaak vooringenomen is, heeft zij niet dan wel onvoldoende onderbouwd. (…) Ten gevolge van de weigering, ondanks de toezegging tijdens de hoorzitting om mee te werken aan een onderzoek, maakt informatie ontbreekt en dat niet vastgesteld kan worden of zij aanspraak maakt op een verdere verlenging van de voorziening.”

2.11 Verweerder heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Het beroep is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard omdat verweerder het griffierecht niet tijdig had voldaan. Bij e-mail van 27 juli 2015 heeft verweerder hiervan melding gemaakt bij zijn beroepsaansprakelijk-heidsverzekeraar.

De procedure tegen de Raad voor Rechtsbijstand

2.12 Bij besluit van 19 september 2013 heeft de Raad voor Rechtsbijstand de aanvraag om een toevoeging inzake een klachtzaak bij het College voor Klachten en Beroep voor .nl-domeinnamen afgewezen. Klaagster heeft  beroep ingesteld tegen dit besluit en verweerder verzocht haar ter zitting bij te staan.

2.13 Op maandagochtend 26 mei 2014 om 09:45 uur heeft de zitting plaatsgevonden bij de rechtbank Amsterdam. Voorafgaand aan de zitting, op 25 mei 2014 om 22:32 uur, heeft verweerder zijn pleitnota per e-mail aan klaagster en aan een kantoorgenoot, mr. M., gestuurd. Tijdens de zitting heeft verweerder zich laten vertegenwoordigen door voornoemde kantoorgenoot.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) één van de drie zaken die hij heeft overgenomen van mr. D. niet heeft behandeld;

b) zich tijdens de zitting bij de rechtbank Amsterdam heeft laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot zonder klaagster hiervan van tevoren op de hoogte te stellen;

c) klaagster geen opdrachtbevestiging heeft gestuurd;

d) geen enkele opdracht van klaagster heeft uitgevoerd;

e) het dossier van klaagster niet heeft bestudeerd en niet tot de kern van de zaak is doorgedrongen;

f) niet tijdig heeft gereageerd op terugbelverzoeken en e-mails van klaagster;

g) heeft verzuimd bezwaar en beroep aan te tekenen in één van de zaken;

h) onvoldoende inspanningen heeft geleverd;

i) de zaken heeft gesaboteerd.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.

5 BEOORDELING

5.1 De raad stelt bij de beoordeling voorop dat de tuchtrechter, gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt (vlg. HvD 6728, 16-12-2013).

5.2 Voorts geldt dat een advocaat gehouden is om, indien daarover bij de cliënt onduidelijkheid kan bestaan, vast te leggen wat hij in opdracht van de cliënt zal doen, op welke wijze hij dat zal doen en onder welke voorwaarden dat zal gebeuren. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Voorts heeft te gelden dat de advocaat belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen, zoals niet in appel gaan, en soms ook een gegeven advies of informatie, schriftelijk dient te vast te leggen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent bij hem te rusten (vlg. HvD 6987, 16-05-2014 en HvD 5528, 5-02-2010).

Ad klachtonderdeel a)

5.3 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij één van de drie zaken die hij heeft overgenomen van mr. D., de zaak tegen de keuringsarts, niet heeft behandeld.

5.4 De raad overweegt als volgt. Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van een separate zaak tegen de keuringsarts. Volgens verweerder heeft hij één zaak van mr. D. overgenomen, de zaak tegen de gemeente. Daarnaast heeft hij klaagster bijgestaan in een zaak tegen de Raad voor Rechtsbijstand. Dat klaagster erop mocht vertrouwen dat sprake was van een separate zaak tegen de keuringsarts, die verweerder niet heeft behandeld, is de raad niet gebleken. Klaagster heeft ter zitting ook erkend dat zij verweerder niet zelf heeft gevraagd haar bij te staan in een zaak tegen de keuringsarts en dat de zaak tegen de gemeente en de zaak tegen de keuringsarts voor haar één geheel was. Klachtonderdeel a) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.5 In dit klachtonderdeel maakt klaagster verweerder het verwijt dat hij zich tijdens de zitting bij de rechtbank heeft laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot, zonder klaagster hier van tevoren van op de hoogte te stellen.

5.6 De raad overweegt dat klaagster ter zitting heeft verklaard dat verweerder haar op vrijdagavond 23 mei 2014 telefonisch heeft meegedeeld dat hij zich tijdens de zitting op 26 mei 2014 zou laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot en dat zij daartegen toen geen bezwaar heeft gemaakt. Niet is gebleken dat klaagster door de mededeling van verweerder zodanig van haar stuk was dat zij niet in staat was daartegen bezwaar te maken. Evenmin is gebleken dat klaagster in haar belangen is geschaad doordat verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot. Klachtonderdeel b) is ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.7 Klaagster verwijt verweerder in dit klachtonderdeel dat hij haar geen opdrachtbevestiging heeft gestuurd.

5.8 De raad overweegt als volgt. Verweerder heeft erkend dat hij klaagster geen opdrachtbevestiging heeft gestuurd. Verweerder heeft ter zitting ook erkend dat hij de algemene voorwaarden van zijn kantoor niet aan klaagster heeft toegestuurd, ondanks dat in de disclaimer onderaan de e-mails van verweerder staat dat de van toepassing zijnde algemene voorwaarden aan de contractspartij ter hand zijn gesteld. Dat verweerder de opdracht alsmede de voorwaarden waaronder hij de opdracht zou uitvoeren in e-mails aan klaagster uiteen heeft gezet, is de raad niet gebleken. Verweerder heeft noch bij de deken, noch voorafgaand aan de zitting noch op de zitting e-mails overgelegd waaruit dit blijkt. Gebleken is dat er bij klaagster onduidelijkheid heeft kunnen ontstaan, en ook daadwerkelijk is ontstaan, over de omvang en inhoud van de opdracht, welke door het zenden van een opdrachtbevestiging dan wel andere schriftelijke verklaringen van verweerder had kunnen worden voorkomen. Dit betekent dat ook klachtonderdeel c) gegrond is.

Ad klachtonderdelen d), e), h) en i)

5.9 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klaagster verwijt verweerder dat hij geen enkele opdracht van haar heeft uitgevoerd, het dossier niet heeft bestudeerd, niet tot de kern van de zaak is doorgedrongen, onvoldoende inspanningen heeft geleverd en de zaken gesaboteerd heeft.

5.10 De raad is van oordeel dat klaagster deze klachtonderdelen onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Gelet op de door verweerder gegeven toelichting heeft hij juist geprobeerd om de zaak tegen de gemeente voor klaagster tot een goed einde te brengen, zelfs nadat het bezwaar van klaagster ongegrond was verklaard. Het uiteindelijk door verweerder behaalde resultaat zegt niets over de mate van inspanningen die verweerder heeft betracht. Niet is gebleken dat verweerder zich onvoldoende voor klaagster heeft ingespannen.

5.11 Voor zover klaagster verweerder tevens verwijt dat hij haar, ondanks meerdere verzoeken daartoe, niet het volledige dossier heeft toegestuurd overweegt de raad dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat hij klaagster in het najaar van 2015 het volledige dossier heeft toegestuurd. Klaagster heeft ter zitting niet duidelijk kunnen maken wat er nog aan het dossier ontbreekt.

5.12 De conclusie van het voorgaande is dat klachtonderdelen d), e), h) en i) ongegrond zijn.

Ad klachtonderdeel f)

5.13 Dit klachtonderdeel betreft het niet tijdig reageren door verweerder op terugbelverzoeken en e-mails van klaagster.

5.14 De raad is van oordeel dat klaagster ook dit klachtonderdeel onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Dat verweerder niet tijdig heeft gereageerd op terugbelverzoeken en e-mails van klaagster is derhalve niet vast komen te staan. Ook klachtonderdeel f) is ongegrond.

Ad klachtonderdeel g)

5.15 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij heeft verzuimd bezwaar en daarna beroep aan te tekenen in één van de zaken van klaagster.

5.16 De raad overweegt dat verweerder heeft erkend dat hij heeft verzuimd het griffierecht tijdig te betalen, waardoor de rechtbank het door hem namens klaagster ingestelde beroep tegen de beslissing op bezwaar van de gemeente niet-ontvankelijk heeft verklaard. Klachtonderdeel g) is in zoverre dan ook gegrond. Dat verweerder tevens heeft verzuimd (tijdig) bezwaar aan te tekenen in één van de zaken van klaagster, is de raad niet gebleken. Klachtonderdeel g) is voor het overige dan ook ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1 De raad overweegt dat één van de kerntaken van een advocaat is het informeren van een cliënt. Daarin is verweerder tekort geschoten. Ook heeft verweerder verzuimd tijdig het griffierecht te voldoen, met als gevolg dat klaagster niet-ontvankelijk is verklaard in haar beroep. De raad acht in de gegeven omstandigheden de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

7.2 De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 25,00 aan reiskosten.

7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen c) en g) gegrond;

- verklaart klachtonderdelen a), b), d), e), f), h) en i) ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,00 aan klaagster;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 25,00 aan klaagster;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. G. Kaaij, N.M.N. Klazinga, P. van Lingen en J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 augustus 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 30 augustus 2016

verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl