ECLI:NL:TADRAMS:2016:190 Raad van Discipline Amsterdam 16-785/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:190
Datum uitspraak: 02-09-2016
Datum publicatie: 15-09-2016
Zaaknummer(s): 16-785/A/NH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Geen sprake van grievende uitlatingen. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  2 september 2016

in de zaak 16-785/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 18 augustus 2016 met kenmerk td/md/16-098, door de raad ontvangen op 19 augustus 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerder is de advocaat van de ex-werkgever van klager. Klager is in september 2015 op non-actief gesteld en met ingang van 1 januari 2016 ontslagen.

1.2 Bij brief van 30 november 2015 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“Bij brief van 26 november 2015 (…) heb ik op grond van de door het UWV op 25 november 2015 verleende ontslagvergunning aan u namens [de ex-werkgever] de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 31 december 2015, 24.00 uur (…)

Namens [de ex-werkgever] sommeer ik u om:

a. alle administratieve gegevens van [de ex-werkgever] (…)

uiterlijk op woensdag 2 december 2015 klokke 16.00 uur op het kantoor van uw advocaat (…) te hebben afgegeven (…) in combinatie met een door u ondertekende verklaring, waarin u ditmaal naar waarheid verklaart, dat:

- u alle eerder in uw bezit zijnde administratieve gegevens, hetzij schriftelijk hetzij op een andere gegevensdrager vastgelegd, heeft geretourneerd;

- voor het geval u die administratieve gegevens op uw computer had geïnstalleerd u al deze gegevens inmiddels heeft vernietigd”

1.3 Op 17 december 2015 heeft klager het volgende bericht op Twitter geplaatst:

“Binnenkort ben ik officieel klokkenluider inzake omkopingspraktijken rond verbouwingen van een landelijke supermarktketen. Wordt vervolgd!”

1.4 Bij e-mail van 18 december 2015 heeft verweerder de advocaat van klager geschreven:

“Wanneer [klager] overduidelijk de weg kwijt is, zijn abjecte berichtgeving omtrent [de ex-werkgever] in de sociale media continueert, dan behoudt [de ex-werkgever] zich het recht voor om ook gebruik te maken van haar recht op vrije meningsuiting. Ik hoop dat ik zo duidelijk ben.”

1.5 Op 6 januari 2016 heeft klager de volgende berichten op Twitter geplaatst:

“Ik ga me weer bezighouden met de omkopingszaken rond de verbouwingen van diverse supermarktvestigingen in NL. Onderaannemer pleegt fraude.”

“Inkopers van het bouwbureau worden stelselmatig omgekocht om een klus te krijgen. Zelfs facturen werden opgehoogd om de inkoper te betalen.”

“Etentjes, laptops, Iphone’s en zelfs reizen naar het buitenland werden/worden ingezet om de inkoper over te halen de opdracht te gunnen.”

1.6 Bij e-mail van 7 januari 2016 heeft verweerder de advocaat van klager geschreven:

“Uw cliënt (…) moet meteen stoppen met zijn onware berichtgeving op Twitter omtrent [de ex-werkgever] bij gebreke waarvan mijn cliënte voornemens is om ook de media op te zoeken. Ongetwijfeld kent uw cliënt de journalist [naam journalist]”

1.7 Verweerder heeft de advocaat van klager bij e-mail van 26 februari 2016 onder meer geschreven:

“[Klager] kan doorgaan met zijn treiterijen via o.a. Twitter, maar op een gegeven moment zal [klager] een enorme tik c.q. dreun terugkrijgen en dan is het ook gedaan met de carrière van [klager].”

1.8 Bij brief van 3 maart 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich in een brief en drie verschillende e-mails onnodig grievend over klager heeft uitgelaten.

2.2 Volgens klager zijn de door verweerder gedane uitlatingen over klager onjuist en onnodig schofferend en ervaart hij de betreffende uitlatingen in zijn publieke functie als lokaal politicus als een ernstige bedreiging en als een belemmering in de vrijheid van het ventileren van zijn (politieke) mening.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft aangevoerd dat is gebleken dat klager in financiële informatieverstrekking aan een incassobureau in strijd met de waarheid heeft verklaard. Verweerder heeft klager met de term “ditmaal naar waarheid” in zijn brief van 30 november 2015 duidelijk willen maken dat klager dat soort spelletjes niet met hem moest gaan spelen. De e-mails van 18 december 2015 en 7 januari 2016 zijn voorts een reactie op door klager geplaatste Twitterberichten over de cliënte van verweerder. Verweerder heeft de advocaat van klager met de e-mails duidelijk willen maken dat klager de gerede kans liep dat de ex-werkgever de berichten niet over haar kant zou laten gaan en ook de publiciteit zou zoeken. Deze waarschuwing van advocaat tot advocaat valt niet aan te merken als dreigement. In de e-mail van 26 februari 2016 heeft verweerder slechts aangegeven dat klager moet stoppen met zijn herhaalde treiterijen via Twitter en dat als hij dat niet doet, de kans groot is dat zijn cliënte de media zal opzoeken, hetgeen ongetwijfeld consequenties zal hebben voor de politieke carrière van klager, aldus verweerder.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht betreft het handelen van verweerder als advocaat van een wederpartij van klager. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij.

4.2 De voorzitter is van oordeel dat de brief van verweerder aan klager van 30 november 2015 (zie hiervoor, 1.2), waarin verweerder klager heeft verzocht “ditmaal naar waarheid” te verklaren niet onnodig grievend is. De cliënte van verweerder had aanleiding te veronderstellen dat klager in een eerdere verklaring niet naar waarheid had verklaard en verweerder mocht dit standpunt aan klager kenbaar maken op de wijze waarop hij dit heeft gedaan.    

4.3 Ten aanzien van de e-mailberichten van verweerder aan de advocaat van klager overweegt de voorzitter dat, gelet op het feit dat klager zelf via (onder meer) Twitterberichten in het openbaar de confrontatie heeft opgezocht met de cliënte van verweerder, het niet onbegrijpelijk is dat de cliënte van verweerder overwoog om op haar beurt in het openbaar uitlatingen over klager te doen die negatief voor hem zouden zijn. Het stond verweerder vrij om de advocaat van klager daarvan op de hoogte te stellen. Het is niet ongebruikelijk dat advocaten in de onderlinge communicatie wijzen op de mogelijke consequenties van het handelen van de wederpartij of uitdrukking geven aan hun oordeel dat het handelen van de wederpartij onbegrijpelijk is. Dat de berichten van verweerder scherp van toon zijn is, met name nu het een bericht tussen advocaten onderling betreft, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4.4 De conclusie van het voorgaande is dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder. De voorzitter zal de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 2 september 2016.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 2 september 2016 

verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRO 3.24, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl