ECLI:NL:TADRAMS:2016:188 Raad van Discipline Amsterdam 16-786/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:188
Datum uitspraak: 06-09-2016
Datum publicatie: 15-09-2016
Zaaknummer(s): 16-786/A/NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  6 september 2016

in de zaak 16-786/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 18 augustus 2016 met kenmerk td/md/15-478, door de raad ontvangen op 19 augustus 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 De cliënt van klager is verwikkeld in een procedure met de cliënten van verweerder.

1.2 De cliënten van verweerder hebben bij de deken een klacht ingediend over  klager.

1.3 Bij brief per e-mail van 30 november 2015 heeft verweerder klager het volgende geschreven:

“Zoals uw cliënt en u intussen ook wel gemerkt zullen hebben, nemen de diverse zaken steeds grotere proporties aan. Een laatste loot aan de stam dat er een nieuwe klacht is/dreigt, namelijk ter zake het door u ten onrechte herhaaldelijk betitelen van cliënt als ‘criminele infiltrant’. Tevens werd er een nieuwe dieptepunt bereikt door te twijfelen aan de ziekte van de echtgenote van cliënt. Daarom wordt de poging van de Orde van Advocaten om partijen tot elkaar te brengen gewaardeerd, maar tot op heden werd ter zake niet van u of uw cliënt vernomen of u beiden aanwezig zult zijn.

Dat gezegd hebbend, wensen cliënten nog één poging te wagen om te bezien of de zaak in der minne geregeld kan worden. Het voorstel luidt – uitsluitend ter voorkoming van verdere kosten en verwikkelingen over en weer en zonder erkenning van enige stelling van uw cliënt – betaling door cliënte van een bedrag ad € 2.000 tegen finale kwijting over en weer. Dit aanbod vervalt bij gebreke van aanvaarding binnen 24 uur na heden.”

1.4 Op 3 december 2015 heeft in de hiervoor onder 1.2 genoemde klachtprocedure een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van de deken, waarbij verweerder zijn cliënten heeft vergezeld..

1.5 Bij brief van 4 december 2015 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in een brief aan klager van 30 november 2015 een schikkingsvoorstel in een civiele procedure heeft gekoppeld aan het intrekken van een reeds ingediende tuchtklacht tegen klager en heeft gedreigd een nieuwe tuchtklacht in te dienen, indien klager het schikkingsvoorstel niet zou accepteren. Klager baseert zich daarbij op de tekst van de brief, het tijdstip van verzending (drie dagen voor de mondelinge behandeling van de door de cliënten van verweerder ingediende klacht op het kantoor van de deken) en de deadline gesteld aan acceptatie (24 uur, derhalve vóór de mondelinge behandeling van de klacht).

3 VERWEER

3.1 Verweerder betwist, kort gezegd, dat hij in zijn brief aan klager van 30 november 2015 het voorstel heeft gedaan de door zijn cliënten tegen klager ingediende tuchtklacht in te trekken als het in de brief gedane schikkingsvoorstel zou worden geaccepteerd. Evenmin bevat de brief het voorstel om geen nieuwe tuchtklacht tegen klager in te dienen als het in de brief gedane schikkingsvoorstel zou worden geaccepteerd, aldus verweerder.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht betreft het handelen van verweerder als advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.  De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2 De voorzitter is van oordeel dat verweerder ten aanzien van de inhoud van de brief aan klager van 30 november 2015 (zie hiervoor, 1.3) geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Anders dan klager stelt, leest de voorzitter in voornoemde brief niet dat de cliënten van verweerder de tuchtklacht tegen klager zullen intrekken c.q. geen nieuwe tuchtklacht tegen klager zullen indienen indien (de cliënt van) klager akkoord gaat met het in de brief genoemde schikkingsvoorstel. Dat verweerder de brief drie dagen voor het gesprek bij de deken aan klager heeft gestuurd, maakt het voorgaande niet anders. Het is voorts op zich niet klachtwaardig om als partijen met elkaar overleggen om te bekijken of er alsnog een schikking kan worden bereikt, ook als de zaak al onder de rechter is. De onaanvaardbare druk om het door verweerder in de brief gedane schikkingsvoorstel te accepteren, die (de cliënt van) klager kennelijk door de brief ervaart, is echter een subjectieve ervaring, die niet objectief (door de tekst  van de brief) wordt gerechtvaardigd. De zinssnede “uitsluitend ter voorkoming van verdere kosten en verwikkelingen over en weer (…)” kan niet als een zodanige druk worden aangemerkt.

4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr.       S. van Excel als griffier op 5 september 2016.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 5 september 2016 

verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRB 3.24, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl