ECLI:NL:TADRAMS:2016:187 Raad van Discipline Amsterdam 16-768/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:187
Datum uitspraak: 02-09-2016
Datum publicatie: 15-09-2016
Zaaknummer(s): 16-768/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster is gebleven binnen de grenzen van de haar toekomende vrijheid. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 2 september 2016

in de zaak 16-768/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 11 augustus 2016 met kenmerk 4016-0293, door de raad ontvangen op 12 augustus 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager en zijn ex-partner hebben een affectieve relatie gehad. Zij hebben vanaf 2004 samengewoond en een gemeenschappelijke huishouding gevoerd. Uit de relatie zijn twee kinderen geboren. Op 25 juni 2014 heeft de ex-partner van klager de met klager gesloten samenlevingsovereenkomst schriftelijk opgezegd.

1.2 Verweerster is de advocate van de ex-partner van klager. Zij heeft namens haar cliënte opgetreden in verschillende procedures met betrekking tot de gezamenlijke koopwoning van klager en zijn ex-partner.

1.3 Bij brief van 17 april 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster – in de woorden van klager – door de jaren heen synoniem is geworden voor huiselijk geweld en de weg volledig kwijt is.

2.2 Ter toelichting op deze klacht heeft klager onder meer gesteld dat verweerster van de scheiding van klager een vechtscheiding heeft gemaakt, waarvan zijn kinderen nadelige gevolgen ondervinden. Ook heeft zij een deurwaarder naar klager gestuurd wegens vermeende verbeurde dwangsommen zonder dat zij duidelijk heeft gemaakt waarop deze verbeuring is gebaseerd. Tevens heeft verweerster de ex-echtgenote van klager geïnstrueerd, bijvoorbeeld om een ruzie uit te lokken met klager waarna de ex-echtgenote aangifte kon doen. Verweerster heeft producties ingediend waarvan ze wist dat die slechts bestonden uit (verzonnen) persoonlijke verklaringen van de ex-echtgenote. Tot slot heeft verweerster zich telkenmale onnodig grievend over klager uitgelaten tijdens diverse procedures en heeft zij feiten geponeerd waarvan zij wist of redelijkerwijs kon weten dat deze in strijd zijn met de waarheid.

3 VERWEER

3.1 Verweerster meent dat de klacht ongegrond is en voert daartoe, kort samengevat, het volgende aan.

3.2 Verweerster heeft de ex-partner van klager bijgestaan met de perikelen rondom de gezamenlijke woning. Omdat geen van beide partijen de ander kon uitkopen, diende de woning te worden verkocht. Klager wilde echter niet tot verkoop van de woning overgaan. Namens haar cliënte heeft verweerster meerdere kort gedingen tegen klager moeten voeren, om hem te bewegen om mee te werken aan de verkoop. Klager is door de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam veroordeeld om op straffe van het verbeuren van dwangsommen mee te werken aan de verkoop. Het vonnis van de voorzieningenrechter is door het hof Amsterdam bekrachtigd. Omdat klager nog steeds niet meewerkte aan de verkoop en derhalve niet voldeed aan de veroordelende vonnissen, heeft verweerster een deurwaarder geïnstrueerd de dwangsommen te innen. Omdat klager daarna nog niet meewerkte, heeft verweerster namens haar cliënte in kort geding gevorderd dat aan haar de uitsluitende bevoegdheid toekwam de beslissingen te nemen omtrent de verkoop. Ook deze vordering is toegewezen en het vonnis is door het hof Amsterdam opnieuw bekrachtigd. Volgens verweerster waren de gevoerde procedures noodzakelijk omdat klager ondanks eigen toezegging en vijf veroordelende vonnissen bleef weigeren mee te werken aan de verkoop van de gezamenlijke woning.

3.3 Er zijn geen procedures gevoerd over de kinderen. Het verwijt van kindermishandeling dat klager haar maakt kan verweerster dan ook niet plaatsen.

3.4 Ten aanzien van het verwijt van klager dat verweerster haar cliënte zou hebben geïnstrueerd aangifte te doen, merkt verweerster op dat de aangiften door haar cliënte zelf zijn gedaan. Zij is daartoe niet geïnstrueerd door verweerster. Haar cliënte heeft aangegeven daarbij niet te hebben gelogen en verweerster heeft geen aanleiding om daar aan te twijfelen.

3.5 Verweerster heeft in de gevoerde procedures een aantal producties overgelegd om aan te tonen dat het niet meer mogelijk was voor haar cliënte om in één woning met klager te blijven wonen, ook niet tijdelijk. Verweerster heeft geen enkele reden gehad om te twijfelen aan het waarheidsgehalte van die producties.

3.6 Verweerster betwist dat zij onwaarheden c.q. onjuistheden zou hebben verteld aangaande het vermeende huiselijke geweld. Haar cliënte heeft aangegeven dat daarvan sprake is geweest. De cliënte heeft hiervan aangifte gedaan die uiteindelijk heeft geleid tot een voorwaardelijk sepot.

3.7 Tot slot voert verweerster aan dat zij geen onnodig grievende uitlatingen heeft gedaan. Ook is geen sprake van dat de gevoerde procedures en de executie van de vonnissen het belang van klager onnodig hebben geschaad zonder dat daarmee een redelijk doel werd gediend. Verweerster heeft, zoals het haar taak was, de belangen van haar cliënte behartigd die er groot belang bij had dat de woning op korte termijn werd verkocht.

4 BEOORDELING

4.1 Partijdigheid is één van de kernwaarden waaraan de advocaat dient te voldoen; de advocaat is partijdig bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt.

4.2 Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de rand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. In familierechtelijke kwesties zal een advocaat er bovendien tegen moeten waken dat – zeker als er belangen van een minderjarig kind in het spel zijn – de verhoudingen tussen partijen escaleren. Dan mag van een advocaat een zekere terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, alsmede in het entameren van procedures. De voorzitter zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3 Klager stelt dat verweerster een deurwaarder op hem af heeft gestuurd vanwege vermeende verbeurde dwangsommen, zonder dat zij duidelijk heeft gemaakt waarop deze verbeuring was gebaseerd. Uit de door verweerster overgelegde vonnis in kort geding van 19 december 2014 en het daarop volgende arrest van 2 juni 2015 volgt dat klager is veroordeeld medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, op straffe van een dwangsom. Gelet op de gevoerde procedures gaat de stelling van klager dat hij niet wist waar de verbeuring op was gebaseerd niet op. Met verweerster is de voorzitter bovendien van oordeel dat klager een executiegeschil had dienen te starten, indien hij het niet eens was met de aanzegging dat hij dwangsommen heeft verbeurd.

4.4 De voorzitter overweegt voorts dat het klachtdossier geen aanknopingspunten biedt voor de stelling van klager dat verweerster haar cliënte heeft geïnstrueerd om aangifte te doen.

4.5 Ook de stelling van klager dat verweerster producties heeft ingebracht waarvan zij wist dan wel behoorde te weten dat deze onjuist waren, faalt. Het is de taak van verweerster in een procedure het standpunt van haar cliënte naar voren te brengen. Dit standpunt heeft zij onderbouwd met verklaringen van derden, waaronder de huisarts en Veilig Thuis. Gelet op de hiervoor onder 4.2 weergegeven maatstaf, mocht verweerster op de juistheid van dat materiaal afgaan.

4.6 Dat verweerster zich telkenmale onnodig grievend over klager zou hebben uitgelaten tijdens diverse procedures en feiten heeft geponeerd waarvan zij wist of redelijkerwijs kon weten dat deze in strijd zijn met de waarheid, is de voorzitter niet gebleken. Verweerster heeft het standpunt van haar cliënte ten aanzien van de verkoop van de gezamenlijke woning naar voren gebracht. Niet is gebleken dat verweerster daarbij de grenzen van de haar toekomende vrijheid heeft overschreden.

4.7 De conclusie van het voorgaande is dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster. De voorzitter zal de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 2 september 2016.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 2 september 2016

verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRO 3.31, Postbus 76334, 1070 AH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl