ECLI:NL:TADRAMS:2016:178 Raad van Discipline Amsterdam 16-752/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:178
Datum uitspraak: 19-08-2016
Datum publicatie: 19-08-2016
Zaaknummer(s): 16-752/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Regels die betrekking hebben op de juridische strijd
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht van advocaat over advocaat wederpartij. Klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  19 augustus 2016

in de zaak 16-752/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 4 augustus 2016 met kenmerk 4016-0097, door de raad ontvangen op 5 augustus 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 De door klager en verweerster bijgestane partijen zijn verwikkeld in een alimentatiegeschil.

1.2 De vrouw – die door verweerster wordt bijgestaan – heeft vanaf augustus 2015 haar maandelijkse alimentatieverplichting jegens de man opgeschort, omdat de man volgens de vrouw onvoldoende inzicht geeft in zijn financiële situatie.

1.3 De man heeft zich op 18 januari 2016 tot klager gewend met het verzoek hem bij te staan.

1.4 Bij e-mail van 17 februari 2016 heeft verweerster klager verzocht om de in haar eerdere brieven genoemde stukken te overleggen.

1.5 Klager heeft de deken bij brief van 17 februari 2016 verzocht te bemiddelen, in die zin dat de deken verweerster ertoe beweegt inhoudelijk op de brieven van klager te reageren dan wel klager te berichten dat haar cliënte haar daartoe niet in staat stelt, in welk geval het klager voorkomt dat verweerster zich als advocaat dient terug te trekken omdat de opstelling van de vrouw (die vooralsnog door verweerster wordt goedgekeurd) overduidelijk onrechtmatig is.

1.6 Bij e-mail van 17 februari 2016 heeft klager gereageerd op de e-mail van verweerster van 17 februari 2016 en haar een kopie van zijn brief aan de deken gestuurd.

1.7 Bij e-mail van 2 maart 2016 heeft verweerster inhoudelijk gereageerd op de e-mail van klager van 17 februari 2016. Klager heeft hierop gereageerd bij e-mail van 3 maart 2016.

1.8 Bij e-mail van 14 maart 2016 heeft klager verweerster meegedeeld dat hij nog niet van haar heeft vernomen naar aanleiding van zijn e-mail van 3 maart 2016 en haar verzocht uiterlijk voor 18 maart 2016 om 12:00 uur te reageren. Bij e-mail van diezelfde dag heeft verweerster klager onder meer geschreven:

“Cliënte berichtte mij dat zij meer tijd nodig heeft de door u toegezonden informatie te bestuderen. Ik verwacht dat ik eind deze week, begin volgende week met een reactie kan komen. Uw sommatie met betrekking tot de alimentatie achterstand heb ik evenals uw eerdere sommaties, aan cliënte overgebracht. Het staat uw cliënt uiteraard vrij om incassomaatregelen te treffen.

Uw verwijt dat ik –wederom- tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld wijs ik van de hand.” 

1.9 Bij schrijven van 1 april 2016 heeft klager verweerster gesommeerd uiterlijk diezelfde dag vóór 15.00 uur een inhoudelijk en onderbouwd standpunt van haar cliënte te zenden, dan wel, indien haar cliënte haar daartoe niet in staat heeft gesteld, hem te berichten dat zij zich heeft teruggetrokken als advocaat.

1.10 Bij schrijven van 5 april 2016 heeft klager de deken verzocht zijn bemiddelingsverzoek van 17 februari 2016 te behandelen als een klacht tegen verweerster.

1.11 Verweerster heeft bij e-mail van 14 april 2016 inhoudelijk gereageerd op de e-mail van klager van 3 maart 2016.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) haar cliënte kennelijk heeft geadviseerd te volharden in de opschorting van haar alimentatieverplichtingen zonder enige rechtvaardiging daarvoor en zonder dat standpunt te voorzien van een deugdelijke onderbouwing;

b) pas op herhaalde sommaties op brieven van klager heeft gereageerd en toezeggingen om voor een bepaalde dag te reageren niet nakomt.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert aan dat haar cliënte zelf heeft besloten haar alimentatieverplichtingen te staken omdat de man geen, althans volstrekt onvoldoende informatie verstrekt over zijn inkomen. Verweerster heeft haar cliënte erop gewezen dat zij verplicht is de alimentatiebetalingen te continueren zolang geen andere afspraken zijn gemaakt, dan wel de rechter de alimentatieverplichting heeft gewijzigd dan wel beëindigd. Het staat verweerster vrij om, ondanks dat haar cliënte heeft besloten te volharden in de opschorting van haar alimentatieverplichtingen, de belangen van haar cliënte te blijven behartigen.

3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b) voert verweerster aan dat het niet aan klager is om te bepalen binnen welke termijn zij op zijn brieven en stukken dient te reageren. De hoeveelheid stukken, de onduidelijkheid daarvan en het feit dat het hier een reconstructie betreft van het door de man genoten inkomen en betaalde belastingen over een periode van bijna acht jaar, brengt mee dat de behandeling van dit dossier veel tijd vergt. Klager zou dit moeten begrijpen en zijn voortdurende, onaangename en onnodige sommaties om voor bepaalde dag en uur te reageren en telkenmale te dreigen met het indienen van een klacht wanneer zij zich niet aan de door hem opgelegde termijnen zou houden, dragen niet bij aan een goede verstandhouding die tussen advocaten gewenst is, aldus nog steeds verweerster.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 De voorzitter overweegt dat voor zover klager dit klachtonderdeel heeft gebaseerd op Gedragsregel 9, klager kennelijk niet-ontvankelijk is. Gedragsregel 9 heeft immers de bescherming van de cliënt ten doel. Dit brengt mee dat een wederpartij zich hier niet op kan beroepen. Gedragsregel 9 strekt in casu derhalve slechts ter bescherming van de belangen van de vrouw en niet tot die van klager als (advocaat van de) wederpartij van de vrouw.

4.2 Voor zover het klachtonderdeel er van uit gaat dat verweerster tegen beter weten in haar cliënte heeft geadviseerd haar alimentatieverplichtingen te blijven opschorten overweegt de voorzitter dat uit het klachtdossier niet blijkt dat verweerster een dergelijk advies heeft gegeven. Verweerster heeft dit ook gemotiveerd betwist en klager heeft dit verder ook niet onderbouwd. Dat de cliënte van verweerster een bepaald standpunt inneemt (en daar naar handelt) en dat verweerster haar als advocaat blijft bijstaan vormen geen grond voor een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerster. Klachtonderdeel a) is voor het overige dan ook kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.3 De voorzitter stelt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel voorop dat een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur gediend is met een onderlinge verhouding tussen advocaten die berust op vertrouwen en welwillendheid.

4.4 De voorzitter is van oordeel dat het verweerster niet tuchtrechtelijk kan worden verweten dat zij niet binnen de door klager gestelde termijnen heeft gereageerd. Verweerster heeft de e-mails van klager steeds binnen een redelijke termijn beantwoord en het is niet aan klager om verweerster termijnen te stellen waarbinnen zij moet reageren. Klachtonderdeel b) is derhalve kennelijk ongegrond.

4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, klachtonderdeel a) deels kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 19 augustus 2016.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 19 augustus 2016 

verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRO 3.31, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl