ECLI:NL:TADRAMS:2016:176 Raad van Discipline Amsterdam 16-332/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:176
Datum uitspraak: 08-08-2016
Datum publicatie: 15-08-2016
Zaaknummer(s): 16-332/A/NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar. Verweerder heeft niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt door niet al het mogelijke te doen om de naam van de advocaat van de wederpartij te achterhalen en, nadat hij bekend was met de advocaat van de wederpartij, onvoldoende met die advocaat te communiceren over (het aanvragen van een datum voor) het kort geding. Dekenbezwaar gegrond. Waarschuwing en kostenveroordeling

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 8 augustus 2016

in de zaak 16-332/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 11 april 2016 met kenmerk td/md/15-143, door de raad ontvangen op 11 april 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland haar bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 27 juni 2016 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stuken 1 tot en met 17 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder heeft de heer Y. bijgestaan in een huurgeschil.

2.2 Bij arrest van 3 maart 2015 heeft het gerechtshof Amsterdam de moeder van Y. veroordeeld het door haar gehuurde pand met al het hare en de haren te ontruimen. De verhuurster werd in voornoemde procedure bijgestaan door mr. K. De ontruiming is op donderdag 16 april 2015 aangezegd tegen woensdag 22 april 2015. 

2.3 Bij faxbericht van vrijdag 17 april 2015 te 10:41 uur heeft verweerder de deurwaarder van de verhuurster meegedeeld dat hij de advocaat is van de heer Y., dat de heer Y in het hiervoor genoemde pand sinds 2014 een eenmanszaak exploiteert en dat de verhuurster niet tot ontruiming kan overgaan omdat sprake is van een mondelinge overeenkomst dan wel een gedoogsituatie waarbij de onderhandelingen nog gaande zijn over de schriftelijke huurovereenkomst. Verweerder heeft de deurwaarder verzocht uiterlijk voor 12.00 uur diezelfde dag aan hem te bevestigen dat niet tot ontruiming zal worden overgegaan, bij gebreke waarvan hij een kort geding zal starten.

2.4 Na door de deurwaarder te zijn geïnformeerd over het faxbericht van verweerder heeft mr. L., kantoorgenoot van mr. K., verweerder gebeld en hem meegedeeld dat zijn kantoor de verhuurster bijstaat en dat hij de zaak voor mr. K. waarneemt. Tevens heeft hij verweerder meegedeeld dat, indien verweerder een kort geding wil starten, hij op maandag 20 en dinsdag 21 april 2015 verhinderd is, maar bereid is de ontruiming van 22 april 2015 op te schorten.

2.5 Ten tijde van het telefoongesprek met mr. L. had verweerder al een datum voor een kort geding aangevraagd bij de rechtbank Noord-Holland (hierna de rechtbank).

2.6 Bij faxbericht van 17 april 2015 te 12:07 uur heeft verweerder de rechtbank meegedeeld:

“In opgemelde zaak bericht ik u dat ik zojuist ben benaderd door de advocaat van de gedaagde partij die mij te kennen gaf vandaag verhinderd te zijn alsook komende maandag en dinsdag. Wel werd de bereidheid aangegeven de ontruiming van woensdag 22 april a.s. op te schuiven zodat later volgende week een zitting zou kunnen plaatsvinden. Vertrouwende u hiermee correct te hebben geïnformeerd.”

2.7 In de middag van 17 april 2015 is aan de verhuurster een dagvaarding betekend voor een executie kort geding op dinsdagmiddag 21 april 2015 te 15.30 uur.

2.8 Bij e-mail van 17 april 2015 te 22:16 uur heeft mr. L. aan de deken onder meer het volgende geschreven:

“Vandaag meldt zich bij de behandelend deurwaarder van cliënte een advocaat van de zoon. Het betreft [verweerder]. (…)

Ik heb daarop vanmiddag [verweerder] gebeld en benadrukt dat ons kantoor de zaak behandelt. Ik neem die zaak waar dus indien hij een kort geding wil aanvangen, zo stelde ik, moet hij mij daarvan berichten. Ik benadrukte ook dat maandag en dinsdag a.s. ik verhinderd ben. Maar, omdat ik het niet wil gooien op verhinderdata voorafgaande aan een ontruiming en daarmee een tijdig executiegeschil wil frustreren, heb ik uitdrukkelijk benadrukt dat indien hij het kort geding wilde aanvragen (…) hij mij daarvan vooraf moest berichten zodat wij in overleg de ontruiming zouden opschorten (…)

Wat schetst mijn onaangename verrassing vanavond!! Mijn cliente heeft vanmiddag een dagvaarding ontvangen voor een executiegeschil voor dinsdagmiddag a.s. Dit kort geding heeft [verweerder] aanhangig gemaakt in de wetenschap dat ik verhinderd ben maar sterker, hij heeft dit aanhangig gemaakt zonder ook maar melding te maken in de dagvaarding dat ik de behandelend advocaat ben, en, nog verwijtbaarder, hij heeft verzuimd mijn verhinderdata op te vragen en een datum gekozen waarvan hij nadrukkelijk wist dat ik verhinderd was. Hij heeft zelfs mijn aanbod om de ontruiming aan te willen houden volstrekt genegeerd. (…)

Ik heb [verweerder] meermaals getracht te bellen vanavond op zijn mobiel. Hij stelt echter per sms dat ik ongelegen bel en reageert ook niet op mijn voicemail of sms om dan later terug te bellen. Ik zie mij dus genoodzaakt uw bemiddeling te verzoeken (…)”

De e-mail is in cc aan verweerder gestuurd.

2.9 Bij e-mail van 19 april 2015 te 12:51 uur heeft verweerder mr. L. onder meer het volgende bericht:

“Tot mij wendde zich de heer [Y.] (…) Hij is mijn cliënt, niet zijn moeder. Ik berichtte u eerder dat ik nog geen beschikking had over het volledige dossier, doch wel over het exploot aanzegging ontruiming en het verhaal van mijn cliënt.

Ik ben dan ook overgegaan tot het aanschrijven van de deurwaarder op 17 april jl. (…) met de aankondiging van een kort geding. Toen reactie uitbleef heb ik de rechtbank met een concept dagvaarding aangeschreven, met het verzoek een zitting in kort geding te bepalen vóór de ontruimingsdatum van woensdag 22 april a.s. Ik moest wel, gezien cliënt over enkele dagen zou worden ontruimd.

Vervolgens heeft u mij telefonisch benaderd (…) en mij benadrukt dat een kort geding kansloos zou zijn en vroeg u mij of ik het arrest jegens derden, waaronder kennelijk de moeder van cliënt, wel had gelezen. Ik berichtte u dat zulks niet het geval was en ik niet zomaar een kort geding ga intrekken. (…)

U berichtte mij verder dat u afgelopen vrijdag, komende maandag en dinsdag verhinderd was. Wel gaf u de bereidheid aan de ontruiming eventueel op te schorten in afloop van het kort geding. Vervolgens moest u de lucht uit, omdat u ergens ging jureren. Uw laatste woorden waren volgens mij “ik zie uw fax wel maandagochtend op mijn bureau”. Nadere verhinderdata heeft u mij niet gegeven. Ook heb ik uw naam niet kunnen noteren.

Vervolgens ben ik meteen de rechtbank gaan informeren over de inhoud van ons gesprek. (…) In overleg met [een medewerkster van de rechtbank] die mij doorgaf dat de zitting reeds gepland was op dinsdag a.s. te 15.30 uur, heb ik die datum genoodzaakt laten staan. (…) Ik kreeg de opdracht vrijdag nog te dagvaarden. Zulks heb ik dan ook gedaan, wetende dat het kort geding elk moment weer kan worden ingetrokken.

Zonder dat ik overleg met cliënt heb kunnen hebben, stem ik in met de nadere behandeling van de zitting in kort geding. Ik ontvang wel graag eerst de schriftelijke bevestiging dat de ontruiming wordt opgeschort. Ook ontvang ik graag uw verhinderdata voor de komende vier weken (…)”

De e-mail is in cc aan de deken gestuurd.

2.10 Mr. L. heeft hierop bij e-mail van zondag 19 april 2015 te 21:53 uur, voor zover van belang, als volgt gereageerd:

“U wordt eind vorige week benaderd door een cliënt die een aanzegging ontruiming heeft op basis van een arrest van het Hof Amsterdam. U weet dus dat [de verhuurster] een advocaat heeft. Bij het Hof kan men niet zonder advocaat procederen. De moeder van uw cliente heeft bovendien jarenlang tegen cliente geprocedeerd en ons kantoor heeft cliente altijd bijgestaan. (…) U laat na bij uw client naar mijn naam te vragen, dan wel heeft dat genegeerd. U vraagt ook bij de deurwaarder niet de naam van de advocaat maar u geeft vrijdag jl. om 10.40 per fax bij de deurwaarder van cliente aan dat indien niet voor 12.00 wordt toegezegd dat de ontruiming zal worden gestaakt, u een kort geding zult aanvragen om een ontruiming te voorkomen.

Nog voor 12.00, om 11.40 om precies te zijn, ik belde u toen ook gelijk op en geef aan dat ik de advocaat van [de verhuurster] ben. Ik wist toen niet dat u zich helemaal niet aan de door uzelf gestelde termijn hield en dus allang een conceptdagvaarding bij de Rechtbank had liggen voor het bepalen van een datum. Dit zonder het verzoeken van verhinderdata, of maar een afschrift hiervan aan mijn kantoor toe te zenden.

Ik heb mij bij uw secretaresse gemeld met naam, plaats en naam kantoor en nummervermelding. U staat mij te woord en stelt helemaal niets over een reeds bij de Rechtbank neergelegde conceptdagvaarding, ruim voor het verstrijken van de door u gestelde termijn.

(…)

Vervolgens heeft u wederom de rechtbank bericht zonder mij daar een afschrift van toe te zenden zonder de Rechtbank te berichten over mijn persoon en wederom zonder mijn verhinderdata op te vragen. (…)

Dan gaat u ondanks ons gesprek toch over tot dagvaarding tegen bovendien een datum waarvan u weet dat ik niet kan en met de wetenschap dat ik bereid ben de ontruiming op te schorten. Ook van die dagvaarding ontvang ik wederom geen afschrift. (…)

Samenvattend:  U doet geen enkele moeite om de advocaat van de wederpartij na te vragen bij uw cliënt. U benadert de deurwaarder met een sommatie tijdig te reageren bij gebreke waarvan u een kort geding begint. Nog voor de genoemde termijn gaat u echter al tot aktie over door het aanvragen van een kort geding datum om daarbij de advocaat van de wederpartij meermaals te negeren. Zelfs nadat u deze heeft gesproken en diens verhinderdata kent, blijft u deze negeren en laat u dagvaarden op een tijdstip waarvan u weet dat hij niet beschikbaar is. Mijn conclusie dat u meermaals gedragsrechtelijk laakbaar heeft gehandeld blijft dan ook staan.

Ik bericht u hierdoor dat indien u een kort geding wilt voeren, cliënte de ontruiming wil opschorten tot na het kort geding vonnis.”

De e-mail is in cc aan de deken gestuurd.

2.11 Bij e-mail van 20 april 2015 heeft verweerder mr. L. om verhinderdata gevraagd.

2.12 Op 28 april 2015 heeft verweerder de rechtbank verzocht een nieuwe datum voor het kort geding te bepalen. Op 30 april 2015 heeft de rechtbank verweerder de nieuwe datum meegedeeld.

2.13 Bij e-mail van 7 mei 2015 heeft mr. L. verweerder verzocht de nieuwe datum voor het kort geding aan hem mee te delen. Bij e-mail van dezelfde dag heeft verweerder mr. L. meegedeeld dat de zitting is bepaald op 10 juni 2015 te 11.00 uur.

3 BEZWAAR

3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) heeft nagelaten uit te zoeken wie de advocaat van de verhuurster was;

b) tijdens het telefoongesprek met mr. L. niet heeft gemeld dat er al een datum voor het kort geding was aangevraagd;

c) onvoldoende met mr. L. heeft gecommuniceerd over (de aanvraag van) het kort geding en correspondentie met de rechtbank niet in kopie aan mr. L. heeft gestuurd.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.

5 BEOORDELING

5.1 De verschillende bezwaaronderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zien op de wijze waarop verweerder een datum voor een kort gedingprocedure heeft aangevraagd en zijn communicatie daarover met mr. L.

5.2 Vaststaat dat verweerder op 17 april 2015 een datum voor een kort geding heeft aangevraagd zonder daarbij melding te maken van de naam van de advocaat van de wederpartij, laat staan van diens verhinderdata. Volgens verweerder was hij ten tijde van het aanvragen van een datum niet op de hoogte van de naam van de advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat verweerder ten tijde van het aanvragen van een datum voor een kort geding de beschikking had over het betekeningsexploot van 16 april 2015, waarin duidelijk staat vermeld dat de ontruiming werd aangezegd uit krachte van een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Hieruit had verweerder kunnen en moeten afleiden dat de verhuurster werd bijgestaan door een advocaat, aangezien bij het gerechtshof verplichte procesvertegenwoordiging geldt. Het had op de weg van verweerder gelegen om de naam van die advocaat te achterhalen, bijvoorbeeld door de deurwaarder te bellen. Verweerder heeft dit echter niet gedaan en dit valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. Het valt verweerder eveneens tuchtrechtelijk te verwijten dat hij in het telefoongesprek met mr. L. niet heeft gemeld dat hij reeds een datum voor een kort geding had aangevraagd. Dat hij in het telefoongesprek alleen maar zou zijn uitgefoeterd door mr. L., zoals verweerder heeft gesteld, doet, wat daarvan ook zij, aan het voorgaande niet af. Voorts is niet gebleken dat verweerder mr. L. een kopie heeft gestuurd van zijn correspondentie met de rechtbank, zoals is voorgeschreven in het van toepassing zijnde Procesreglement. Ook dit valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. Tot slot had het op de weg van verweerder gelegen om kort na ontvangst van de nieuwe datum voor het kort geding mr. L. hierover te informeren. Verweerder heeft dit echter eerst een week later gedaan, pas nádat mr. L. hem per e-mail had verzocht de nieuwe datum aan hem door te geven. Dat verweerder niet eerder aan zijn post was toegekomen doet niet af aan de verplichting voor een advocaat de zittingsdatum zo spoedig mogelijk (volgens het van toepassing zijnde Procesreglement uiterlijk twee dagen na ontvangst van de datum) aan de advocaat van de wederpartij mee te delen.

5.3 De conclusie van het voorgaande is dat alle bezwaaronderdelen gegrond zijn.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft niet gehandeld zoals een advocaat betaamt door niet al het mogelijke te doen om de naam van de advocaat van de wederpartij te achterhalen en, nadat hij bekend was met de advocaat van de wederpartij, onvoldoende met die advocaat te communiceren over (het aanvragen van een datum voor) het kort geding. Dit valt verweerder te verwijten. De raad acht in de gegeven omstandigheden de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

7 KOSTENVEROORDELING

7.1 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het dekenbezwaar in alle onderdelen gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. L.H. Rammeloo en B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 augustus 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 8 augustus 2016

verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl