ECLI:NL:TADRAMS:2016:172 Raad van Discipline Amsterdam 16-637/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:172
Datum uitspraak: 02-08-2016
Datum publicatie: 11-08-2016
Zaaknummer(s): 16-637/A/NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: 16-637/A/NH: Voorzittersbeslissing. Klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht vanwege tijdsverloop.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 2 augustus 2016

in de zaak 16-637/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 7 juli 2016 met kenmerk td/md/15-466, door de raad ontvangen op 8 juli 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerster heeft in de periode van 2006 tot 2008 de pleegvader van klager bijgestaan in diverse gerechtelijke procedures tussen de pleegvader enerzijds en klager anderzijds.

1.2 De procedures handelden over (i) het buiten werking stellen van een aan klager verleende volmacht, (ii) de afgifte door klager van onder meer de sleutels van de woning van de pleegvader (het ouderlijk huis) en (iii) de asbestemming van de op 10 maart 2006 overleden pleegmoeder van klager.

1.3 In de procedure aangaande de asbestemming heeft op 22 januari 2008 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Partijen hebben ter comparitie overeenstemming bereikt over een verwijzing naar mediation. De mediator heeft bij brief van 11 februari 2008 aan verweerster en de advocaat van klager bericht dat partijen overeenstemming hebben bereikt en een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten.

1.4 De pleegvader van klager is overleden op 11 november 2013. In de drie jaren voorafgaande aan het overlijden heeft klager het mentorschap over wijlen zijn pleegvader gehad.

1.5 Bij brief van 30 november 2015 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) klager door toedoen van verweerster in een kwaad daglicht is gesteld bij de rechtbank;

b) verweerster valse informatie aan een rechter heeft verstrekt;

c) verweerster de wilsbeschikking van de pleegmoeder van klager niet heeft nageleefd waardoor de pleegmoeder is gecremeerd terwijl zij begraven wilde worden;

d) verweerster, in de procedure ten aanzien van de onherroepelijke volmacht, klager op valse gronden heeft gedagvaard;

e) met behulp van een psychiater de rechter vals heeft voorgelicht waardoor het (ouderlijk) huis met verlies is verkocht;

f) verweerster de procedures aangaande de asbestemming willens en wetens heeft gestagneerd.

2.2 Klager stelt ter toelichting op de klacht dat deze weliswaar ziet op het optreden van verweerster in de periode vanaf 2006 tot januari 2008 maar dat hij eerst recent bekend is geworden met bewijsmateriaal in de vorm van bankafschriften.

3 VERWEER

3.1 Verweerster meent dat de klacht ongegrond is en voert gemotiveerd verweer. Verweerster voert als meest verstrekkend verweerd dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht wegens verjaring. De bewijsstukken die klager bij zijn klacht heeft gevoegd – waaronder een op 9 januari 2007 gedateerde brief – zijn niet nieuw en zijn reeds veel langer in het bezit van klager, aldus verweerster.

3.2 Verweerster voert ook overigens gemotiveerd verweer.

4 BEOORDELING

4.1 Allereerst dient te worden nagegaan of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Gelet op artikel 46g lid 3 van de Advocatenwet wordt een klacht die wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop een klager kennis heeft genomen, althans redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft, niet-ontvankelijk verklaard.

4.2 De voorzitter stelt vast dat alle door klager ingediende klachten zien op de periode waarin verweerster namens wijlen de stiefvader is opgetreden. Vast staat dat verweerster na de comparitie van 22 januari 2008 niet meer voor wijlen de stiefvader (in rechte) is opgetreden.

4.3 Uit het voorgaande volgt dat het vermeend tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen zich in de periode voor 22 januari 2008 heeft afgespeeld. Vanaf dat moment is de hiervoor in 4.1 aangeduide driejaarstermijn gaan lopen. Klager heeft zijn klacht op 30 november 2015 ingediend. Tussen het moment waarop het vermeend verwijtbaar handelen zou hebben plaatsgevonden en het moment van het indienen van de klacht, waren derhalve reeds ruimschoots meer dan drie jaren verstreken.

4.4 Klager stelt dat hij eerst sinds kort over alle bewijsmateriaal beschikt. De voorzitter overweegt in dat verband dat er geen algemene rechtsregel bestaat die bepaalt dat met het indienen van een klacht kan worden gewacht totdat de klachtwaardigheid van het handelen kan worden bewezen. Overigens acht de voorzitter het aannemelijk dat klager al eerder over ‘bewijsmateriaal’ beschikte daar klager eind 2010 het mentorschap over zijn pleegvader kreeg en op dat moment naar eigen zeggen het medisch dossier en het procesdossier in handen kreeg. Ook geldt dat klager de stelling van verweerster – inhoudende dat de bewijsstukken reeds langer in het bezit van klager waren – niet heeft betwist. Ten slotte is niet gebleken dat de feiten waarover wordt geklaagd pas bekend zijn geworden uit recent ontvangen bankafschriften. De voorzitter overweegt in dat verband dat de bankafschriften ook geen onderdeel uitmaken van het klachtdossier.

4.5 Andere bijzondere omstandigheden op grond waarvan verschoonbaar is dat de klacht buiten de termijn uit artikel 46g lid 3 Advocatenwet is ingediend, zijn gesteld noch gebleken.

4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter klager, met toepassing van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet, dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht. Aan de inhoudelijke beoordeling van de verschillende klachtonderdelen komt de voorzitter dan ook niet meer toe.

BESLISSING

De voorzitter verklaart klager, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S.M. Balkema als griffier op 2 augustus 2016.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 2 augustus 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRO 3.31, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl