ECLI:NL:TADRAMS:2016:160 Raad van Discipline Amsterdam 16-297/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:160
Datum uitspraak: 18-07-2016
Datum publicatie: 25-07-2016
Zaaknummer(s): 16-297/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht eigen advocaat in diverse straf- en civiele zaken. In de ontruimingszaak heeft verweerster overeenkomstig de professionele standaard gehandeld. Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet alle door klager gewenste procedures aanhangig te maken. De klachtonderdelen met betrekking schadevergoeding zijn ingediend meer dan drie jaren nadat verweerster bekend heeft gemaakt dat zij geen procedure aanhangig zou maken. Klager deels niet-ontvankelijk, klacht voor het overige ongegrond. 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 18 juli 2016

in de zaak 16-297/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 2 februari 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 31 maart 2016 met kenmerk 4016-0067, door de raad ontvangen op 31 maart 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 juni 2016 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken, genummerd 1 tot en met 11 op de bij die brief gevoegde inventarislijst. De raad heeft daarnaast kennis genomen van brieven van klager van 4 en 17 mei 2016.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerster heeft klager in de periode van 2001 tot 2016 op toevoegingsbasis bijgestaan in verschillende strafzaken en een ontruimingszaak. Verweersters bijstand is aangevangen rondom het moment waarop klager werd veroordeeld tot een gevangenisstraf en terbeschikkingstelling (hierna: TBS). De TBS is verlengd geweest tot 21 april 2011.

2.2 In 2010, klager was toen woonachtig buiten de TBS-kliniek, is er aangifte tegen klager gedaan. Ten gevolge van die aangifte is klager teruggeplaatst in de TBS-kliniek en zijn alle verloven ingetrokken. Klager is in de daaropvolgende gerechtelijke procedure vrijgesproken.

2.3 Naar analogie van artikel 89 Wetboek van Strafvordering heeft verweerster de raadkamer van de rechtbank voor klager verzocht om schadevergoeding vanwege onrechtmatige detentie voor de tijd dat hij, naar achteraf bleek, ten onrechte teruggeplaatst is geweest in de TBS-kliniek. Dit verzoek is afgewezen, waarna verweerster zich heeft gewend tot het College van procureurs-generaal. Een brief van verweerster van 1 augustus 2013 aan klager hierover luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Op 5 januari 2012 heb ik u de afwijzende brief van het College van Procureurs Generaal d.d. 3 januari 2012. Ik heb toen medegedeeld dat ik u nog nader zal berichten. Op 27 februari 2012 heb ik u reeds telefonisch medegedeeld, dat een civiele schadevordering niet mogelijk is omdat er in principe door de overheid (…) geen onrechtmatige daad is gepleegd door u opnieuw in de kliniek op te nemen. Dit is volgens de wettelijke regeling gebeurd.

(…)

Tot mijn spijt heb ik bij bestudering van diverse NL en EU uitspraken ook geen aanknopingspunt gevonden voor een grond om schadevergoeding te eisen, niet van [de TBS-kliniek] en ook niet van Justitie. ”

2.4 In april 2015 is klager in voorlopige hechtenis gesteld vanwege verdenking van een nieuw strafbaar feit.

2.5 Een brief van 28 juni 2015 van verweerster aan klager luidt voor zover relevant als volgt:

“Mijn verzoek [aan de rechtbank] komt niet overeen met uw wensen lijst. (…) De rechtbank zal alleen die getuigen toewijzen, die wat kunnen zeggen over de tenlastelegging in de dagvaarding voor zover zij direct iets zelf hebben meegemaakt. (…). [J] heb ik niet opgeroepen, omdat deze zelf geen verklaring heeft afgelegd. Er zitten ook geen adresgegevens etc in het dossier. (…) U heeft verklaard, dat u met [J] veel geld heeft verdiend. [N] en moeder hebben verklaard, dat [J] alles (?) heeft opgebiecht met [N] bij haar moeder. Derhalve vrees ik dat [J] zich tegen u zal ga wenden in een verklaring, in de zin dat hij zich ook door u onderdrukt/bedreigd voelde maar zeker weten doe ik dat niet natuurlijk.

Overigens heb ik de rapporten van de psychiater en/of psycholoog nog niet ontvangen. Afwachten maar.”

2.6 In de strafzaak van 2015 heeft de Rechter-Commissaris getuigen van de zijde van klager gehoord.

2.7 Medio 2015 heeft de verhuurder van klagers woning een ontruimingsprocedure tegen hem geëntameerd. Een brief hierover van 24 juni 2015 van verweerster aan klager luidt voor zover relevant als volgt:

“Tot mijn spijt heb ik voor u geen andere advocaat kunnen regelen en zoals gezegd heb ik ook al andere verplichtingen en ben ik overigens geen huurrecht-deskundig. U kunt ter zitting natuurlijk wel aanhouding vragen, omdat u (nog) geen rechtsbijstand/advocaat heeft kunnen vinden. Dan kan daarna alsnog bekeken worden, hoe het advocaat/zitting-datum probleem op te lossen.

(…)

Enkele inhoudelijke opmerkingen:

1) in principe kan de kantonrechter de huur-ovk al bij 3 maand achterstand ontbinden;

(…)

4) kunt u dus vragen om de zaak ten minste aan te houden tot na 7 juli 2015, omdat dan de strafzaak ter zitting wordt behandeld en in ieder geval het voorarrest kan worden besproken;

5) u kunt ook het maatschappelijk werk van de PI vragen om te bemiddelen bij DWI voor bijzondere bijstand.”

2.8 Verweerster heeft zich op 22 juli 2015 in de ontruimingszaak als advocaat van klager gesteld. De kantonrechter heeft geen comparitie van partijen gelast maar bepaald dat schriftelijk geprocedeerd zal worden.

2.9 Een brief van 9 november 2015 van verweerster aan klager luidt, voor zover relevant, als volgt:

“Hierbij zend ik u ter informatie een kopie van de Conclusie van Dupliek d.d. 9 november 2015 die ik uiterlijk op donderdag 11 november 2015 per fax en per post in 2-voud naar het Kanton zal verzenden. Mijn advies is om dit te doen zonder uw bijlage d.d. 31 oktober 2015, omdat ik meen dat de tekst en de toon niet geheel in uw voordeel spreken. Maar het is uw keuze. U heeft vandaag aan de telefoon al aangegeven, dat u hierover zal nadenken en mij (mijn kantoor) op woensdag 11 november 2015 zal berichten wat uw definitief besluit is.”

2.10 Bij vonnis van 15 december 2015 is de huurovereenkomst wegens achterstallige betaling ontbonden.

2.11 Op onder meer 24 september 2015 heeft verweerster om opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van klager verzocht.

2.12 Bij haar op 16 februari 2016 verzonden brief aan klager heeft verweerster klager het door haar bewaarde deel van zijn TBS-dossier toegestuurd. Dit in reactie op zijn verzoek om het hele dossier te mogen ontvangen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a) geen verweer heeft willen schrijven tegen de ontruiming van klager;

b) na de ontruiming geen aangifte namens klager heeft willen doen van ontvreemding van de telefoon van klager;

c) de ontruimingszaak heeft aangenomen terwijl zij geen specialist is;

d) een “klokkenluiderszaak” tegen de woningbouwvereniging over grootschalig achterstallig onderhoud niet heeft willen behandelen;

e) heeft geweigerd om het TBS-dossier toe te sturen althans om het op te vragen bij justitie;

f) heeft geweigerd een verzoek tot heropening van de TBS-zaak in te dienen.

g) heeft geweigerd om een civiele procedure aan te spannen om het ertoe te leiden dat de wet zou worden aangepast in de zin dat ook vrijgesproken terbeschikkinggestelde verdachten onmiddellijk zouden kunnen terugkeren in de maatschappij;

h) heeft geweigerd schadevergoeding te vorderen voor de periode waarin klager is teruggeplaatst geweest in de TBS-kliniek;

i) in de strafzaak uit 2010 niet alle getuigen heeft gehoord die klager gehoord wilde hebben en de wel gehoorde getuigen niet heeft gehoord op de door klager gewenste wijze;

j) onvoldoende heeft geprobeerd de voorlopige hechtenis te laten schorsen;

k) de officier van justitie niet heeft verzocht om, ter voorkoming van weer een pro forma zitting, nieuwe rapportages van de psychiater en de psycholoog maar klager mails heeft laten opstellen die verweerster doorstuurde naar de officier;

l) in de strafzaak uit 2015 niet alle getuigen heeft laten horen die klager gehoord wilde hebben en aan de wel gehoorde getuigen niet alle door klager vooraf opgegeven vragen heeft willen stellen;

m) zich alleen heeft bekommerd om de opbrengsten uit de toevoegingen;

n) collect-call gesprekken van klager niet heeft geaccepteerd en heeft gezegd dat hij maar geld aan zijn familie moest vragen;

o) te weinig heeft gedaan om de onschuld van klager boven tafel te krijgen;

p) zich manipulerend en intimiderend heeft gedragen;

q) heeft geweigerd in te gaan op klagers verzoek om de media te benaderen.

4 VERWEER

4.1 Verweerster voert gemotiveerd verweer waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.

5 BEOORDELING

Klachtonderdelen a) en c)

5.1 De klachtonderdelen a) en c), die zien op de inhoudelijke behandeling van de ontruimingszaak, lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2 Klager verwijt verweerster dat zij heeft geweigerd een verweer te schrijven tegen de dreigende ontruiming en dat verweerster de zaak vervolgens toch is gaan behandelen terwijl zij geen specialist is. Klager heeft zich hier meerdere keren bij verweerster over beklaagd.

5.3 De raad stelt vast dat verweerster, anders dan klager stelt, in de brief van 24 juni 2015 heeft laten blijken dat zij geen expertise heeft op het gebied van huurrecht. Zij heeft vervolgens een voorlopig advies gegeven, althans zij heeft erop gewezen dat een huurachterstand van drie maanden reeds voldoende is om ontruiming toe te wijzen en heeft mitsdien kenbaar gemaakt dat de zaak van klager niet erg kansrijk was. Het stond klager vervolgens vrij een andere advocaat te zoeken met meer kennis van het huurrecht. Dat heeft klager niet gedaan. Het zoeken van een nieuwe advocaat behoort niet tot de taken van verweerster.

5.4 Verweerster heeft klager de gelegenheid gegeven om met gebruikmaking van door haar doorgevoerde aanvullingen en aanpassingen, een antwoord en een dupliek bij de kantonrechter in te dienen. Klager heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. In het licht van het gehele klachtdossier bezien, past deze aanpak bij een mondige en in geschrift duidelijke cliënt als klager. Het klachtdossier laat een beeld zien waarin verweerster ervoor heeft gezorgd dat de processtukken tijdig bij de rechtbank werden ingediend. Verweerster valt op dit punt geen tuchtrechtelijk verwijt te maken aangezien het klager vrijstond niet van verweersters diensten gebruik te (blijven) maken. Gezien het voorgaande zijn de klachtonderdelen a) en c) ongegrond.

5.5 Klager stelt dat hij tijdens de behandeling van de ontruimingszaak meerdere keren over het optreden van verweerster heeft geklaagd. Verweerster betwist dit. De raad kan daardoor niet vaststellen dat klager gedurende de behandeling door verweerster heeft geklaagd en moet het er daarom voor houden dat de door verweerster gekozen aanpak met goedvinden van klager heeft plaatsgevonden.

Klachtonderdelen b), e), n) en q)

5.6 Met de hier aangeduide klachtonderdelen maakt klager verweerster het verwijt dat zij (i) heeft geweigerd aangifte te doen van ontvreemding van klager zijn telefoon, (ii) heeft geweigerd het TBS-dossier toe te sturen, althans het dossier op te vragen bij justitie, (iii) collect-call gesprekken van klager niet heeft geaccepteerd en (iv) heeft geweigerd in te gaan op het verzoek van klager om de media in te schakelen.

5.7 Verweerster heeft met betrekking tot de haar hier verweten gedragingen opgemerkt dat de verschillende verzoeken van klager niet onder de werkzaamheden van een advocaat in de strafzaak, dan wel in de ontruimingszaak vallen.

5.8 De raad acht het voorstelbaar dat een cliënt, als hij eenmaal door een advocaat wordt bijgestaan, ervan uit gaat dat de advocaat hem alle zaken uit handen neemt. Echter, de werkzaamheden waartoe de advocaat gehouden is, dienen in beginsel te vallen binnen de aan hem als advocaat verstrekte opdracht. Dat is ook het uitgangspunt in de in het hiernavolgende door de raad gehanteerde maatstaf die uitgaat van eisen die ‘in de uitvoering van de opdracht’ gesteld mogen worden.

5.9 Het klachtdossier biedt geen aanknopingspunt voor de door klager in klachtonderdeel b) ingenomen stelling dat de door verweerster aanvaarde opdracht tot verweer in de ontruimingszaak inhield dat zij namens hem ergens aangifte van moest doen.

5.10 Dat verweerster heeft geweigerd het TBS-dossier aan klager toe te sturen, is de raad niet gebleken. Uit het klachtdossier volgt dat verweerster in 2016 het door haar bewaarde deel van het TBS-dossier aan klager heeft toegestuurd. De raad is van oordeel dat verweerster aldus zorgvuldig heeft gehandeld. Verweerster heeft klager mogen verwijzen naar justitie om te proberen meer van het dossier op te vragen.

5.11 Anders dan klager in klachtonderdeel n) tot uitgangspunt lijkt te nemen, kan een cliënt in beginsel niet van zijn advocaat verwachten dat deze zijn collect-call gesprekken voor zijn rekening neemt.

5.12 Een advocaat is niet gehouden de media in te schakelen zodra zijn cliënt daarom verzoekt. Aan het besluit om al dan niet informatie aan de media te verstrekken, dient een evenwichtige belangenafweging vooraf te gaan. Daarbij dient naast het belang van de cliënt, rekening te worden gehouden met gerechtvaardigde andere belangen. De advocaat heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. De raad is tegen deze achtergrond van oordeel dat verweerster heeft mogen besluiten de media niet in te schakelen. Gezien het voorgaande zijn de klachtonderdelen b), e), n) en q) ongegrond

Klachtonderdelen d) en f)

5.13 De klachtonderdelen d) en f) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.14 Met klachtonderdeel d) maakt klager verweerster het verwijt dat zij heeft geweigerd om namens hem een klokkenluiderszaak aangaande structurele tekortkomingen van de verhuurder tegen zijn woningbouwvereniging te behandelen. De raad begrijpt klachtonderdeel f) aldus dat klager verweerster het verwijt maakt dat zij heeft geweigerd een verzoek tot heropening van de TBS-zaak in te dienen.

5.15 De raad stelt bij de beoordeling van deze klachtonderdelen voorop dat een advocaat niet kan worden verplicht een zaak aan te nemen. Het staat hem vrij om te besluiten een zaak niet aan te nemen, indien hij geen aanknopingspunten ziet om de zaak met succes aan te pakken of omdat hij de vereiste expertise mist.

5.16 De raad is, met het oog op voornoemd uitgangspunt, van oordeel dat verweerster heeft mogen besluiten beide door klager gewenste zaken niet te behandelen. Klager had vervolgens de vrijheid zich tot een andere advocaat te wenden; dat heeft hij niet gedaan.

Klachtonderdelen g), h) en i)

5.17 De klachtonderdelen g), h) en i) zien alle op de strafzaak uit 2010 waarin als gevolg van de tegen klager gedane aangifte alle verloven werden ingetrokken. De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.18 Gelet op artikel 46g lid 3 van de Advocatenwet wordt een klacht die wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop een klager kennis heeft genomen, althans redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft, niet-ontvankelijk verklaard.

5.19 De in deze klachtprocedure ingediende stukken bieden niet zonder meer duidelijkheid over wanneer klager kennis heeft kunnen nemen van het handelen en nalaten dat hij klaagster in de onderdelen g), h) en i) verwijt. Vast staat wel dat verweerster in haar brief van 1 augustus 2013 aan klager melding maakt van een telefoongesprek van 27 februari 2012 waarin zij klager heeft medegedeeld dat zij voor hem geen verdere procedures tot schadevergoeding zal voeren. Klager heeft niet betwist dat dit telefoongesprek heeft plaatsgevonden. De raad overweegt dat het niet anders kan dan dat de getuigenverhoren in de strafzaak van 2010 plaatshadden voordat om de schadevergoeding werd verzocht.

5.20 Hieruit volgt dat het vermeende tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en nalaten zich tussen 2010 en 27 februari 2012 moet hebben afgespeeld. Vanaf dat moment is de hiervoor in 5.19 aangeduide driejaarstermijn gaan lopen. Klager heeft zijn klacht op 2 februari 2016 ingediend. Tussen het moment waarop het vermeend verwijtbaar handelen zou hebben plaatsgevonden en het moment van het indienen van de klacht, waren derhalve reeds meer dan drie jaren verstreken. Gelet daarop is klager niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen g), h) en i). Voor zover klager heeft bedoeld dat verweerster middels een civiele procedure een wetswijziging had kunnen (en moeten) bewerkstelligen, berust de klacht op een misvatting.

5.21 Voor zover klager verweerster met de klachtonderdelen g) en h) het verwijt maakt dat zij ondanks zijn recente verzoek om schadevergoeding te proberen te krijgen voor de ingetrokken verloven na de aangifte in 2010 heeft geweigerd procedures voor hem aan te spannen, geldt dat verweerster in haar brief van 1 augustus 2013 gemotiveerd heeft bericht waarom zij geen gronden zag voor het aanhangig maken van een procedure. De raad overweegt ook hier dat het verweerster vrij stond om de door klager gewenste opdracht al dan niet aan te nemen. Voor zover de klachtonderdelen g) en h) zodoende zien op het recente verzoek van klager, zijn zij ongegrond.

Klachtonderdeel j)

5.22 De raad stelt bij de beoordeling van klachtonderdeel j) voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

5.23 Verweerster voert met betrekking tot klachtonderdeel j) aan dat zij tijdens alle zittingen die hebben plaatsgevonden in de periode van juli 2015 tot en met december 2015, heeft verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen of te schorsen. Klager heeft dit niet betwist. De raad kan aldus niet vaststellen dat verweerster niet datgene heeft gedaan wat van haar verwacht mocht worden als een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

Klachtonderdeel k)

5.24 De raad begrijpt klachtonderdeel k) aldus dat klager verweerster het verwijt maakt dat zij in de periode tussen 1 december 2015 en 5 februari 2016 niet de psychiater en de psycholoog heeft willen benaderen ter voorkoming van weer een pro forma zitting.

5.25 Verweerster voert aan dat de officier van justitie haar op 1 december 2015 heeft bericht dat de rapporten op 20 december 2015 gereed zouden zijn, waarna zij zouden worden doorgestuurd aan de reclassering voor advies. Verweerster heeft de officier van justitie op 8 december 2015 per e-mail verzocht ervoor te zorgen dat de toegezegde planning ook daadwerkelijk zou worden nagekomen. Nadat de officier van justitie dat, onder verwijzing naar bewijsstukken, had bevestigd, zag verweerster geen rol meer voor zichzelf weggelegd.

5.26 De raad volgt verweerster in haar stelling dat verdergaande acties op dit punt niet van haar konden worden verwacht. Klachtonderdeel k) is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel l)

5.27 Met klachtonderdeel l) maakt klager verweerster het verwijt dat zij in de strafzaak van 2015 niet alle getuigen heeft gehoord die klager gehoord wilde hebben en de wel gehoorde getuigen niet heeft gehoord zoals hij dat wenste.

5.28 In haar brief van 28 juni 2015 heeft verweerster haar werkwijze ten aanzien van een specifieke getuige aan klager toegelicht. Verweerster heeft gemotiveerd aangegeven dat en waarom zij niet om die persoon als getuige heeft willen verzoeken; de kans dat deze een voor klager belastende verklaring zou afleggen, was onaanvaardbaar groot.

5.29 De raad overweegt dat de omstandigheid dat verweerster niet alle door klager voorbereide vragen aan de door hem genoemde getuigen heeft willen stellen, niet zonder meer maakt dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. De advocaat en de cliënt bepalen samen de procestactiek in een zaak. Niet is komen vast te staan dat klager verweerster heeft laten weten dat hij onvoldoende vertrouwen had in de gekozen tactiek. De raad acht de door verweerster gemaakte keuzes verdedigbaar.

Klachtonderdelen m) en p)

5.30 De klachtonderdelen m) en p) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.31 De raad overweegt dat klager zijn klachten dat verweerster zich alleen heeft bekommerd om de opbrengsten uit de toevoeging en zich manipulerend en intimiderend heeft gedragen, tegenover de betwisting door verweerster onvoldoende heeft onderbouwd zodat de eraan ten grondslag gelegde feiten niet kunnen worden vastgesteld. Voor zover klager heeft bedoeld dat verweerster ondanks zijn daartoe strekkende verzoeken weigert zich als zijn advocaat in de strafzaak van 2015 te onttrekken, merkt de raad op dat ter zitting is gebleken dat klagers verzoeken op verweerster waren overgekomen als niet-ondubbelzinnig. Dat klager verweerster niet meer als zijn advocaat wil, is haar vervolgens wel duidelijk geworden. De klachtonderdelen m) en p) zullen op grond van het voorgaande ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel o)

5.32 Met klachtonderdeel o) maakt klager verweerster het verwijt dat zij te weinig heeft gedaan om zijn onschuld boven tafel te krijgen. In het licht van het dossier en van de verklaringen van verweerster en klager heeft de raad niet kunnen vaststellen dat dit verwijt terecht is.

Slotsom

Slotsom is dat de klachtonderdelen a), b), c), d), e), f), j), k), l), m), n), o), p) en q) ongegrond zijn en klager niet-ontvankelijk is in de klachtonderdelen g), h) en i).

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen g), h) en i);

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. G. Kaaij en R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juli 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 18 juli 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

-  de deken van de Nederlandse orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl