ECLI:NL:TADRAMS:2016:159 Raad van Discipline Amsterdam 16-052/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:159
Datum uitspraak: 18-07-2016
Datum publicatie: 25-07-2016
Zaaknummer(s): 16-052/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van advocaat over advocaat wederpartij. Verweerster heeft in haar bemiddelingsverzoek geen onduidelijkheid laten bestaan over de hoedanigheid waarin zij is opgetreden. Verweerster heeft in het bemiddelingsverzoek het door klager ingenomen standpunt voldoende duidelijk toegelicht. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 18 juli 2016

in de zaak 16-052/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 16 juli 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 28 januari 2016 met kenmerk 4015-0503, door de raad ontvangen op 28 januari 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 juni 2016 in aanwezigheid van een kantoorgenoot van verweerster. Klager en verweerster zijn met bericht van afwezigheid niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken, genummerd 1 tot en met 13 op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerster is in diverse procedures opgetreden voor de heer Y. De ex-echtgenote van Y is in die procedures bijgestaan door klager als advocaat.

2.2 In 2014 heeft klager van deze raad de maatregel van een waarschuwing opgelegd gekregen omdat hij zich jegens de heer Y onnodig grievend had uitgelaten.

2.3 Verweerster heeft klager op 22 december 2014 een brief met een aansprakelijkstelling gestuurd. De brief luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Cliënt stelt u aansprakelijk voor de door hem geleden en nog te lijden schade daar u onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. (…) Ik verzoek u namens cliënt om deze zaak bij uw beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar te melden en mij van deze melding een afschrift te sturen.”

2.4 Verweerster heeft zich bij brief van 18 juni 2015 tot de deken gewend. De brief van 18 juni 2015 luidt voor zover relevant als volgt:

“Daar cliënt de Nederlandse taal in geschrift onvoldoende beheerst, heeft hij mij met klem verzocht om u te verzoeken te bemiddelen in een tussen hem en [klager] gerezen geschil.

Cliënt heeft [klager] aansprakelijk gesteld voor door hem geleden en nog te lijden schade daar hij van oordeel is dat [klager] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. (…) Daarnaast heeft cliënt [klager] verzocht om de kwestie voor te leggen aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. [Verweerder] weigert zulks, kort gezegd, te doen.

[Verweerder] stelt daartoe: “De verzekering dekt aansprakelijkheid als gevolg van beroepsuitoefening. Beroepsuitoefening die gebaseerd is op een overeenkomst van opdracht. Ik heb met uw cliënt niet zo’n relatie.”

2.5 Een brief van 25 juni 2015 van een stafmedewerker van de deken luidt voor zover van belang als volgt:

“[Verweerster] verzocht mij met een brief van 18 juni 2015 namens haar cliënt te bemiddelen in een kwestie met [klager].”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij in haar bemiddelingsverzoek van 18 juni 2015 niet helder is geweest over haar optreden in hoedanigheid van advocaat van Y en het ten onrechte doet voorkomen alsof klager niet op verzoeken van de heer Y heeft gereageerd.

3.2 Klager stelt ter toelichting op zijn klacht dat verweerster in haar brief van 18 juni 2015 ten onrechte niet vermeldt dat zij namens haar cliënt reeds een aansprakelijkstelling heeft gestuurd en aldus heeft gehandeld in strijd met Gedragsregel 29.

4 VERWEER

4.1 Verweerster voert gemotiveerd verweer waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.

5 BEOORDELING

5.1 Uit de omstandigheid dat verweerster in het bemiddelingsverzoek van 18 juni 2015 – welk verzoek is afgedrukt op het briefpapier van het advocatenkantoor van verweerster – spreekt over ‘haar cliënt’ volgt naar het oordeel van de raad genoegzaam dat verweerster is opgetreden in de hoedanigheid van advocaat van Y. Dat van onduidelijkheid geen sprake is, blijkt ook uit de reactie van 25 juni 2015 van de stafmedewerker van de deken, die spreekt over ‘een namens de cliënt van verweerster ingediend bemiddelingsverzoek’.

5.2 Dat verweerster het in haar bemiddelingsverzoek van 18 juni 2015 doet voorkomen alsof klager niet heeft gereageerd op verzoeken van de heer Y, ziet de raad daar evenmin in. Verweerster licht in haar bemiddelingsverzoek juist het door klager ingenomen standpunt toe. Ook volgt uit het bemiddelingsverzoek dat klager reeds aansprakelijk is gesteld. Gezien het voorgaande is de klacht ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. G. Kaaij en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juli 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 18 juli 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl