ECLI:NL:TADRAMS:2016:157 Raad van Discipline Amsterdam 16-168/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:157
Datum uitspraak: 12-07-2016
Datum publicatie: 19-07-2016
Zaaknummer(s): 16-168/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Verweerster kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het feit dat zij geen procedure aanhangig heeft gemaakt. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 12 juli 2016

in de zaak 16-168A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 16 juni 2016 met kenmerk 4015-0724, door de raad ontvangen op 17 juni 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. De voorzitter heeft daarnaast kennisgenomen van een fax van klager van 26 juni 2015.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager heeft zich op 3 juli 2015 tot verweerster gewend in verband met door hem geleden schade ten gevolge van het binnentreden door de politie in zijn woning waarbij zijn voordeur is geforceerd. Verweerster heeft bij brief van 3 juli 2015 namens klager de politie aansprakelijk gesteld.

1.2 Verweerster heeft klager op toevoegingsbasis bijgestaan. Klager heeft de eigen bijdrage en kosten voor het opvragen van medische gegevens aan verweerster voldaan.

1.3 Een brief van 3 juli 2015 van verweerster aan de huisarts van klager luidt als volgt:

“Namens cliënt [klager] (…) verzoek ik u vriendelijk om mij een kopie van zijn medisch dossier te doen toekomen. Hij geeft aan dat hij mishandeld is door de politie en dat hij hiervan letsel heeft ondervonden aan zijn schouder waardoor hij geen tassen kan tillen noch kan sporten. Kunt u dit bevestigen?”

1.4 Bij brief van 14 juli 2015 heeft de huisarts van klager medische informatie aan verweerster verstrekt.

1.5 Bij een aan verweerster gerichte e-mail van 18 augustus 2015 heeft een juriste van de politie het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De juriste heeft opgemerkt dat de politie is binnengetreden omdat de neef van klager geen contact met klager had kunnen krijgen en zich ernstige zorgen maakte over (de gezondheidstoestand) van klager. Over het moment van binnentreden merkt zij op:

“De agenten hebben aangebeld, opgebeld, gebonkt en geroepen. Maar zij kregen geen reactie. Met lichte moeite konden zij de deur openen. De deur kon wel weer dicht, maar er moest wel het een en ander gerepareerd worden.

In de woning hebben ze [klager] in de kelder aangetroffen. Hij was niet van plan geweest de deur te openen, hij voelde zich niet lekker. (…) De hele woning was sterk vervuild en heel heet gestookt met de kachels. Hij wilde niet nagekeken worden door een ambulance. Hij kon zich wel bewegen en liep wat door de woning heen en weer. De agent heeft hem aangeraden naar de huisarts te gaan vanwege zijn gezondheid. (…)

De politie heeft gehandeld uit zorg voor uw cliënt. Hij was in de woning, maar heeft niet gereageerd, niet op zijn neef en niet op de politie. Door wel te reageren had hij op eenvoudige wijze de schade kunnen voorkomen.”

1.6 Een brief van 12 oktober 2015 van verweerster aan klager luidt, voor zover van belang, als volgt:

“We hebben vandaag uitgebreid het antwoord van de politie op onze aansprakelijkheidstelling besproken in het bijzijn van uw vriend die ook bij de aanname van de zaak aanwezig was. Ik concludeer dat uit het antwoord dat ik van de politie heb ontvangen onvoldoende blijkt dat de politie onrechtmatig heeft gehandeld.

De politie had redenen om te veronderstellen dat u in een noodsituatie verkeerde. Blijkens de meegestuurde meldingen hebben zij zowel van de buren als van uw neef vernomen dat noch buren noch neef gedurende enige [tijd] contact met u hebben kunnen krijgen. (…) De politie ontkent fysiek geweld jegens u te hebben toegepast. Indien u hiervan bewijs heeft dan verzoek ik u vriendelijk om mij een kopie te sturen. (…)

Als ik geen nadere informatie over deze zaak van u ontvang dan ga ik over tot sluiting.”

Op het dekenspreekuur van 22 oktober 2015 heeft klager een klacht ingediend over verweerster.  

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a) drie maanden lang niet bereikbaar is geweest voor klager en (in die periode) ook niets aan zijn zaak heeft gedaan;

b) geen procedure voor klager heeft gestart terwijl klager wel (zijn eigen bijdrage) had betaald;

c) de huisarts van klager ‘leugenaar’ heeft genoemd.

2.2 Klager stelt ter toelichting op klachtonderdeel a) dat hij slechts twee maal contact met verweerster heeft gehad; bij aanvang van de zaak en op het moment dat verweerster heeft medegedeeld geen procedure te zullen starten. Verweerster heeft in de tussenliggende periode ook niet op faxen van klager gereageerd.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert gemotiveerd verweer. Op het verweer van verweerster zal hierna, waar nodig, worden ingegaan.

4 BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

4.1 De voorzitter stelt bij de beoordeling van klachtonderdeel a) voorop dat de tuchtrechter de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang toetst, maar bij zijn beoordeling wel rekening houdt met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waarvoor hij kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen zijn beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Tot die professionele standaard behoort het hebben van voldoende kennis van juridische (on)mogelijkheden om een zaak voor een cliënt te behartigen. Bovendien is een advocaat gehouden de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen.

4.2 Verweerster betwist dat zij onbereikbaar is geweest en niets in het dossier van klager heeft gedaan. Verweerster legt ter onderbouwing van haar standpunt een ‘uitdraai van het takenbeheer systeem’ van haar kantoor over.

4.3 De voorzitter stelt vast dat klager de inhoud van de uitdraai niet heeft betwist. De voorzitter moet het er aldus voor houden dat de in de uitdraai vermelde contactmomenten hebben plaatsgevonden en de vermelde werkzaamheden zijn uitgevoerd. Het klachtdossier laat (aldus) een beeld zien waarin in de periode tussen juli 2015 en december 2015 regelmatig contact tussen klager en verweerster heeft plaatsgevonden en verweerster met een zekere regelmaat brieven in het dossier heeft gestuurd en (telefoon)gesprekken heeft gevoerd. Verweerster heeft naar het oordeel van de voorzitter het dossier van klager aldus voldoende zorgvuldig behandeld.

4.4 Dat klager faxen aan het kantoor van verweerster heeft gestuurd, is de voorzitter niet gebleken. Klager heeft zijn klacht, tegenover de betwisting door verweerster, op dit punt onvoldoende onderbouwd. Klachtonderdeel a) is gezien het voorgaande kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.5 De voorzitter stelt bij de beoordeling van klachtonderdeel b) voorop dat van een advocaat niet kan worden verwacht dat hij een procedure aanhangig maakt, indien hij daartoe geen mogelijkheden ziet. De verhouding tussen de advocaat, als opdrachtnemer, en de cliënt, als opdrachtgever, brengt weliswaar mee dat de advocaat in beginsel gehouden is de instructies van zijn cliënt op te volgen. Indien de advocaat echter uitvoering van een instructie van zijn cliënt onverenigbaar acht met de op hem rustende verantwoordelijkheid voor zijn eigen optreden, en dit verschil van mening niet in onderling overleg kan worden opgelost, dan kan de advocaat niet zijn eigen wil doorzetten, maar dient hij zich uit de zaak terug te trekken.

4.6 Verweerster heeft op basis van de haar beschikbare stukken geen aanknopingspunten gezien om een procedure aanhangig te maken. De voorzitter is van oordeel dat verweerster haar standpunt daaromtrent voldoende zorgvuldig heeft weergegeven in haar brief van 12 oktober 2015. In voornoemde brief refereert verweerster bovendien aan een met klager (en zijn vriend) gevoerd gesprek waarin zij haar standpunt heeft toegelicht. De voorzitter is tegen deze achtergrond – en in het licht van de hiervoor in 4.5 weergegeven maatstaf – van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van haar handelwijze. Dat klager zijn eigen bijdrage heeft betaald, doet daar niet aan af. Gebleken is immers dat verweerster werkzaamheden ten behoeve van klager heeft uitgevoerd. De door klager betaalde eigen bijdrage ziet op die werkzaamheden.

4.7 Gezien het voorgaande is klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.8 Met klachtonderdeel c) maakt klager verweerster het verwijt dat zij klager zijn huisarts ‘leugenaar’ heeft genoemd. Verweerster betwist dit.

4.9 Dat verweerster de huisarts van klager ‘leugenaar’ heeft genoemd, is de voorzitter niet gebleken. Klager heeft dit onderdeel van zijn klacht, tegenover de betwisting door verweerster, onvoldoende onderbouwd. Ook het klachtdossier biedt geen aanknopingspunt voor de stelling van klager. Klachtonderdeel c) is derhalve kennelijk ongegrond.

4.10 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S.M. Balkema als griffier op 12 juli 2016

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 12 juli 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRO 3.31, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl