ECLI:NL:TADRAMS:2016:152 Raad van Discipline Amsterdam 16-270/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2016:152
Datum uitspraak: 11-07-2016
Datum publicatie: 18-07-2016
Zaaknummer(s): 16-270/A/NH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Overname van zaken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht advocaat tegen andere advocaat in verband met overname piket ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 11 juli 2016

in de zaak 16-270/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 31 augustus 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 21 maart 2016 met kenmerk mb/md/15-317, door de raad ontvangen op 24 maart 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 mei 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- de in hiervoor onder 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de bij die brief gevoegde stukken genummerd 1 t/m 18 met bijlagen;

- de brief met bijlagen van verweerder van 24 mei 2016;

- de bijlagen bij de pleitnotities van klager van 30 mei 2016;

- het door verweerder ter zitting overgelegde formulier Melding Piketcentrale van 16 augustus 2015.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Op 16 augustus 2015 had verweerder vreemdelingenpiketdienst. In verband met de aanhouding van vreemdelingen op een zeiljacht in de haven van IJmuiden kreeg verweerder op 16 augustus 2015 25 piketmeldingen, waaronder 16 zogeheten NN-meldingen (meldingen met betrekking tot personen waarvan de identiteit niet kan worden vastgesteld).

2.2 Naar aanleiding van deze meldingen heeft verweerder op 16 augustus 2015 een aantal vreemdelingen bezocht in Detentiecentrum Schiphol aan de Duizendbladweg 100 te Badhoevedorp, waaronder mevrouw N uit Vietnam. Van het piketbezoek heeft verweerder een Verklaring optreden piket, voorzien van een stempel van het detentiecentrum aan de Raad voor Rechtsbijstand gezonden.

2.3 Op 17 augustus 2015 had klager vreemdelingenpiketdienst. Op die dag is mevrouw N door de Koninklijke Marechaussee (KMAR) gehoord. Om 18:50 uur is haar de maatregel van bewaring opgelegd. Blijkens het proces-verbaal van gehoor heeft mevrouw N verklaard geen advocaat bij het gehoor te willen, maar wel rechtsbijstand gedurende de verdere procedure van bewaring. Die avond ontving klager een piketmelding voor mevrouw N, die tevens de beslissing van de vreemdelingenbewaring bevatte. Klager heeft mevrouw N op 18 augustus 2015 bezocht. Tijdens dat bezoek werd klager gebeld door verweerder met de mededeling dat hij mevrouw N op 16 augustus 2015 al had gezien en dat hij als haar raadsman zal optreden.

2.4 Verweerder heeft mevrouw N op 18 augustus 2015 nogmaals bezocht. Op zijn verzoek heeft mevrouw N een verklaring getekend, waarin zij verklaart dat verweerder haar op 16 augustus 2015 rechtsbijstand heeft verleend inzake aanhouding voor inbewaringstelling en dat zij wenst dat hij beroep instelt tegen de vreemdelingenbewaring. Verweerder heeft op 18 augustus 2015 namens mevrouw N beroep ingesteld tegen de vreemdelingenbewaring.

2.5 Op 20 augustus 2015 heeft de rechtbank Den Haag verweerder telefonisch geïnformeerd dat ook klager een beroepschrift namens mevrouw N had ingediend. Bij faxbrief van 20 augustus 2015 aan klager heeft verweerder klager verzocht om het beroepschrift in te trekken. Bij faxbrief van 24 augustus 2015 heeft verweerder zijn verzoek herhaald en klager verzocht om nog diezelfde dag te reageren, bij gebreke waarvan hij de zaak aan de deken zou voorleggen.

2.6 Bij faxbrief van 25 augustus 2015 aan de deken heeft verweerder een bemiddelingsverzoek gedaan.

2.7 Op 25 augustus 2015 heeft klager per e-mail aan de Raad voor Rechtsbijstand om opheldering gevraagd ten aanzien van de piketmeldingen. Bij e-mail van diezelfde datum aan klager heeft een medewerker van de Raad voor Rechtsbijstand onder meer geschreven:

Vanuit de KMar heb ik begrepen dat één en ander zeer chaotisch is verlopen dat betreffende weekend. De eerste meldingen zijn op zondag vanuit IJmuiden gedaan in de ophoudingsfase en door de Piketcentrale uitgemeld aan [verweerder]. De meldingen die u heeft ontvangen zijn door de Kmar Schiphol aangemeld bij de Piketcentrale naar aanleiding van de ibs. Er is dus vanuit twee verschillende locaties van de KMar gewerkt en zij hebben op de meldingen die u heeft ontvangen niet vermeld dat er al een advocaat betrokken geweest bij de ophouding. Op mijn vraag of er dan wellicht twee verschillende advocaten tot een vreemdeling zijn toegelaten moest hij het antwoord schuldig blijven. De piketcentrale heeft de meldingen niet kunnen koppelen, omdat er in eerste instantie sprake was van nn-meldingen.

2.8 Bij e-mail van 28 augustus 2015 aan partijen heeft de deken klager geadviseerd om zich als raadsman te onttrekken. Klager heeft vervolgens het beroep ingetrokken.

2.9 Bij brief van 31 augustus 2015 aan de deken heeft klager zijn klacht tegen verweerder ingediend.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder zonder overleg en nadat klager zijn cliënte al had gesproken, deze cliënte toch heeft bezocht naar aanleiding van een melding vreemdelingenpiket;

b) klager ten onrechte het door hem ingestelde beroep bij de rechtbank Den Haag heeft moeten intrekken nadat de deken hem bij dekenbemiddeling hiertoe had geadviseerd, als gevolg waarvan klager schade lijdt in de vorm van gemiste omzet.

3.2 Volgens klager heeft verweerder niet aangetoond dat hij met betrekking tot mevrouw N een piketmelding heeft ontvangen. Verweerder heeft slechts een melding staandehouding afkomstig van de KMAR getoond met betrekking tot een vreemdeling geregistreerd onder nummer NN9. Klager verwijst naar het proces-verbaal van staandehouding, waaruit blijkt dat mevrouw N op 15 augustus 2015 ten overstaan van de KMAR opgaaf heeft gedaan van haar identiteit. Volgens klager is er dan ook geen enkele reden om te veronderstellen dat voor mevrouw N op de piketmelding NN09 als aanduiding van haar identiteit zou zijn gebruikt.  

4 VERWEER

4.1 Verweerder verwijst naar de piketmelding van 16 augustus 2015 met daarop de aanduiding NN9, welke hij ter zitting in het geding heeft gebracht. Volgens verweerder heeft hij op 18 augustus 2015 overleg gehad met de IND, uit welk overleg bleek dat vier vreemdelingen per abuis opnieuw aan de piketcentrale waren gemeld zonder aantekening dat verweerder reeds als hun advocaat optrad. De piketcentrale heeft verweerder meegedeeld dat de melding van mevrouw N reeds was doorgezonden aan klager en dat hij een en ander met klager diende kort te sluiten onder opgave van het mobiele telefoonnummer van klager. Dat heeft verweerder gedaan, maar klager deelde hem mee niets met hem te maken te hebben.

5 BEOORDELING

5.1 De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 Op grond van het dossier kan de raad vaststellen dat verweerder op 16 augustus 2015 vreemdelingenpiketdienst had en dat hij een groot aantal piketmeldingen had ontvangen. Het is dan ook aannemelijk dat verweerder mevrouw N heeft bezocht in het kader van een piketmelding. Verder staat vast dat op 17 augustus 2015 een piketmelding voor mevrouw N aan klager is gestuurd. Uit de verklaring van de medewerker van de Raad voor Rechtsbijstand blijkt voorts dat die situatie dat weekend chaotisch was en dat er vanuit twee verschillende locaties van de KMAR meldingen zijn gedaan aan de Piketcentrale. Vanwege het feit dat in eerste instantie sprake was van NN-meldingen, heeft de Piketcentrale de meldingen niet kunnen koppelen. Het is dan ook aannemelijk dat de Raad voor Rechtsbijstand abusievelijk een aantal meldingen aan klager heeft gedaan, terwijl verweerder al als advocaat betrokken was bij de ophouding.

5.3 De raad is niet gebleken dat verweerder zich opzettelijk en doelbewust een piketmelding heeft willen toe-eigenen die bedoeld was voor klager. De klacht is dan ook ongegrond. 

Ad klachtonderdeel b)

5.4 Naar het oordeel van de raad valt het klager niet te verwijten dat hij vanwege de ontstane situatie om dekenbemiddeling heeft verzocht, noch dat de deken heeft geadviseerd zoals ze heeft gedaan. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis, N.M.N. Klazinga, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juli 2016.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 11 juli 2016

verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl